Wikisource
nlwikisource
https://nl.wikisource.org/wiki/Hoofdpagina
MediaWiki 1.45.0-wmf.5
first-letter
Media
Speciaal
Overleg
Gebruiker
Overleg gebruiker
Wikisource
Overleg Wikisource
Bestand
Overleg bestand
MediaWiki
Overleg MediaWiki
Sjabloon
Overleg sjabloon
Help
Overleg help
Categorie
Overleg categorie
Hoofdportaal
Overleg hoofdportaal
Auteur
Overleg auteur
Pagina
Overleg pagina
Index
Overleg index
TimedText
TimedText talk
Module
Overleg module
Rijmbijbel/4 Koningen
0
12022
209008
208900
2025-06-12T11:39:21Z
Havang(nl)
4330
Tekst vervangen door "<pages index="Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf" from=163 fromsection=s2 to=186 tosection=s1 header=1 extra_info="'''''Alle voetnoten en regelnummers zijn wikisource-toevoegingen.'''''"/>"
209008
wikitext
text/x-wiki
<pages index="Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf" from=163 fromsection=s2 to=186 tosection=s1 header=1 extra_info="'''''Alle voetnoten en regelnummers zijn wikisource-toevoegingen.'''''"/>
g5ud4edualkwr45e1p7mpwgbmcfab9j
Beschrijving der schilderijen op 's Rijks Museum te Amsterdam/Inhoud
0
27856
208980
207495
2025-06-11T18:50:37Z
2A02:A03F:853D:1600:9813:F4A5:B57A:E726
Versie 207495 van [[Speciaal:Contributions/Havang(nl)|Havang(nl)]] ongedaan gemaakt.
208980
wikitext
text/x-wiki
{{Grijs|[p. ii]}}
{{Center|<big>INHOUD.</big>}}
{| width="100%"
|
| align="right" | Blz.
|-
| [[Beschrijving der schilderijen op 's Rijks Museum te Amsterdam/Reglement|REGLEMENT VOOR HET BEZOEKEN VAN EN STUDEREN OP ’S RIJKS MUSEUM]]
| valign="bottom" align="right" | III.
|-
| [[Beschrijving der schilderijen op 's Rijks Museum te Amsterdam/Inleiding|INLEIDING]]
| valign="bottom" align="right" | V.
|-
| [[Beschrijving der schilderijen op 's Rijks Museum te Amsterdam/Korte geschiedenis van den oorsprong en de lotgevallen van 's Rijks Museum|KORTE GESCHIEDENIS VAN DEN OORSPRONG EN DE LOTGEVALLEN VAN ’S RIJKS MUSEUM]]
| valign="bottom" align="right" | XI.
|-
| [[Beschrijving der schilderijen op 's Rijks Museum te Amsterdam/Verklaring van de verkortingen, in dit werk voorkomende|VEEKLARING VAN DE VERKORTINGEN]]
| valign="bottom" align="right" | XVI.
|-
| [[Beschrijving der schilderijen op 's Rijks Museum te Amsterdam/Beschrijving der schilderijen|BESCHRIJVING DER SCHILDERIJEN]]
| valign="bottom" align="right" | 1.
|-
| [[Beschrijving der schilderijen op 's Rijks Museum te Amsterdam/Alphabetische lijst van bekende personen, wier portretten op 's Rijks Museum in schilderij aanwezig zijn|ALPHABETISCHE LIJST VAN BEKENDE PERSONEN, WIER PORTRETTEN OP ’S RIJKS MUSEUM, IN SCHILDERIJ, AANWEZIG ZIJN]]
| valign="bottom" align="right" | 193.
|}
h1n9jv6p0v6c9vdqko4e8swnosuz1k4
208981
208980
2025-06-11T21:17:27Z
Havang(nl)
4330
Versie 208980 van [[Speciaal:Contributions/2A02:A03F:853D:1600:9813:F4A5:B57A:E726|2A02:A03F:853D:1600:9813:F4A5:B57A:E726]] ongedaan gemaakt.
208981
wikitext
text/x-wiki
{{Nuweg|gekoppeld aan index, verplaatst naar [[Pagina:Beschrijving der schilderijen op 's Rijks Museum te Amsterdam (1858).pdf/4]]}}
tf94972id81oabuuxzqu07h4tkg853f
208982
208981
2025-06-11T21:19:54Z
Havang(nl)
4330
208982
wikitext
text/x-wiki
{{Nuweg|gekoppeld aan index, verplaatst naar [[Pagina:Beschrijving der schilderijen op 's Rijks Museum te Amsterdam (1858).pdf/4]], zie weergave in [[Beschrijving der schilderijen op 's Rijks Museum te Amsterdam]]}}
rg03th9ydohn9ot3jq2vhgcb90g4r1e
Gebruiker:Havang(nl)
2
46615
208979
208326
2025-06-11T15:05:36Z
Havang(nl)
4330
208979
wikitext
text/x-wiki
{{#babel:nl|fr-3|en-2|de-1||||||}}
*[[m:nl:Gebruiker:Havang(nl)]]
*[[m:fr:Utilisateur:Havang(nl)]]
*[[s:fr:Utilisateur:Havang(nl)]]
*[[:Commons:User:Havang(nl)]]
<poem>
;In uitvoering
[[Sinne- en minnebeelden XVII]]
[[Index:Apologie van Pr Willem I van 1580.pdf]]
[[Index:Correspondance de Guillaume le Taciturne, prince d’Orange, 1857.djvu]]
[[Index:De Groote Schouburgh Der Nederlantsche Konstschilders En Schilderessen 1718 vol 1.djvu]] 3 delen koppelen aan index
[[Index:Milton, Het paradijs verloren, vert. Ten Kate (1878).pdf]]
</poem>
[https://nl.wikisource.org/w/index.php?title=Speciaal:PaginasZonderScans&limit=5000&offset=0 Speciaal:PaginasZonderScans]
6xe10dtlnv1jn7a2ocfge9u1tnmtlqr
Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/163
104
79694
209007
208881
2025-06-12T11:38:02Z
Havang(nl)
4330
209007
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{r|f74r}}</noinclude><section begin="s1"/><poem>
Diemen maecte in sinen dagen{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom a}}}}}}
Ende doe men dwoech des coninx wagen
Lecten die honde daer siin bloet
{{sup|12810}}Alse helyas die profete goet
Van hem vorseide als ict las
Na hem wart coninc ochosias
Siin sone daer ic nu af late
Iosafat voer sire strate
{{sup|12815}}Te iherusalem wart segic u
Hem ghemoete die profete iehu
Diene scalt dat hi den quaden
Helpen sal ende staen te staden<ref>staden: toestaan</ref>
{{initiaal|I}}osafat hadde xxxv iaer
{{sup|12820}}Als hi crone droech dats waer
xvi iaer droechi crone daer
Ins coninc achabs vierde iaer
So hadde hi die crone ontfaen
Selc leven leefdi sonder waen
{{sup|12825}}Alse siin vader was ghelike
Int derde iaer van sinen rike
Hiet hi die papen enten heren
Dat si die wet souden leren
Den volke also daer toe behort
{{sup|12830}}In siin rike in elke port
Die arabine<ref>arabine: arabieren</ref> entie amonieten
Ende daer toe mede die moabiten
Die doe quamen in sinen tiden
Indat lant van iuda striden
{{sup|12835}}Omtrent engaddi in die stede
Ende iosafat dede sine ghebede
Doe troesten ∙i∙ profete wel
Zacharias<ref>zacharias: Zekarja (Vulg. Zacchariae (gen.) Hist.Schol. Zachariae (gen.)), vader van de profeet Jachaziël. Hij leefde ten tijde van koning Josafat. Bijbel: 2 Kr 20:14, Hist.Schol. Lib.IV Reg. Cap.XL</ref> sone asael
Ende hi sprac aldus tehem
{{sup|12840}}O iuda ende iherusalem
Trect margiin uut siit onvervaert
God sal met u siin indie vaert{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom b}}}}}}
Doe versloechi sine viande
Ende verdreefse uten lande
{{sup|12845}}Vort meer bleef hi goet man
Die van edom waren nochtan
Met tsense<ref>tsense: schatting, cijns.</ref> onder iosafat
Want david dwancse an dat
Oec sende hi scepe in offier<ref>offier: Ofir (Vulg./Hist.Schol. Ophir), plaats in Zuidwest-Arabië, bekend om het goud dat er vandaan kwam. Bijbel: vgl. 1 K 9:28, Hist.Schol. Lib.III Reg. Cap.XXXV</ref>
{{sup|12850}}Om gout dat leesmen hier
Die in asia gabra<ref>Ezion-Geber of Asiongaber was een stad in Edom (Idumea), een haven in het noordelijke deel van de golf van Akaba, in de regio van het moderne Akaba en Eilat.</ref> braken
Die scade van deser saken
Vorseide hem eleazarus wel
Om dat hi in israel
{{sup|12855}}Met ochosia wel was vrient
Hier sprac hi heefstu der doot verdient
Doe starf die coninc iosafat
Ende men groevene in davids stat
In sinen tiden wi lesen dus
{{sup|12860}}Was silius carpentus
Die ∙ix∙ vanden latinen
Van enease ende van lavinen
Ende tien tiden wi lesen dus
Silius tyberus
{{sup|12865}}Die indie tybre verdranc
Soe hieter na als ict vant
Te voren hiet soe albula<ref>albula: Albula (Hist.Schol. Albula), oude naam van de rivier de Tiber. Bijbel: Hist.Schol. Lib.III Reg. Cap.XL</ref>
Die ∙ix∙<ref>ix: in een andere versie van de rijmbijbel staat wel degelijk 11: Dellefste siliuius (l. siluius) agrippa. Rijmb. p. 310-311, r. 33-1, West-Vlaanderen, 1285 </ref> silius agrippa<ref>silius agrippa: Agrippa Silvius, volgens een al in de vroege oudheid geschreven (maar niet historische) lijst de elfde koning van Alba Longa.</ref>
Dese iii coninge als wiit horen
{{sup|12870}}Deen achter dander voren
Droegen crone in alba die stat
Tien tiden dat was iosafat
Nu segic vort verneemt wel
Vanden rike van israel
{{initiaal|A}}chabs sone ochosias
Die in samaria coninc was
Ontfinc drike dats waer
In iosafats xvii iaer
Ende hi leide selc leven als die vader
{{sup|12880}}Entie moeder bede gader<ref>Hier eindigt 1 Koningen zonder dat het in de rijmbijbel wordt aangemerkt, zelfs niet door een initiaal.</ref>
</poem>
<section end="s1"/>
<section begin="s2"/><poem>
Insinen tiden weetmen wel
Verloren die van israel
Dat bewanc vanden moabiten
Dat mogen si sire quaetheit witen
{{sup|12885}}Want ochosias viel ∙i∙ val
Daer hi af siec was ende qual
</poem><section end="s2"/><noinclude></noinclude>
6qqe5tf66qlhg9fjnwacgtqqcpaijaz
Index:Sjaïr Bidasari oorspronkelijk Maleisch gedicht, Volume 1.pdf
106
79715
208978
208977
2025-06-11T15:02:39Z
Havang(nl)
4330
208978
proofread-index
text/x-wiki
{{:MediaWiki:Proofreadpage_index_template
|Type=boek
|Taal=nl
|wikidata=Q134854164
|Titel=
|Ondertitel=
|Deel=
|Auteur=
|Vertaler=
|Redacteur=
|Illustrator=
|Stroming=
|Jaar=
|Uitgever=
|Plaats=
|Druk=
|OorspronkelijkeUitgave=
|Key=
|doe_wikidata=
|ISBN=
|OCLC=
|LCCN=
|BNF_ARK=
|DBNL=
|Bron=pdf
|Afbeelding=7
|Voortgang=C
|Delen=
|Pagina's='''Inleiding'''
<pagelist from=1 to=51 1=Omslag 2to6=- 7=Titel 8=- 9to51=roman 9=1 />
'''Maleische text'''
<pagelist from=52 to=218 52to218=empty />
'''Vertaling'''
<pagelist from=219 to=459 219=1 />
'''Aantekeningen op den Maleischen text'''
<pagelist from=460 460=242 640=- 641to642=err. 643=Inh. 644to645=- 646=omslag />
|Opmerkingen={{Pagina:Sjaïr Bidasari oorspronkelijk Maleisch gedicht, Volume 1.pdf/643}}
|NestedInhoud=
|Breedte=
|Css=
|Header=
|Footer=
}}
2hoia3sutc68w22kpcoct6o0s3efvzs
Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/164
104
79736
208983
2025-06-12T10:15:58Z
Havang(nl)
4330
/* Proefgelezen */
208983
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{l|f74v}}</noinclude><poem>
Ende hi sende sine boden{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom a}}}}}}
Om antworde an die afgoden
God sende heliase in haer gemoet
{{sup|12890}}Die seide wat eist dat ghi doet
Es in israel geen god
Ghi soect belsebucs ghebod
Hier omme en sal ochosias
Niet genesen siit seker das
{{sup|12895}}Si keerden ende seiden ten coninc dan
Hi vragede hoedaen<ref>hoedaen: hoedanig </ref> was die man
Si seiden ru ende gegort
Met ∙i∙ gordele als hiit hort
Seidi het was elias dan
{{sup|12900}}Doe sendde hi om ∙i∙ man
Ghewapent met ∙L∙ gesellen
Hi quam te hem dus horen wi tellen
Ende seide gods man die coninc hiet
Dat ghi tehem comt ghereet
{{sup|12905}}Helias sprac ben ic gods man
Tfier vanden hemele come dan
Ende verbernedi ende dine scare
Dit gesciede tehant dare
Noch ∙i∙ sende ochosias
{{sup|12910}}Die van zelker meninge was
Ende die dat selve tote hem sprac
Ende smaecte dat selve onghemac
Den derden sender ochosias
Dat waenmen dat abdias<ref>abdias: Obadja (Vulg. Abdias Hist.Schol. Abdiam (acc.)). Hij was hofmeester van koning Achab en, aldus Maerlant en Comestor, later profeet. Wsch. is er in de bijbel echter sprake van twee verschillende personen, t.w. de hofmaarschalk van koning Achab (1 K 18:4-5) en de profeet aan wie het bijbelboek Obadja wordt toegeschreven. Zie Bijb.Enc. s.v. obadja, bet. 5 resp. 7. Bijbel: Hist.Schol. Lib.III Reg. Cap.XXXV</ref> was
{{sup|12915}}Ende met hem ∙L∙ tere scaere
Die quame voer heliase al quare
Die knielde ende bad genade helien
Vorhem ende vor sine partien
Die ingel sprac ganc daerwaert
{{sup|12920}}Met hem ende wes onvervaert
Ten coning ginc hi met gheninde<ref>gheninde: vrijmodig, onbeschaamd, met zelfvertrouwen</ref>
Ende seide dat hi daer bode sinde
An belsebuc al openbare
Als ocht geen god in israel ware
{{sup|12925}}Dies saltu sterven sprac helias
Doe starf die coninc ochosias
ii iaer regneerdi als ict vernam
Na hem wert coninc siin broeder ioram
Want geen kint bleef van hem
{{sup|12930}}Die coninc van iherusalem
Die hiet ioram alo wel
En hadde sconinc van israel
Suster te wive achalien{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom b}}}}}}
Dies ghi horet te voren lien
{{initiaal|I}}n dien tiden horic talen
Wilde god heliase up halen
Ende hi ginc doe in galgala
Ende heliseus volgede na
Bliif hier sprac hi du does wel
{{sup|12940}}Hi sprac god setmi in betel
Doe swoer hi dat hiis niet dade
Die heilige geest seidem in rade
Dat siin meester soude te waren
Indien tiden tehemele varen
{{sup|12945}}Ende teerst dat si quamen ginder
Quamen der profeten kinder
Tote eliseuse in betel
Ende seiden heimelike wistu wel
Datmen diin here oec heden
{{sup|12950}}Dragen sal ter hogher steden
Swiget seithi ic weet vor waer
Doe hieten helias bliven daer
Mar heliseus wilde niet so
Doe quamen si in ierico
{{sup|12955}}Daer seidemen die favele mare
Mar helias hieten bliven dare
Mar hi en hilter hem niet ane
Doe quamen si beide ter iordane
Ende ∙i∙ der profeten kinder
{{sup|12960}}Sagen comen van verre ginder
Sinen mantel voude helias
Twater sloechi als ict las
Ende het sciet hem in corter stont
Over gingen si upten gront
{{sup|12965}}Helias sprac ten papen toe
Bid dattu wilt dat ic di doe
Eer ic van die werde verheven
Heliseus bad ∙i∙ rike geven
Ic bidde dat diin geest si
{{sup|12970}}Twivoudich here vort in mi
Helias hadde dus horen wi lien
Den heiligen geest der profetien
Ende oec ter miraclen mede
Dit was die twivoudichede
{{sup|12975}}Ochtmen macht verstaen dus
ii dode verwecte eliseus
Ende elias mar eenen
Dit mach twivoudichede menen
</poem><noinclude></noinclude>
ne0gajlkvki21rpxcmi5ae94d37e8yj
Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/165
104
79737
208984
2025-06-12T10:18:21Z
Havang(nl)
4330
/* Proefgelezen */
208984
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{r|f75r}}</noinclude><poem>
Du bids seiti bede svare{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom a}}}}}}
{{sup|12980}}Mar siestu als ic up vare
So es die bede ghehort
Wel cortelike na dese wort
Dat si gingen hare verde
Quam van viere wagene ende perde
{{sup|12985}}Diese doe beide versceden dede
Helias die voer upter stede
Ende voer wech te hemele waert
Heliseus die voer upwaert
Ende riep wel lude vader miin
{{sup|12990}}Helias nam den mantel siin
Ende warpene heliseuse neder
Ter iordane keerdi weder
Ende sloech twater metten clede
Mar niet en scietsi hem gherede
{{sup|12995}}Doe seidi waer es die es god helias
Doe sloechi dwater als ict las
Doe sciet die flume<ref>flume: rivier</ref> in corter stont
Ende hi ginc over upten gront
Doe gint<ref>gint: gene</ref> der profeten kinder
{{sup|13000}}Sagen die noch waren ginder
Seidsi dattie geest helias
Up heliseuese gherust was
Ende liepen hem allegader iegen
Ende anebedene ende negen
{{sup|13005}}Van heliase hebben beheten<ref>beheten: voorspellen, beloven, toezeggen</ref>
Ons die heilighe profeten
Dat hi noch ende enoc mede
Tote iherusalem in die stede
Antkerst sellen weder staen
{{sup|13010}}Mar hi salse daer bede doot slaen
{{initiaal|H}}eliseus die quam do
Ghewandelt in iherico
Daer hi dat water genas
Dat te voren so bitter was
{{sup|13015}}Ende met zoute maecte goet
Alsmen noch twiwater doet
Van danen ginc hi in betel
Daer maectemen met hem spel
Kinder ∙xl∙ ende ii nochtan
{{sup|13020}}Ende seiden clem up caleman
Doe vloecte hise in gods namen
Mettien worde ii beren quamen
Uten woude diese verbeten
Die xlii kinder wildiit weten
{{sup|13025}}Die ioden die dus hilden spot{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom b}}}}}}
Dat naect ende cale hinc god
Dat hi clam up tcruce te waren
Dat xlii kinder oec waren
Betekent dat xlii iaer
{{sup|13030}}Na die passie gods dats waer
Tytus ende siin vader vaspasianus
Utem wilden roemschen huus
Quamen die ii beren tewaren
Ende scorden die iodsche scaren
{{sup|13035}}Heliseus die ginc daer na
Wonen in Samaria
{{initiaal|A}}chabs sone die coninc ioram
Daer ic te voren die tale af nam
Ontfinc die crone dats waer
{{sup|13040}}In iosafats vii iaer<ref>vii iaer: achttien jaar volgens de Vulgaat en de Historia Scholastica.</ref>
Ende xii iaer was hi here
Die afgode dedi wech sere
Die siin vader brochte int lant
Mar donghelove ieroboam vant
{{sup|13045}}Van den calve daer bleef hi an
Ende micheas die scalt den man
Dien sloechi doot om tverwiten
Die coninc vanden moabiten
Gaf ∙c∙ lammer telken iare
{{sup|13050}}Ende ∙c∙ hamele<ref>∙C∙ hamelen: in de Vulgaat en de Historia Scholastica heeft men het over honderd duizend lammeren en honderd duizend rammen</ref> tere scare
Te tsentse dien van israel
Doe achab starf verstaet wel
Wildiit vortmeer laten liden
Ioram quam up hem striden
{{sup|13055}}Met hem was coninc iosafat
Die noch levede ende noch bat
Die coninc van ydumea
In ∙i∙ woistine waer si daer na
Algader van dorste doot
{{sup|13060}}Doe was omboden dor die noot
Heliseus die seide god sal
U waters genoech geven al
Ende daer toe in uwe hande
Die moabiten u grote viande
{{sup|13065}}Die porten siin in u gewout
Ende selt verbernen boem ende hout
Ghi selt verstoppen die fonteinen
Entie ackere met stenen ontreynen
Datmer geen coren winnen sal
{{sup|13070}}Entie dinc ghesciede al
</poem><noinclude></noinclude>
aausl4zd2yt550n79tyq2l9mutyttzf
Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/166
104
79738
208985
2025-06-12T10:20:30Z
Havang(nl)
4330
/* Proefgelezen */
208985
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{l|f75v}}</noinclude><poem>
Also alst heliseus seide{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom a}}}}}}
So datmen die hoeftstat beleide
Entie coninc waende ontfaren
Met vii∙M <ref>vii∙M: zeven honderd in de Vulgaat.</ref>tere scaren
{{sup|13075}}Mar hi wart weder in gedaen
Doe nam hi sinen sone saen
Die na hem crone soude dragen
Daert alle die coninc toe sagen
Ende offerden gode tere offeranden
{{sup|13080}}Upten mur quamen die viande
Updatten god losse uter noot
Doe sloechi sinen sone doot
Doe ontfarmers so den heren
Dat si te lande voeren met eren
{{sup|13085}}Iosafat voer in iherusalem
Iehu quam doe iegen hem
Ende scalten dat hi helpe dede
∙I∙ man die afgode anebede
{{initiaal|D}}aer na bleef abdias doot
{{sup|13090}}Die ∙C∙ profeten uter noot
Hilt ende voede doe iesabel
Den goeden liede was so fel
Siin wiif riep heliseuse an
Here nu es doot miin man
{{sup|13095}}Ende bleef sculdich here ghelt
Vanden propheten die hi helt
Nu comt dies die scult es
Om mine kinder ontfermet u des
Hem te dienne omme die scout
{{sup|13100}}Heliseus hads onghedout<ref>onghedout: ongeduld</ref>
Ende sprac wat heeftstu in diin huus dan
∙i∙ wel lettel olien gods man
Ganc henen seithi dire straten
Lene te diren geburen wel vaten
{{sup|13105}}Ende beloken doren met dine kinden
Ghiet vol die vaten dus dede soe sinden
Omme die vate ende dede also
Die worden vol olien dies was soe vro
Ende doe seide die man
{{sup|13110}}Vercoep dine olie ende ghelt dan
Hem die die perse an drivet
Ende dattu boven der scult blivet
Daer saltu selve leven bi
Entie dine dus radic di
{{initiaal|H}}eliseus soude daer na
Dor ∙i∙ stat liden hiet sima<ref>sima: moet suna zijn: Sunem (Vulg. Sunam, Sunem Hist.Schol. Sunam), stad in de vlakte van Jizreël. Bijbel: 2 K 4:8, Hist.Schol. Lib.IV Reg. Cap.VI</ref>
Daer woende ∙i∙ wiif was vroet{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom b}}}}}}
Ende talreerst dat soe verstoet
Datter was ∙i∙ heilich man
{{sup|13120}}Deedsone met hare eten dan
So dat hi dicke<ref>dicke: dikwijls, vaak, veelvuldig</ref> quam ter stat
Doe riet soe haren man dat
Dat hi maecte ∙i∙ camere daer
Heliseus quam dicke naer
{{sup|13125}}Met sinen goeden knape gyesi
Ende bi hem so verstont hi
Dattie vrouwe nie kint gewan
Ende dathi out ware di man
Heliseus beloefde haer een
{{sup|13130}}Alset saen daer na sceen
Want soe eens kints genas
Ende als kint gewassen was
Sout in ∙i∙ oeste<ref>oeste: oogst</ref> gaen
Te sinen vader het wert siec saen
{{sup|13135}}Het bleef doot daer in corter wilen
Die moeder namt sonder ghilen<ref>ghilen: spotten (met), verlangen (naar)</ref>
Ende leit daer up tbedde heliseus
Ende ginc danen ende bracht thuus
So dat soe te heliseuse quam
{{sup|13140}}Bi sinen voeten soene nam
Ende clagede de doot vanden kinde
Dat hare god te miraclen sinde
Heliseus sprac tote gyesi
Nem minen stoc hietic di
{{sup|13145}}Ende ganc wech in corter stont
Lech dien up tkints mont
Doe gyesi was wech gegaen
Swoer die vrouwe sonder waen
Soe sciede van hem niet hoet ware
{{sup|13150}}Doe stont hi up ende ginc met hare
Gyesi gemoeten na desen
Ende seide tkint ware niet genesen
Mar heliseus quam daer ter stede
Ende voegede hem an tkints lede<ref>lede: lichaamsdeel, hier op te vatten als lichaam</ref>
{{sup|13155}}Ginder bad hi van den hemele gode
So dat vleesch verwarmede tode<ref>tode: het dode</ref>
Ende tkint verrees van dode te live
Ende gaft levende den wive
In galgala ginc hi als wiit horen
{{sup|13160}}Want hi danen was geboren
Doe hi geboren was ter wile
Tgoudine calf dats gene ghile
</poem><noinclude></noinclude>
d2dk7aj4j4jkcy48sap5aooa2y89y87
Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/167
104
79739
208986
2025-06-12T10:22:28Z
Havang(nl)
4330
/* Proefgelezen */
208986
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{r|f76r}}</noinclude><poem>
Dat ieroboam maken dede{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom a}}}}}}
Brieschede lude daer ter stede
{{sup|13165}}Doe vorseide dus van hem
∙I∙ pape in iherusalem
Hets gheboren dat wetic wel
∙I∙ profete in israel
Die die afgode sal tebreken
{{sup|13170}}Daer die duvele ute spreken
{{initiaal|D}}oe was hongher groot alginder
Doe quamen der profeten kinder
Te heliseuse daer om trent
Doe hiet hi maken ∙i∙ pulment<ref>pulment: brij, moes, pap</ref>
{{sup|13175}}Dat was van bittren crude
Dat si allen riepen wel lude
Gods man die doot es inden pot
Doe werphire meel in ende god
Die gaf suetheit der spisen dan
{{sup|13180}}Doe brochthem ginder ∙i∙ gods man
ii brode<ref>ii brode: twintig broden in de Vulgaat (2 Kon. 4:42)</ref> ende gherstiin mede
Van dien ii broede dat hi dede
∙C∙ manne eten sat
Nochtan bleef daer ter stat
{{sup|13185}}Doe hadde die coninc van surien
∙I∙ prince van sire partien
Die lasers was horic lien
Oec hadden rovers van surien
∙I∙ ionvrouwe<ref>ionvrouwe: moet ioncvrouwe zijn</ref> van Israel gevaen
{{sup|13190}}Die diende ende was onderdaen
Naamans wive hare vrouwen
Die seide ware miin here en trouwen
Toten profete in samaria
Hi ghenase hoe soet ga
{{sup|13195}}Des voer danen naaman
Ende methem menich man
Ende ginc voer heliseuse staen
Die hieten die profete gaen
In die iordane vii warf dwaen
{{sup|13200}}So soudi dan genesen saen
Mar naaman die hadt onwart
So dat hem geraden wart
Dat hiit dade datmen hem riet
En ware so swaer te doene niet
{{sup|13205}}Doe deet naaman ende hi genas
Ende om dat hi heidin was
Seidi ten profete aldare
Dat anders geen god en ware
{{initiaal|D}}an die god van israel
{{sup|13210}}Oec wilde hi prosenten wel
Heliseuse mar hi swoer sere
Dat hiis name min no mere
Doe bad hi vander heiliger erde
Met hem te voerne sine verde
{{sup|13215}}Ende seide hi en worde nember so sot
Dat hi anebede ∙i∙ afgod
Mar emmer moetic doen ∙i∙ dinc
Alse up mi lenet die coninc
Ende anebedet sinen afgod mahaoen<ref>mahaoen: (remoen in andere versies van rijmbijbel) Rimmon (Vulg./Hist.Schol. Remmon), afgod van de Arameeërs. Bijbel: 2 K 5:18, Hist.Schol. Lib.IV Reg. Cap.VIII</ref>
{{sup|13220}}Soe moetic mede also daer doen
Bid gode dat hiis mi niet en tie<ref>tie: van tiën, (Iemand iets) ten laste leggen, (iemand iets) aanwrijven, (iets (negatiefs) aan iemand) toeschrijven.</ref>
Naamon entie van surie
Voeren aldaer hare vaerde
Ende voerden methem vander erde
{{sup|13225}}Mar gyesi liep hem naer
Al heimelike daer
Ende seide minen here comen ginder
∙ii∙ gaste ∙ii∙ profeten kinder
Sent hem cleder ende gaet dan
{{sup|13230}}Dat dede gewillike die man
Syesi stacse wech int huus
Navonts so sprac eliseus
Wanen so comstu gyesi
In was niewer antworde hi
{{sup|13235}}Onse here sprac was metti
Ende heves gelt genomen bedi
Datture mede wilts copen dan
Die laserscap van naaman
Die seldi oec enten dinen
{{sup|13240}}Embermeer hier na scinen
Aldus wart lasers gyesi
Siin geslachte dat siin si
Die sacrament oft kerken goet
Vercopen daer om siin bloet
{{sup|13245}}Ihesus storte onse here
Die bliven lasers embermere
Dats onwert ende van gode versteken
Dus wille die scrifture weten
{{initiaal|E}}ne warf so gheviel ginder
{{sup|13250}}Dat gingen der profeten kinder
Ter iordanen houwen hout
Om vier te makene iegen cout
Ende met hem heliseus selve
Daer ontvloch ∙i∙ van den elve
</poem><noinclude></noinclude>
42yipi6i6yj4q9jr9inrq41jr0pfunz
208987
208986
2025-06-12T10:23:09Z
Havang(nl)
4330
208987
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{r|f76r}}</noinclude><poem>
Dat ieroboam maken dede{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom a}}}}}}
Brieschede lude daer ter stede
{{sup|13165}}Doe vorseide dus van hem
∙I∙ pape in iherusalem
Hets gheboren dat wetic wel
∙I∙ profete in israel
Die die afgode sal tebreken
{{sup|13170}}Daer die duvele ute spreken
{{initiaal|D}}oe was hongher groot alginder
Doe quamen der profeten kinder
Te heliseuse daer om trent
Doe hiet hi maken ∙i∙ pulment<ref>pulment: brij, moes, pap</ref>
{{sup|13175}}Dat was van bittren crude
Dat si allen riepen wel lude
Gods man die doot es inden pot
Doe werphire meel in ende god
Die gaf suetheit der spisen dan
{{sup|13180}}Doe brochthem ginder ∙i∙ gods man
ii brode<ref>ii brode: twintig broden in de Vulgaat (2 Kon. 4:42)</ref> ende gherstiin mede
Van dien ii broede dat hi dede
∙C∙ manne eten sat
Nochtan bleef daer ter stat
{{sup|13185}}Doe hadde die coninc van surien
∙I∙ prince van sire partien
Die lasers was horic lien
Oec hadden rovers van surien
∙I∙ ionvrouwe<ref>ionvrouwe: moet ioncvrouwe zijn</ref> van Israel gevaen
{{sup|13190}}Die diende ende was onderdaen
Naamans wive hare vrouwen
Die seide ware miin here en trouwen
Toten profete in samaria
Hi ghenase hoe soet ga
{{sup|13195}}Des voer danen naaman
Ende methem menich man
Ende ginc voer heliseuse staen
Die hieten die profete gaen
In die iordane vii warf dwaen
{{sup|13200}}So soudi dan genesen saen
Mar naaman die hadt onwart
So dat hem geraden wart
Dat hiit dade datmen hem riet
En ware so swaer te doene niet
{{sup|13205}}Doe deet naaman ende hi genas
Ende om dat hi heidin was
Seidi ten profete aldare
Dat anders geen god en ware
Dan die god van israel{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom b}}}}}}
{{sup|13210}}Oec wilde hi prosenten wel
Heliseuse mar hi swoer sere
Dat hiis name min no mere
Doe bad hi vander heiliger erde
Met hem te voerne sine verde
{{sup|13215}}Ende seide hi en worde nember so sot
Dat hi anebede ∙i∙ afgod
Mar emmer moetic doen ∙i∙ dinc
Alse up mi lenet die coninc
Ende anebedet sinen afgod mahaoen<ref>mahaoen: (remoen in andere versies van rijmbijbel) Rimmon (Vulg./Hist.Schol. Remmon), afgod van de Arameeërs. Bijbel: 2 K 5:18, Hist.Schol. Lib.IV Reg. Cap.VIII</ref>
{{sup|13220}}Soe moetic mede also daer doen
Bid gode dat hiis mi niet en tie<ref>tie: van tiën, (Iemand iets) ten laste leggen, (iemand iets) aanwrijven, (iets (negatiefs) aan iemand) toeschrijven.</ref>
Naamon entie van surie
Voeren aldaer hare vaerde
Ende voerden methem vander erde
{{sup|13225}}Mar gyesi liep hem naer
Al heimelike daer
Ende seide minen here comen ginder
∙ii∙ gaste ∙ii∙ profeten kinder
Sent hem cleder ende gaet dan
{{sup|13230}}Dat dede gewillike die man
Syesi stacse wech int huus
Navonts so sprac eliseus
Wanen so comstu gyesi
In was niewer antworde hi
{{sup|13235}}Onse here sprac was metti
Ende heves gelt genomen bedi
Datture mede wilts copen dan
Die laserscap van naaman
Die seldi oec enten dinen
{{sup|13240}}Embermeer hier na scinen
Aldus wart lasers gyesi
Siin geslachte dat siin si
Die sacrament oft kerken goet
Vercopen daer om siin bloet
{{sup|13245}}Ihesus storte onse here
Die bliven lasers embermere
Dats onwert ende van gode versteken
Dus wille die scrifture weten
{{initiaal|E}}ne warf so gheviel ginder
{{sup|13250}}Dat gingen der profeten kinder
Ter iordanen houwen hout
Om vier te makene iegen cout
Ende met hem heliseus selve
Daer ontvloch ∙i∙ van den elve
</poem><noinclude></noinclude>
iozdgkttfypcgk72kgjcj4vd1xgias4
Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/168
104
79740
208988
2025-06-12T10:26:46Z
Havang(nl)
4330
/* Proefgelezen */
208988
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{l|f76v}}</noinclude><poem>
{{sup|13255}}Dyser<ref>dyser: het ijzer (de bijl)</ref> ende hi dreef ongedout<ref>ongedout driven: hier in de betekenis van misbaar maken</ref>{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom a}}}}}}
Ende heliseus die nam thout
Ende stact in twater ende dyser quam
Up vlotende ende daerment weder nam
Tien tiden was up israel
{{sup|13260}}Dien coninc van surien fel
Ende ginc leggen sine lagen
Mar daten mochten niet vort dragen
Want heliseus waerscuwetse wel
Den coninc van israel
{{sup|13265}}Dies balch die coninc van surien
Ende seide wie es van mire partien
Die mi verraet ende mi es loes
Daer antworde ∙i∙ niemen altoes
Mar heliseus ondecket al
{{sup|13270}}Dat ghi raet groot ende smal
Doe sprac hi dien willic vaen
Mettien so heeft hiit verstaen
Dat hi was in dotahim<ref>dotahim: Dotan (Vulg. Dothain (acc.) Hist.Schol. Dothaim (acc.)), stad ten noorden van Sichem. Bijbel: Gn 37:17, Hist.Schol. Lib.Gen. Cap.LXXXVII</ref>
Ende sende om te vane him
{{sup|13275}}Nachts viel vor die porte ∙i∙ scare
Heliseus knecht warts geware
Tilic ende wart vervaert sere
Ende riep wat sellen wi doen here
Heliseus sprac mesbare niet sere
{{sup|13280}}Met ons siinre vele mere
So dat om heliseus bede
God des knapen ogen ondede
Ende sach die berghe vol ingle scaren
Doe die viande in die stat waren
{{sup|13285}}Maketse heliseus met beden blent
So datten nieman heeft gekent
Heliseus seide dits niet de stat
Ghi hebt verloren oec den pat
Volget mi ic sal u togen dan
{{sup|13290}}Wien ghi soect enten selven man
Doe leedhise in Samaria
Ende bad god ende oec daer na
Ondede god haer ogen ginder
Doe sagen si mere ende minder
{{sup|13295}}Binnen samarien die stede
Haer viande omtrent mede
Die coninc sprac nu lieve vader
Willicse hier doen slaen algader
Heliseus sprac doe hem geen leet
{{sup|13300}}Want god hevetse hier geleet
Herberchse ende ghef hem genoech{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom b}}}}}}
Die coninc dede hem gevoech
Daer na liethise te lande riden
Nochtan in eliseus tiden
{{sup|13305}}Ne quamen die rovers van surien
In iherusalem met partien
{{initiaal|D}}aer na so besat benadap<ref>Bir-Hadad III of Bar-Hadad III., in de Vulgaat Ben-Hadad_III was tussen 805 en 773 v.Chr. Koning van Aram.</ref>
Van surien met sire heerscap
Samarien die hoeftstede
{{sup|13310}}So groot wasser die hongher mede
Datmen cochte eens esels hoeft
Om ∙xxx∙d∙<ref>∙xxx∙d∙: 80 zilverlingen in 2 Kon.6:25 en in de Hist. Schol.</ref> dies gheloeft
Die selveriin waren ende swaer
∙I∙ duven quaet<ref>duven quaet: duivendrek, Het woord schijnt in den zin van duivekrop gebruikt te worden, Rijmb. {{sup|13394: ‘Een duivenquaet: cochtmen omme vijf penninc’</ref> wet vor waer
{{sup|13315}}Cochtmen om ∙v∙d∙<ref>d: er wordt hier een doorstreepte d gebruikt als eenheid waar men het in de Vulgaat heeft over zilverlingen en in de Historia Scholastica over ‘argenteis numismatis’ of simpelweg ‘argenteis’. In een oudere versie van de rijmbijvel schrift men voluit ‘vijf penninc’.</ref> mede
Iosefus scriift teser stede
Dat sire met souten hare spise
Oec bescriven ons somighe wise
Dat inder ieesten duven quaet
{{sup|13320}}Over den crop bescreven staet
Daermen coren inne vant
Dat si haelden buten int lant
Die coninc ginc den mur besien
∙I∙ wiif riep an hem mettien
{{sup|13325}}Help mi seit soe up genaden
Die coninc waende dat soe yet bade
Ende hi sprac en helpt im niet<ref>Ende hi sprac en helpt im niet: in een oudere versie is dit: ‘Ende sprac god en helpt di niet.’ dit is zinvol met de vorige versregel die zegt dat de koning dacht dat ze bad (tot god).</ref>
Hoe magic betren diin verdriet
Weder met corne so met wine
{{sup|13330}}Here neen dese geselinne mine
Ende ic wi droegen over een<ref>droegen over een: van overeendraghen: overeenkomen harmoniëren gelijkgestemd zijn het eens zijn het eens worden</ref>
Onse kindere tetene als mi sceen
Domine es geten here segic u
Ende thare heeft soe ontsteken nu
{{sup|13335}}Siin cleet scorde die coninc van rouwen
Naest sire huut machmen scouwen
Dat hi ∙i∙ hare hadde gecleet
Hi sprac hoe mach mi mere leet
Embermeer van gode comen
{{sup|13340}}Daer swoer hi diere voer hem somen
Dat hi des dages sonder waen
Heliseuse soude thoeft of slaen
Want hi pensde met sire bede
Mochti verlosse die stede
{{sup|13345}}Ende om dat hiit en dede niet
∙I∙ dat hine onthoefden hiet
</poem><noinclude></noinclude>
6i207iv1b1s2wqqyayjmj5v3b9scn5w
Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/169
104
79741
208989
2025-06-12T10:29:38Z
Havang(nl)
4330
/* Proefgelezen */
208989
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{r|f77r}}</noinclude><poem>
Doe beraus hem ende hi ginc naer{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom a}}}}}}
Heliseus was aldaer
Thuus ende met hem ∙i∙ deel der oude
{{sup|13350}}Doe vorseidi dattie coninc woude
Ende hiet datment hem bename
Totien dattie coninc quame
So datmen die boden vernam
Doe sprac hi als die coninc quam
{{sup|13355}}Ende hi vorseide sonder gile<ref>gile: zonder gekheid, in ernst</ref>
Dat margiin ter selver wile
Die tiit soude siin goet
Doe sprac ∙i∙ die daer bi stoet
Dat het niet mach gescien
{{sup|13360}}Heliseus sprac du salt sien
Ende nembermeer ombites<ref>ombiten: (ontbiten): in een ontkennende zin: geen hap eten</ref> diin mont
Doe waren daer ter selver stont
Laserse die vor die porte lagen
Ende van hongre sere clagen
{{sup|13365}}Die toten tenten ghelopen quamen
Ende niemene altoes vernamen
Want god hadde veriaget there
Dat gevloen was sonder were
Die laserse aten daer genoech
{{sup|13370}}Ende namen daer roef genoech
Ende heliseus wort wert ware
Ende diene weder seide dare
Die was in die porse<ref>porse: (perse) gedrang (van mensen), opeendringende menigte</ref> groot
Vor die porte gerreden doot
{{initiaal|A}}ls benadap wiste die mare
Datten god veriagede dare
Ende datter noyt toe en quam
Wart hi van rouwen siec ende gram
Heliseus quam te damas
{{sup|13380}}Benadap die sere siec was
Sende sinen bode na desen
Te vragene om siin genesen
Teerst troesten heliseus wel
Daer na nam hi asael
{{sup|13385}}Over side ende hem seide al bloot
Dat die coninc ware doot
Ende dat hi soude wesen here
Oec weende heliseus sere
Om die plaghe die asael
{{sup|13390}}Soude doen dien van israel
Oec so seidit hem te voren
Benadap als wiit horen
Starf ende asael wart here{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom b}}}}}}
Alse heliseus vorseide oec ere
{{sup|13395}}Nu moet die tale van hem bliven
Want ic moet ∙i∙ deel bescriven
Van iosafats sone ioram
Hoe hi sinen inde nam
Int vifte iaer alse ioram
{{sup|13400}}Achabs sone die crone nam
Was coninc ioram na iosafat
Tote iherusalem in die stat
Die crone so droech viii iaer
An afgode hilt hi hem dats waer
{{sup|13405}}Bi siins wiifs rade achalien
Die van edom met hare partien
Entie hem waren onderdaen
Die siin hem nu af gegaen
Ioram tellet die ware lesse
{{sup|13410}}Sloech doot sire broeder sesse
Ende dwanc die van iherusalem
Afgode te anebedene met hem
Doe quam tehem ∙i∙ hiet elias
Niet diere wech gevoert was
{{sup|13415}}Ende vorseidem plage ende verlies
Mar hi en achte niet dies
So dat hi qual<ref>qual: van quelen, lijden van ziekte of gebrek</ref> ende bleef doot
Dat hem tgedarmte ute scoot
Ende men groevene in davids stat
{{sup|13420}}Niet coninclike na al dat
So lese ic dattie goede ochosias
Na den vader coninc was
Selc leven leidi algader
Alse ioram dede siin vader
{{sup|13425}}Siin moeder leret hem achalie
Oec voer hi met sire partie
Met sinen oem van israel
Orlogen iegen asael
Daer wert die coninc ioram gewont
{{sup|13430}}Ende hi liet ter selver stont
Ihehuwe there van israel
Ende voer ligen in israel<ref>israel: hier in de betekenis van Jizreël</ref>
Ende met voer oec ochosias
Die coninc van iherusalem was
{{initiaal|H}}eliseus die sende ginder
Een der profeten kinder
Tote ihehu in dat here
Dat hine coninc sacrere
</poem><noinclude></noinclude>
1o5ejpypljk8alxddixn1weukdk50c3
Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/170
104
79742
208990
2025-06-12T10:31:24Z
Havang(nl)
4330
/* Proefgelezen */
208990
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{l|f77v}}</noinclude><poem>
Die ghene dede datmen hem hiet{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom a}}}}}}
{{sup|13440}}Ende mettien hi dann sciet
Alsi hem belovet hevet
Dat hi al slaet dat levet
Dat van achab comen es
Achab vragede den andren des
{{sup|13445}}Wat dede hier die verwoede knecht
Iehu antworde ghi hebt recht
Hi seide dat hi mi sacrere
Coninc vanden israelsche here
Mettien men daer coninc nam
{{sup|13450}}Ende ihehu swoer iegen ioram
Danen voer hi in israel
Ende met hem die van israel
Mar doe ioram wiste die mare
Waendi dat hi versoent ware
{{sup|13455}}Oft verwonnen altesamen
Om dat daer die liede quamen
Ende voer selve vragen das
Ende met hem daer ochosias
Tote up tlant daer omme naboth
{{sup|13460}}Ghedoot was iegen tgebot
Iehu eist vrede riep hi
Dander sprac wat vragestu mi
Om pais ende dire moeder sonden
Siin openbare nu ter stonden
{{sup|13465}}Doe waende wel ioram ontvlien
Mar ihehu scotene mettien
Tusschen scouderen rechte dure
Dat hi viel doot ter selver ure
Daer hiet hine werpen in nabots lant
{{sup|13470}}Om die wrake dedement te hant
Want helias hadt vorseit
Ende ochosias vlo<ref>vlo: van vlien, Vluchten, maken dat men weg komt, vlieden</ref> gereit<ref>gereit: Aanstonds, terstond, spoedig, weldra, onverwijld</ref>
Mar iehu gaf hem ∙i∙ wonde
Dat hire af starf in corter stonde
{{sup|13475}}Men droegen in iherusalem
In davids stat groefmen hem
Doe voer iehu in israel
Ende doe dedi die quade iesabel
Van ∙i∙ tor werpen tien tiden
{{sup|13480}}Ende met parden over haer riden
Mar doe hi over tafle sat
Hiet hise graven omme dat
Dat soe coninc dochter was
Men vant el niet als ict las
{{sup|13485}}Dan van den voeten enten handen{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom b}}}}}}
Ende thersenbecken boven tanden
Doe ghedochte iehu das
Dat also vorseide helias
{{initiaal|A}}chab hadde in samaria
{{sup|13490}}Lxx sonen ende daer na
Screef iehu tedien vander stat
Ocht si yet wilden kiesen dat
Dat sire ∙i∙ maecten here
Ende vechten dor sine ere
{{sup|13495}}Vervaert waren si ende seiden neen wi
Mar wi willen dienen di
Brinct mi seithi in israel
Alle haer hoefde ic an u wel
Die van samaria daden dat
{{sup|13500}}Tote israel in die stat
Sloech iehu aldat achab bestoet
Datten minde wast quaet of goet
Ende sine papen hoe dat vaert
Doe voer hi te samarien waaert
{{sup|13505}}Ende ghemoete tere partien
Xlii broedre van ochosien
Des coninx van iherusalem
Die niet en wisten van hem
Dat hi was verslegen nu
{{sup|13510}}De sloech alle doot iehu
Ende in samarien sloechi doot
Al tvolc clene ende groot
Doe dedi al tvolc comen tesamen
Ende hi wilde in baals namen
{{sup|13515}}Ere doen al sinen knapen
Voer hem quamen baals papen
Om te hebne ere groot
Entie sloechi alle doot
Baals beelde ende tempel mede
{{sup|13520}}Brac hi te sticken daer ter stede
Ende verdreef sinen name uut israel
Mar die calver wet wel
Die ieroboam maken dede
Leesmen dat hi anebede
{{sup|13525}}Doe omboet hem aldus god
Om dattu daets miin gebod
Diin gheslachte wet dat wel
Sellen siin coninc van israel
Tote dat comt ten vierden lede
{{sup|13530}}Doe Iehu doot was diet dede
</poem><noinclude></noinclude>
tjqc9qnfp68bylld005j6w6ej044ih2
Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/171
104
79743
208991
2025-06-12T10:33:41Z
Havang(nl)
4330
/* Proefgelezen */
208991
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{r|f78r}}</noinclude><poem>
So groefmen in samaria{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom a}}}}}}
Ioatas wert coninc daer na
Iehu droec xxxviii<ref>xxxviii iaer: volgens 2 Kon.10:36 28 jaar in plaats van 38 jaar.</ref> iaer
Die crone van israel dats waer
{{sup|13535}}Aldus eist vergaen met hem
Nu hort van dien van iherusalem
{{initiaal|A}}chalie horde die niemare
Dat haer man verslegen ware
Ochosias dede soe ontliven
{{sup|13540}}Om dat soe vrouwe soude bliven
Alle die coninc kinder
Mar ∙i∙ sone ontscoter ginder
Iasaba<ref>iasaba: Jehoseba (Vulg. Iosaba Hist.Schol. Josaba), dochter van koning Joram van Juda. Zij redde de jonge Joas van de moordlustige koningin-moeder Atalja. Bijbel: 2 K 11:2, Hist.Schol. Lib.IV Reg. Cap.XVI</ref> die dochter ioram
I ochosias suster als ict vernam
{{sup|13545}}Mar niet van ∙i∙ moeder
Mar die coninc was haer broeder
Haer man was bisscop ioiadas
Ende dat kint hiet ioas
Inden tempel onthilt siit daer
{{sup|13550}}Wel heimelic viii der iaer
Ioiadas gaderde int vii iaer
Die princen vanden lande daer
Ende togede hem des coninx sone
Hulde swoeren hem alle die gone
{{sup|13555}}Iegen die valsche achalie
Ende met groter symonie<ref>symonie: fout van de copiïst in ander hanschrift luidt dit: ‘Ende met groter singerie. Sacrerde die bisscop ioiadas. Tenen coninc den ionghen ioas. Rijmb. p. 327, r. 15-22, West-Vlaanderen, 1285 singerie betekent pracht en praal.</ref>
Sacreerde de bisscop ioiadas
Tenen coninc den iongen ioas
Achalie vernam die mare
{{sup|13560}}Ende quam gelopen aldare
Haer cleder soe van rouwen sleet
Ende ioiadas die bisscop heet
Datmen hare thoeft af sla
Buter porte hoe dat ga
{{sup|13565}}Vro was al tvolc vanden lande
Dat si quite waren der scande
Van ∙i∙ quaets wiifs bedwange
Daer na voeren si eer iet lange
Ende braken den tempel baal
{{sup|13570}}Enten outaer entie beelden al
Die achalie maecte ioram
Baals papen daer toe men nam
Versloegen si vorden outaer
Ioas was out vii iaer
{{sup|13575}}Alsmenne sacreerde wet wel
In ihehus xiii iaer van israel
Ende in ioiada xl iaer
Was hi here wet vor waer{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom b}}}}}}
Wet oec wel dat hi goet was
{{sup|13580}}Also lange alse levede ioiadas
Oec hiet die coninc ioas
Om dat twerc te vallen was
Anden tempel gods van ouden
Den papen dat siit doen maken souden
{{sup|13585}}Som bract oec achalie al
Ende maecter af tempel baal
Doe maectement metter offeranden
Dat volc gaf dat ginc durden landen
Ende mettien dat si wilden geven
{{sup|13590}}Die gode baden om haer leven
Alsmen te wige soude gaen
Int xxxiii iaer sonder waen
Ende mochtment al gecosten niet
Mettien ioiadas maken hiet
{{sup|13595}}∙I∙ bloc dien die boeke som
Heten gazofilatium<ref>gazofilatium: Plaats waar kostbaarheden bewaard worden schatkist, -kamer.</ref>
Ende metten gelde datmer vant
Maectemen twerc vort tehant
Doe starf die bisscop ioiadas
{{sup|13600}}Daer ic eeskine<ref>eeskine: -kin is een verklein woord, eeskin niet gevonden in mnw of vmnw. Eenkin of eenskine: allengs, lanzamerhand, </ref> af las
Sider dat moyses bleef doot
Dat niemans oude was so groot
Hi leefde ∙C∙ ende xxx iaer
In davids stat groefmen dats waer
{{sup|13605}}Om dat hi crone met crachte
Weder brochte in davids gheslachte
Na sinen doot so wart besmet
Die coninc ioas ende liet die wet
Ende menich man als ic las
{{sup|13610}}Ioiadas sone zacharias
Castidene vander misdaet
Mar was dat vule quaet
En dochte om die ere niet
Die hem die vader beriet
{{sup|13615}}Hi steende zacharias ginder
Ende met hem al sine kinder
Sonder ∙i∙ die sider was
Na hem geheten zacharias<ref>zacharias: Zekarja, zoon van Zekarja. Deze persoon wordt noch in de Vulgaat noch in de Hist.Schol. vermeld. </ref>
Tusschen den coprinen outaer
{{sup|13620}}Enten tempel dats waer
Dit was dinderste<ref>dinderste: het binnenste</ref> kerhof<ref>kerhof: zou kerkhof moeten zijn</ref>
Ioas nam selve loen hier of
Asael die coninc van surien
Quam up met sire partien
</poem><noinclude></noinclude>
rtyi70clg8q0sfmbx2jgt9e7i8b6n0l
Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/172
104
79744
208992
2025-06-12T10:35:58Z
Havang(nl)
4330
/* Proefgelezen */
208992
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{l|f78v}}</noinclude><poem>
{{sup|13625}}Ende ioas gaf hem des sconinc scat{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom a}}}}}}
Ende des tempels omme dat
So lieten in paise asael
Daer na hi in qualen vel
Ende sine knapen sloegen doot
{{sup|13630}}Men groevene onder sine genoot
In davids stad niet coninclike
Na hem ontfinc siin sone drike
Die geheten was amasias
In ioas tiden als ict las
{{sup|13635}}So was coninc vanden latinen
Van enease comen ende van lavinen
Die xii silius armelius<ref>silius armelius: Aremulus Silvius (Hist.Schol. Silvius Aremulus), volgens een al in de vroege oudheid geschreven (maar niet historische) lijst de twaalfde koning van Alba Longa. De lijst van de koningen van Alba Longa wordt door verschillende klassieke auteurs gegeven. In de meest gangbare versie ervan draagt de twaalfde koning de naam allades of allodius Livius geeft echter de naam Romulus, terwijl weer anderen hem aremulus noemen. De laatste vorm treffen we ook aan in Maerlants bron, de Historia Scholastica (ed. Migne). Bijbel: Hist.Schol. Lib.IV Reg. Cap. XVII (Inc.) Romulus Silvius</ref>
∙I∙ sone haddi hiet iulius
Van wies gheslachte sider quam
{{sup|13640}}Deerste roemsche keiser als ict vernam
Armelius maecte ∙i∙ berch niet quaet
Daer nu ter wile rome staet
Hort mi vort so doedi wel
Van den coninc van israel
{{Initiaal|I}}n ioas xxx ste iaer
Van iherusalem dats waer
Was iheus sone iohatas
Van israel coninc als ict las
Crone droechi ∙x∙ iaer ende vii
{{sup|13650}}Ende was van ieroboams levene
Dies balchem god van israel
Ende lietse geselen asael
Den coninc van surien sere
Iohatas riep up onsen here
{{sup|13655}}Ende gode ontfermede der clage
Ende seide hem pais in sinen dagen
Ende doe groefinen in samaria
Siin sone wert coninc daer na
In ioas xvii iaer
{{sup|13660}}Van iherusalem dats waer
Ontfinc hi van israel die ere
Ende xvi iaer was hi here
Ieroboams doen hilt hi geel
Doch min dan sine vorders ∙i∙ deel
{{sup|13665}}Tien tiden was siec heliseus
Ende ioas die sochten thuus
Met groten soene met groten vare
Heliseus sprac brinc hare
∙I∙ boghe ende ∙i∙ scichte te hant
{{sup|13670}}Ende legter up oec u hant
Mettien gint die coninc dede{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom b}}}}}}
Heliseus leider up siin hant mede
Doe spranc hi up ende ondede ter vaert
Die oest port ende scoet utwaert
{{sup|13675}}Ende hi dede na sine gehete
Doe sprac aldus die profete
Dat gods scichte iegen surien
Du salt verslaen met sire partien
Van surien menigen man
{{sup|13680}}Hi dede wech den boghe dan
Ende mettien heliseus hiet
Want die coninc hadde ∙i∙ spiet
Slach seithi die arde daer mede
Mettien gerit die coninc dede
{{sup|13685}}Ende doe hi rusten began
Sach up hem die goede man
Ende seide hadstuse gheslegen
Vii werf ic wils verplegen
Also dicke hadstu surien verwonnen
{{sup|13690}}Nu sals di god iii warf onnen<ref>onnen: Met God als subject: iemand iets vergunnen, iemand uit gunst of genegenheid iets verlenen of schenken.</ref>
Ende heliseus bleef daer doot
Men groefene last recht was groot
Uten lande van moab quamen
Int selve iaer als wiit vernamen
{{sup|13695}}Rovers ende wilden dlant bescaven<ref>bescaven: Beroven, uitplunderen.</ref>
Ende liede stonden ende wilden graven
∙I∙ doden alsi daer plagen
Mettien si die rovers sagen
Ende worpen den dode van vare
{{sup|13700}}In heliseus graf aldare
Doe die dode als ict vernam
In die heilige beendre quam
Wart hi levende wat sals mee
Dus verwecte hi der dode twe
{{sup|13705}}∙I∙ meer dan helias
Die noch leeft ende siin meester was
{{initiaal|T}}ien tiden so starf asael
Van surien wet dat wel
Ende siin sone benadap
{{sup|13710}}Wart coninc ende hadde theerscap
Uphem vacht iii werf ioas
∙I∙ teken segic di als ict las
Dlant wan hi weder dat asael
Wan up die van israel
{{sup|13715}}Alse hem heliseus behiet
Eer hi vander werelt sciet
</poem><noinclude></noinclude>
kzrmn5okruljbg2ohh27wpllq3v3pgj
Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/173
104
79745
208993
2025-06-12T10:38:24Z
Havang(nl)
4330
/* Proefgelezen */
208993
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{r|f79r}}</noinclude><poem>
Ins coninc iohatas ander iaer{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom a}}}}}}
Van israel wet dat vor waer
Ontfinc die crone amasias
{{sup|13720}}Van iherusalem als ict las
Was xxxv iaer out
Ende xxx iaer haddi gewout
Also goet was hi alse ioas
Siin vader in sire ioget was
{{sup|13725}}Doe sloechi alst recht was groot
Die sloech sinen vader doot
Liede gaderde hi menich een
Om te dwingene die ydumeen
Entie van amalech also wel
{{sup|13730}}Hi hurde van dien van israel
∙C∙ dusent gewapender man
Ende doe hi wech varen began
Quam ∙i∙ profete die hem riet
Dat hi die van israel liet
{{sup|13735}}Omdat si methem hadden afgode
Nochtan so dediit harde node
Om dat si hadden siin ghelt
Doch versachi met gewelt
Van ydumea x∙M man
{{sup|13740}}∙I∙ edele stede dat hi wan
Ende hi hietse daer iethiel<ref>iechiel: (ihehechiel) Jokteël (Vulg. Iecetel Hist.Schol. Jectehel), de naam die de koning Amasja geeft aan de door hem overwonnen hoofdstad van Edom. Rijmb., ed. David, vs. 13827 heeft Jecheciel. In een noot hierbij geeft David als lezing van de Hist.Schol. Jezechel. In de ed. Migne staat echter Jectehel. Het is vooralsnog onduidelijk waar de Mnl. vorm op teruggaat. Bijbel: 2 K 14:7, Hist.Schol. Lib.IV Reg. Cap.XIX</ref>
Om dat god hem halp so wel
Mar die afgode van amalec
Brachten sident in ∙i∙ strec
{{sup|13745}}Die hi voer hem bringen dede
Ende sident anebeedhise mede
{{initiaal|N}}u hort hoe hi gheplaget was
Hi screef ten coninc iohatas
Diene mi of het sal di scinen
{{sup|13750}}Als dine vorders daden den minen
Dies balchem iohatas van israel
Ende elc was up andren fel
Doch vloech dat geslachte iudas
Ghevangen wert amasias
{{sup|13755}}Ende ioathas dregede te dodene hem
Hi en gave hem iherusalem
Doe mosti an gaen dat sure
Die coninc iohatas brac die mure
Cccc cubitus lanc
{{sup|13760}}Daer toe nam hi an den ganc
Beide selver ende gout
Ende vate met gewout
Diemen vant int huus ons heren{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom b}}}}}}
Eer hi danen wilde keren
{{sup|13765}}So roefdi des coninx scat
Ende nam gisele vander stat
Des wert tvolc upten coninc gram
Ende swoeren<ref>swoeren: van sweren, vloeken, lasterlijke taal uitslaan.</ref> up hem daert af quam
Mar amasias die ontscoet
{{sup|13770}}In lachien daer sloechmen doet
Te iherusalem droechmenne na dat
Ende groefne in davids stat
Mar siin sone osias
Was na hem coninc als ict las
{{sup|13775}}Die doe out was xv iaer
In amasias tiden dat es waer
So was coninc vanden latinen
Filius diemen noemt lavinen<ref>filius ... lavinen: moet eigenlijk zijn: ‘Siluius die men noemt auentinen’: Aventinus Silvius (Hist.Schol. Silvius Aventinus), volgens een al in de vroege oudheid geschreven (maar niet historische) lijst de dertiende koning van Alba Longa. Bjbel: Hist.Schol. Lib.IV Reg. Cap.XIX (Inc.) Aventinus Silvius</ref>
Die xiii comen van eneas
{{sup|13780}}Die van troyen geboren was
{{initiaal|I}}ohatas die coninc starf hier na
Ende men groefene in samaria
Na hem seidemen dat oec nam
Die crone siin sone ieroboam
{{sup|13785}}Die coninc was in israel
xli iaer nu wet dat wel
Selc liif leedi als ict vernam
Alse dede die eerste ieroboam
Hi dede die macht van israel gaen
{{sup|13790}}Also wiit hier verstaen
Van emat<ref>emat: Hamat (Vulg./Hist.Schol. Emath), stad in Syrië aan de Orontes. Deze stad ligt in hetzelfde gebied als de stad Ribla en is mogelijk daardoor op sommige plaatsen daarmee geïdentificeerd (Rijmb. 333,2-3 en 454,21-22). Bijbel: 2 S 8:9, Hist.Schol. Lib.II Reg. Cap.X</ref> al toter doder zee
Emat heeft namen twe
Hets anthiose hets reblata<ref>reblata: Ribla (Vulg. Rebla Hist.Schol. Reblata (acc.)), plaats aan de Orontes in Syrië ook emat (d.i. Hamat) of antioche geheten. Zie ook: emat, Zie ook: antioche Bijbel: 2 K 23:33, Hist.Schol. Lib.IV Reg. Cap.XLIV</ref>
Als ghi horen selt hier na
{{sup|13795}}Also alst vorsproken was
Vanden profete iosias<ref>iosias: moet jonas zijn (Hist. Schol.). Jona (Vulg. Ionas), profeet die mog. onder Elisa's invloed stond. Hij wist door zijn prediking te Nineve de ondergang van de stad te voorkomen. Jona</ref>
Datmen surien soude storen
Om dese zake als wiit horen
So verhief hem ieroboam
{{sup|13800}}Ende maecte gode met sonden gram
So datter god met sinen gehete
Amos sende sinen profete
Dit was ∙i∙ harde van den velde
Aldus sprac amos met gewelde
{{sup|13805}}Ic sal mettem swerde werden gram
Iegen dat huus ieroboam
En dinde es comen also wel
Vanden volke van israel
</poem><noinclude></noinclude>
lyy45rz22v8nh2vcpmxug11n4ke3ix7
Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/174
104
79746
208994
2025-06-12T10:41:10Z
Havang(nl)
4330
/* Proefgelezen */
208994
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{r|f79v}}</noinclude><poem>
So dat hine swigen hiet{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom a}}}}}}
{{sup|13810}}Daer omme so en liet hiis niet
Doe wert hem thoeft dor slegen
Also wert hi te lande gedregen
Ende begraven met eren groot
Ieroboam die bleef dus doot
{{sup|13815}}Ende siin sone zacharias
Wart na hem coninc als ict las
Hier moetict laten van hem
Hort van dien van iherualem
{{initiaal|I}}n ieroboams xvii iaer
{{sup|13820}}Droech te iherusalem dats waer
Crone die coninc osias
Die xlii iaer coninc was
Hi hilt die wet die moyses screef
Sine viande hi verdreef
{{sup|13825}}Entie van amos geslachte
Maecti geldende tsens met crachte
Entie muren van iherusalem
Worden weder gemaect bi hem
Die van israel coninc iohatas
{{sup|13830}}Brac als men te voren las
∙I∙ man was hi als wiit horen
Die vele hove wan ende coren
Dus wart hi van goede rike
Iegen gode van hemelrike
{{sup|13835}}Verhief hi hem dor sine riichede
Want hi te hogher tiit<ref>hogher tiit: feest, feestdag, hoogdag</ref> an dede
Des bisscops gewaden ende hadde vuldacht<ref>vuldacht: gedacht ???</ref>
Te voldoen des bisscops ambacht
Nochtan doement hem verboot
{{sup|13840}}So wert daer ∙i∙ erdbeve groot
∙I∙ berch scorde daer vor die stede
Die des coninx hove verlach<ref>verlach: van verliggen, blokkeren, in de weg (gaan) liggen.</ref> mede
Die weghe hi ontvee brac
Om dat laserse onghemac
{{sup|13845}}Was hi uten lieden gedaen
Siin sone iohatan heeft ontfaen
Dat gherechte alst recht was
Ende doe doot was daer osias
So groefmenne in davids stat
{{sup|13850}}Ioathan wert coninc om dat
Iosefus scriift nochtan daer of
Datmenne groef int coninclike hof
Ende ander nieman noyt dan hem
Die crone droechi in iherusalem
{{initiaal|I}}n dien tiden dat was osias{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom b}}}}}}
Profeteerde eerst ysaias
Daermen hier af scriift mee
Oec profeteerde osee
Die vorseide met groter eren
{{sup|13860}}Die verisenesse ons heren
Doe profeteerde oec iohel
Ende hi vorseide oec also wel
Die comst vanden heiligen geest
Die in sinxtendage gesciede meest
{{sup|13865}}Ionas die profeteerde doe mede
Van sereptane die goede stede
Der wedewen sone als ict las
Dien verwecte helias
Hier vorseidi lange te voren
{{sup|13870}}Datmen iherusalem soude te storen
Indien tiden van osias
Nam inde<ref>inde: einde</ref> drike als ic las
Van surien<ref>surien: zou eigenlijk ‘assirien’ moeten zijn.</ref> oec aldus
Die coninc sardinapulus
{{sup|13875}}Wart verwonnen ter steden
Van arabarces<ref>Arbaces, was een van de 41 generaals van Sardanapalusde koning van Assyrië. Hij was een satraap die samenzwoor tegen en het medische rijk stichtte.</ref> den coninc van meden
Ende berneden selven saen
Arabarces hevet drike ontfaen
Doch hadden die surien daer naer
{{sup|13880}}Coningen mar wet vor waer
Niet so mogende als dander waren
Doe god dede dandre vervaren
Also nahum hadde vorsproken
Wart al haer cracht tebroken
{{sup|13885}}In osias tiden so was
Coninc silvius porcas
Die xiiii vanden latinen
Van enease ende van lavinen
Die xv wi lesen dus
{{sup|13890}}So was silvius armelius<ref>silvius armelius: Aremulus Silvius (Hist.Schol. Silvius Aremulus), volgens een al in de vroege oudheid geschreven (maar niet historische) lijst de twaalfde koning van Alba Longa. De lijst van de koningen van Alba Longa wordt door verschillende klassieke auteurs gegeven. In de meest gangbare versie ervan draagt de twaalfde koning de naam allades of allodius Livius geeft echter de naam Romulus, terwijl weer anderen hem aremulus noemen. De laatste vorm treffen we ook aan in Maerlants bron, de Historia Scholastica (ed. Migne). Bijbel: Hist.Schol. Lib.IV Reg. Cap. XVII (Inc.). Waarom in het voorgaande vers van de vijftiende koning gesproken wordt is niet duidelijk, tenzij de copiïst van xii overging naar xv omwille van onduidelijke ii. Romulus Silvius</ref>
No hort vort so doedi wel
Vanden coninc van israel
{{initiaal|I}}n osias xxviii iaer
So drouch crone dats waer
{{sup|13895}}In israel als ict las
Ieroboams sone zacharias
Nemmeer dan maende sevene
Om dat hi was van quaden levene
Sellum versloegen dats waer
{{sup|13900}}Ende hi wart coninc daer naer
</poem><noinclude></noinclude>
jep4pzvpwwfzeg784s6il69c6904h0o
Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/175
104
79747
208995
2025-06-12T10:57:45Z
Havang(nl)
4330
/* Proefgelezen */
208995
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{r|f80r}}</noinclude><poem>
Niet meer dan ∙i∙ maent daer na{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom a}}}}}}
Droechi crone in samaria
Want van tharsen<ref>tharsen: Tirsa (Vulg./Hist.Schol. Thersa), plaats in Israël vanwaaruit diverse koningen regeerden. Bijbel: 1 K 15:33, Hist.Schol. Lib.II Reg. Cap.XXXII</ref> manahem
Versloegene ende wart coninc na hem
{{sup|13905}}In osias xxxix iaer
∙X∙ iaer droechi crone dats waer
Ieroboams levens was hi vol
In sinen tiden quam die coninc ful
Van assyrien in siin lant
{{sup|13910}}Manahem coft hem af te hant
Met scatte dat hi keren soude
Oec so sendde hi hem van goude
Die calver die ieroboam
Maecte daer god omme was gram
{{sup|13915}}Mar en waren die selve niet
Die ieroboam maken hiet
Want die papen die goudine stolen
Ende setter cprine verholen
Vergout dus eist hier bekent
{{sup|13920}}Doe dat prosent was gesent
Ende men die valscheit vernam
Worden die assyriene gram
Ende bleven daer na altoes fel
Ten conincrike van israel
{{sup|13925}}Manahem die starf daer na
Ende siin sonefosea
Droech crone wet vor waer
Ende regneerde xvi<ref>xvi: zoals dikwijls wijkt de tekst in deze versie sterk af van wat in de Vulgaat en Historia Scholastica wordt opgegeven (in dit geval xx jaar).</ref> iaer
Hi dede wel sine bedorte<ref>bedorte: plicht</ref>
{{sup|13930}}Ende hi maecte die hoge porte
Diemen spetiosa hiet
Den amoniten was hi wreet
Want hi deedse te tsense slaen
Dies siit seker sonder waen
{{sup|13935}}In sinen tiden bi gods gehete<ref>gehete: bevel</ref>
Vorseide nahum die profete
Datmenne soude vervaren
Dat gesciede daer te waren
Daer na over ∙i∙ wile lanc
{{sup|13940}}Drie dach verde was haer vorganc
∙I∙ marasch<ref>marasch: moeras</ref> ginc in die stede
Diese teerst verwatren<ref>verwatren: onder water zetten, overstromen</ref> dede
Ende ∙i∙ erdbeve quam so groot
Met viere datter god nederscoot
{{sup|13945}}Dus verdarf daer altemale
Amus werc ende sine sale
In ioathans tiden oec so was{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom b}}}}}}
∙I∙ profete hiet micheas
Iohatan die starf na dat
{{sup|13950}}Ende men groevene in davids stat
In sinen tiden wi lesen dus
Worden gebroedere remus ende romulus
Ende gedragen bede tesamen
Ylia hiet haer moeder bi namen
{{sup|13955}}Om dat so na troyen wert geboren
Na iohatan als wiit horen
Droech siin sone achas
Die crone alst recht was
In xvii iaer verstaet mi wel
{{sup|13960}}Dat fasee van israel
Crone droech so was coninc daer naer
Achas ende was coninc xvi iaer
Van gelove was hi fel
Als die coninc van israel
{{sup|13965}}Doe quam up hem tvolc van surie
Ende fasee met sire partie
Ende besaten iherusalem
Achas quam ute iegen hem
Ende verloes ∙i∙ here groot
{{sup|13970}}Oec bleef daer siin sone doot
{{initiaal|A}}lse fasee daer na
Keerde in samaria
Ende met hem vele gevane
Quam hem ∙i∙ profete ane
{{sup|13975}}Die geheten was edibel<ref>edibel: (odibel) Oded (Vulg. Oded), profeet ten tijde van koning Achaz. De Hist.Schol. vermeldt dat de naam van deze profeet odida of obedo luidt. Bijbel: 2 Kr 28:9, Hist.Schol. Lib.IV Reg. Cap.XXV</ref>
Ende scalt die van israel
Dat si hare mage hadde gevaen
Si en lieten se weder gaen
God die soudse plagen sere
{{sup|13980}}Doe dede hem die coninc ere
Ende lietse weder keren vri
Anderwarven quamen si
Van surien coninc euningrasim<ref>Resin (Vulg. Rasim Hist.Schol. Rasin), koning van Aram ten tijde van Achaz, koning van Juda. Bijbel: 2 K 16:5, Hist.Schol. Lib.IV Reg. Cap.XXV</ref>
Ende fasee coninc met him
{{sup|13985}}Ende belagen iherusalem
Achas wert vervaert van hem
Mar isaias toesten sere
Ende hine gelovets min no mere
Doe dedem ysaias verstaen
{{sup|13990}}Dat ∙i∙ maget soude kint ontfaen
Mar achas sende boden na
Toten coninc van assyria
</poem><noinclude></noinclude>
0242xj6dldyz9p8wtjrmzkebmw79nuw
Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/176
104
79748
208996
2025-06-12T11:02:50Z
Havang(nl)
4330
/* Proefgelezen */
208996
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{l|f80v}}</noinclude><poem>
Ende omboet hem mi dus vrie{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom a}}}}}}
Van den coninc van surie
{{sup|13995}}Ende van dien van israel
Oec willlicke di om dienen wel
Doe quam hi met sire partien
Ende verwoeste sere surien
Ende rarim<ref>rarim: moet rasim zijn: Resin (Vulg. Rasim Hist.Schol. Rasin), koning van Aram ten tijde van Achaz, koning van Juda. Bijbel: 2 K 16:5, Hist.Schol. Lib.IV Reg. Cap.XXV</ref> keerde in ramas
{{sup|14000}}Die assyriene waren ras
Si wonnen die stede groot
Endde sloegen den coninc rasim doot
Daer quam van iherusalem achas
Ende dancte hem met giften das
{{sup|14005}}Dese achas sloet die temple toe
Ende verboet gode te diene doe
Achas verstarf ende na dat
So groefmenne in davids stat
Ende siin sone ezechias
{{sup|14010}}Bleef na hem coninc als ict las
In achas tiden als ic gome<ref>gome: van gomen, opmerken, vermelden</ref>
Was genoemt ende gesticht rome
Van meye uptie ∙x∙ kalende
Van ∙ii∙ broedren als ict bekende
{{sup|14015}}Remus ende romulus
Hort vort van israel aldus
{{initiaal|A}}see verstaet mi wel
Wart coninc in israel
Int xii iaer van coninc achas
{{sup|14020}}Ende int ix als ict las
Droechi crone ende was quat
Doch beter alst becreven staet
Dan sine vorders wet vor waer
Want hi gaf iii warf int iaer
{{sup|14025}}Orlof dat volc onder hem
Voere bedevaerde te iherusalem
Doe was doot teglatfalasar
Ende coninc wart salmanasar
Van dien van assyria
{{sup|14030}}Den coninc asee dwanc hi daer na
Teerst dat hi hem tesense stoet
Daer na so wart hi fel gemoet
Dat hi den coninc asee
Inden kerker leide te ninive
{{sup|14035}}Ende lach vor samarien iii iaer
Ende wan die stat over waer
Int vii iaer dat ezechias
Coninc van iherusalem was
In asees ix iaer{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom b}}}}}}
{{sup|14040}}Altvolc van israel dats waer
Die vii geslachte die bleven waren
Voeren te teglatfasars scaren
Hi ontfincse alle ende daer na
Voerdhise ínt lant van caspia<ref>caspia: Kaspië (Lat. Caspia), in de oudheid de benaming van het land aan de Kaspische Zee. Alleen aangetroffen in de verb. dat lant van caspia, -ien. Vgl. Hist.Schol. Lib.III Reg. Cap.XXVI Add.1: ultra montes Caspios. Kaspische_Zee</ref>
{{sup|14045}}Daer dander waren haer genoet
Daerse sint alexander besloet
Met desen was tobias gevaen
Daer ieesten af bescreven staen
Salmasar brochte daer na
{{sup|14050}}Ander volc in samaria
Entie coninc assaradoch
Die brochter vele meer noch
Die dlant wonnen als ic wane
Dese heetmen samaritane
{{initiaal|D}}oesi dlant besaten onwaerde
Sende god onder hen liebaerde
Diese verbeten harde saen
So dattie coninc heeft verstaen
Eist dat lant sal siin beset
{{sup|14060}}Tvolc moet houden moyses wet
Doe sendi hem van israel
∙I∙ pape die in betel
Woenen voer die brochtse ten zeden
Dat si hem allegader besneden
{{sup|14065}}Si ontfingen moyses gebode
Doch hilt si hem an die af gode
Hier bi seiden die samaritane
Alst den ioden plach wel bi tegane
So en wilden siis hen niet
{{sup|14070}}Nu merct dat israelsche diet
Wart gevaen als ict vernam
Nadien dat ute egypten quam
</poem><noinclude></noinclude>
60wdt21vtcilquf63ykspklb2tblivw
Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/177
104
79749
208997
2025-06-12T11:05:25Z
Havang(nl)
4330
/* Proefgelezen */
208997
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{r|f81r}}</noinclude><poem>
Dcccc iaer ende sevene{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom a}}}}}}
Dit verdienet met quaden levene
{{sup|14075}}CC ende ∙xl∙ iaer
vii maende ende vii dage daer naer
Dat roboam ende ieroboam
Drike scieden als ict vernam
Vele diere ontscuult waren
{{sup|14080}}Ende ontvloen salmanasars scaren
Keerden weder tharen steden
Alle dat orloge was leden
Ende selc ontfinger daer gevane
Die onder die samaritane
{{sup|14085}}Wonende bleven wet dat wel
Daer int rike van israel
{{initiaal|E}}zechias hort van hem
Wart coninc in iherusalem
Ende was coninc ∙xxx∙ iaer
{{sup|14090}}In siin eerste iaer dats waer
Ter eerster maent met groter eren
Ondede hi den tempel ons heren
Die achas siin vader sloet
Ende maecte ∙i∙ paschen groet
{{sup|14095}}Hi maecte den dienst ons heren weder
Die gevallen was ter neder
Hi brac alle afgode omtrent
Ende dat coprine serpent
Dat moyses in die woistine goet
{{sup|14100}}Dien maecte tvolc ere groot
Also ocht heilich ware
Dit brac ezechias openbare
Alte sticken daer ter stede
Ende warpt in ∙i∙ beke mede
{{sup|14105}}Dien dienst brac hi af daer na
Den coninc van assyria
Der filistiene sloegen si vele
Mar daer na ginct hem uten spele
Want in siin xiiii iaer
{{sup|14110}}Salmanasars sone daer naer
Sennacherip quam in siin lant
Ende van assyrien menich viant
Si wonnen hem af sine steden
Ezechias bad laet mi met vreden
{{sup|14115}}Ende coft met selvere ende met goude
Dat hi vanhem varen soude
Sennacherip die swoer hem dat
Mar doe hi tgoet hadde uter stat
Brac hi hem eet ende vrede{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom b}}}}}}
{{sup|14120}}Ende dede beliggen die stede
Siin here beval hi hem tveen
Rapsates<ref>rapsaces: Rapsaces (Hist.Schol. Rapsaces), een van de bevelhebbers van het leger van de Assyrische koning Sanherib. Bijbel: Vgl. 2 K 18:17, Hist.Schol. Lib. IV Reg. Cap. XXVII</ref> so heet deen
Tarca<ref>tarca: Turtan (Hist.Schol. Tharthan). Eig. titel van de Assyrische opperbevelhebber van het leger, gebruikt als eigennaam van een bevelhebber in het leger van de Assyrische koning Sanherib. Bijbel: Vgl. 2 K 18:17, Hist.Schol. Lib.IV Reg. Cap.XXVII</ref> so was sanders name
Die coninc omboet dat hi quame
{{sup|14125}}Iegen hem spreken uter stede
Mar hi was dies niet en dede
Doch sendhire sinen raet
Doe sprac rapsates dat verstaet
Sennacherip grote coninc
{{sup|14130}}Van assyrien seit dese dinc
Echesias wes troestu di
Dattu dus strides iegen mi
Eist upten coninc van egypten lant
Du leens up riet met dire hant
{{sup|14135}}Heefstu up dinen god oec troest
Hebben die gode di verloest
Der heidine ende van israel
Dat volc van mi also wel
Troesten di dan dine liede
{{sup|14140}}ii dusent orse nem tire miede<ref>miede: loon beloning geschenk omkoopsom omkoperij prijs die voor iets betaald wordt geld</ref>
Du en heefster liede niet toe genoech
So lude sprac hi dat ongevoech
So dat hiit horde in die stede
Doe seidi ten volke mede
{{sup|14145}}Ghi liede dit spreect miin here
Doet u nutscap ende uwe ere
Dat ghi niet van groter pine
Uwen drec verteert ende uwe orine<ref>orine: urine</ref>
Comt uter stat temi
{{sup|14150}}Ende levet bi uwen gode bedi
Als miin here keert te hant
Hi sal u voeren in ∙i∙ lant
Dat also tuwe es gedaen
Doet ezechias hadde verstaen
{{sup|14155}}Scurdi af sine gegare<ref>gegare: Kleding, kledij, ambtsgewaad, ornaat.</ref>
Ende dede an ∙i∙ zac openbare
Ende omboet dat ysaias
Doe sprac hi an ezechias
Hi seget god sprect wes onvervaert
{{sup|14160}}Hi sal doen keren te lande waert
Den coninc van assyria
Rapsates voer wech daer na
Want sennancherip was gevaren
Tote egypten met sire scaren
</poem><noinclude></noinclude>
rpxjtepfbj6myrsql5q2cm07apvv0vj
Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/178
104
79750
208998
2025-06-12T11:07:42Z
Havang(nl)
4330
/* Proefgelezen */
208998
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{l|f81v}}</noinclude><poem>
{{sup|14165}}Mar doe hi vernam dat terreata{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom a}}}}}}
Die coninc van etyopia
Dien van egypten te helpe quam
Bedi keerdi weder gram
Doe sendi lettren te ezechias
{{sup|14170}}Daer dat in gescreven was
Dats god hadde gene macht
Hem te helpene met sire cracht
Dit clagede ezechias gode
Doe was des ysaias bode
{{sup|14175}}Hi seide aldus ten derden iare
So vare met dire scare
Up sennacherip die di vervaerde
Dien saltu vellen metten swaerde
In siin lant no nembermee
{{sup|14180}}So en doet hi daer na nieman we
Spiset vii iaer ende int derde
Sait coenlic met groter verde
Ende dat volc dat es gevloen
Sal hem te lande weder doen
{{sup|14185}}Des troestes was ezechias vro
Ende stopte die fonteine<ref>fonteyne: In een oudere versie vinden we: ‘Do sennacherub wederquam. Vte egypten ende beleide. Jherusalem als ict eerst seide. Lach sijn here bi der fonteine. Van siloe’ Siloach (Vulg. Siloa, Hist.Schol. Siloe (acc.)), kanaal dat ten tijde van koning Achaz de Gichonbron verbond met Jeruzalem, nadien de naam van de tunnel die koning Hizkia liet graven om dit kanaal te vervangen. In het Nieuwe Testament heet deze Siloam (Vulg. Siloae (gen.)). Zie ook: siloa: Bijbel: 2 Kr 32:30, Hist.Schol. Lib.IV Reg. Cap.XXXII</ref> so
Ocht weder quame there groot
Dat het waters hadde noet
{{initiaal|T}}en naesten iare quam die viant
{{sup|14190}}Sennacherip uut egypten lant
Ende woeste dlant van iuda
Alomme ende omme verre ende na
Ende besat die van iherusalem
Nachts quam dingel te hem
{{sup|14195}}Ende sloech in sine tente doot
∙I∙ here utermaten groot
∙C∙ dusent sire man
Ende lxxxv dusent nochtan
Sennacherip die was vervaert
{{sup|14200}}Ende vlo hem ∙x∙ te lande waert
Te ninive in sine stede
Ende aldaer hi anebede
Sinen god die hiet nesrach<ref>nesrach: Nisrok (Vulg. Neserach Hist.Schol. Nesroch), afgod van de Assyrische koning Sanherib.
bijbel: 2 K 19:37, Hist.Schol. Lib.IV Reg. Cap.XXIX</ref>
Doe quamen upten selven dach
{{sup|14205}}Seraser<ref>seraser: Sarezer (Vulg./Hist.Schol. Sarasar), zoon van de Assyrische koning Sanherib. Samen met zijn broer Adrammelek vermoordde hij in 681 v.C. zijn vader. Bijbel: 2 K 19:37, Hist.Schol. Lib.IV Reg. Cap.XXIX</ref> ende adramelech<ref>adramelech: Adrammelek (Vulg./Hist.Schol. Adramelech), zoon van koning Sanherib van Assur. Met zijn broer Sareser vermoordde hij in 681 v.C. zijn vader. Bijbel: Js 37:38, 2 K 19:37, Hist.Schol. Lib.IV Reg. Cap.XXIX</ref>
Sine kinder in sinen wech
Ende sloegen daer metten swaerde
Ende vloen wech hare vaerde
Int lant van armenia<ref>armenia: Armenië, land ten zuiden van de Kaukasus.</ref>
{{sup|14210}}Doe wert van assyria
Coninc asradach siin sone{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom b}}}}}}
Die twe sloegen om tgone
Dat si teerst waren geboren
Ende hi den ioncsten trac voren
{{sup|14215}}Bedi sloechi den vader doot
Ende na dese miracle groot
Gingen uut die van iherusalem
Ende namen alden roef met hem
Van den lieden vondsi niet dan stof
{{sup|14220}}Dar seiden si algader of
Want dat gods vier verbrande
Altemale hare viande
{{initiaal|N}}a desen zege die wonderlic was
En dancte niet ezechias
{{sup|14225}}Gode als hi met rechte soude
Mar hi verhief hem de houde
Dies gaf hem god ∙i∙ evel groot
Dat hi qual al toter doot
Doe quam te hem ysaias
{{sup|14230}}Ende seide god vermaent di das
Beset dine dinc god gebiet
Du salt sterven ende leven niet
Dies was droeve ezechias
Dat hi sonder sone was
{{sup|14235}}Ter weghewaert warp hi hem ten kere
Ende weende utermaten sere
An gode seiti sine bede
Ende eer ysaias oec mede
Yet verre quam buter zale
{{sup|14240}}Sprac god tehem dese tale
Ganc sech dit ezechias algader
Dit spreect god davids vader
Ic hebbe gehort sine bede
Ende sine trane bescouwet mede
{{sup|14245}}Ganc inden tempel ten derden dage
∙xv∙ iaer dans gene zaghe
Langic dine dage na
Ende van dien van assyria
Maec ic di entie stat quite
{{sup|14250}}Om di ende minen knecht davite
Wat tekene spreect ezechias
Salmi god geven das
Die tiende wile van den dage
Waest doe dans gene zage
{{sup|14255}}Ysayas sprac kies dinen wille
Wiltu dattie sonne sta stille
</poem><noinclude></noinclude>
114obrf2ef6yctlllg1ysatzz1yo70b
Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/179
104
79751
208999
2025-06-12T11:09:51Z
Havang(nl)
4330
/* Proefgelezen */
208999
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{r|f82r}}</noinclude><poem>
Ocht weder kere ten oesten waert{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom a}}}}}}
X grade weder metter vaert
Doe coes hi dat si weder kere
{{sup|14260}}Want selc tekiin was nie ere
So kerde die sonne ter selver stonde
Ten oesten ende die dach begonde
Entie coninc die ghenas
Ten derden daghe ginc ezechias
{{sup|14265}}Inden tempel ende dancte sere
Gode van so groter ere
{{initiaal|T}}ien tiden alse dit vernam
Die coninc nero baladam
Die coninc was van babilone
{{sup|14270}}Dattie sonne anden trone
Weder keerde dur ezechias
Sendi hem gichten als ict las
Want die caldeusche in haer gebod
Houden die sonne over god
{{sup|14275}}Dies wilde hi den man eren mede
Dien haer god die ere dede
Doe die boden quamen so
Was ezechias harde vro
Ende verhief hem in sinen sin
{{sup|14280}}Te sire zale was niet in
Hi en liet hem altemale
Die heymelichede vander zale
Ende ontrende<ref>ontrende: van ontrennen: Snel ontlopen, maken dat men weg komt, ontsnappen.</ref> die heilige stat
Ende doe si wech waren na dat
{{sup|14285}}Quam ysayas ende vragede
Wat volc daer binnen iagede
So dat hem seide ezechias
Doe antworde ysaias
Dat seit god vanden trone
{{sup|14290}}Men sal noch voeren in babilone
Al dat es in dine zale
Die coninc sprac ons heren tale
Es harde goet het si doch vrede
Al miin leven dats mine bede
{{sup|14295}}Ezechias die starf daer na
Ende al dat lantscap van iuda
Hilt sinen uutvaert met groter ere
Eerlic groefinen den here
Alse yeman die quam van davite
{{sup|14300}}Want hi diende gode met vlite
In sinen tiden maecte romulus
Eerst ridders wi lesen dus
Hondert oude coes himede{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom b}}}}}}
Die hiet hi vadre vander stede
{{sup|14305}}Indien tiden wert hi verloren
In ∙i∙ marasch<ref>marasch: moeras</ref> als wiit horen
Datmenne nemmermere vernam
Ende elc vanden vaders quam
Ende berechten elc ∙v∙ dage
{{sup|14310}}Die stat van rome dats gene zage
Doe wart daer na ponpeius
Coninc van rome wi lesen dus
Die hiet die vadre senature
Haer gheslachte leeft noch ter ure
{{sup|14315}}Romulus die coninc fier
Maecte eeerst den caledier
Ende begonste in marte siin iaer
Ne mar ∙x∙ maende dats waer
Maectine lanc ende nemmee
{{sup|14320}}Mar die coninc ponpeius deder toe tvee
Laumaent<ref>laumaent: Louwmaand, januari, eerste maand van het huidige kalenderjaar. Mog. van de stam van het ww. lauwen, louwen 'looien' en het znw. maent 'maand'.</ref> ende sporcle<ref>sporcle: Sprokkel, februari, tweede maand van het huidige kalenderjaar. De naam sprokkelmaand heeft niets te maken met het werkwoord sprokkelen. De naam is afgeleid van het woord sporkelen dat springen betekent. Dit slaat op het feit dat het aantal dagen eens in de vier jaar een dag verspringt. In veel Oudnederlandse teksten wordt sporcle gebruikt om de maand februari aan te duiden. Later dacht men dat dit woord een verbastering was van sprokkel.</ref> mede
Dit lese wi in die waerhede
{{initiaal|N}}aden goede ezechias
Was manasses als ict las
{{sup|14325}}Siin sone coninc dats waer
Ende droech crone ∙lv∙ iaer
Dese was utermaten quaet
Die afgode die siins vader raet
Brac maecti weder al
{{sup|14330}}Hi maecte den tempel baal
Ende sette in die kerkhove beide
Afgode te sinen leide
Toverers bracht hi int lant
Ende brachte tvolc ter quader hant
{{sup|14335}}Wat profete diene scalt
Van gods halve hi ontgalt
Menigen hi ontliven dede
Te iherusalem in die stede
Sinen maech<ref>maech: bloedverwant</ref> ysaias
{{sup|14340}}Die ∙i∙ heilich profete was
Dedi werpen uter stede
Ende uptie piscine mede
Die gheheten es syloe
Dede hine sagen mids ontwe
{{sup|14345}}Met ∙i∙ saghe die houtin was
Doe menne piinde als ict las
Bad die profete omme drinken
Daer wilde nieman omme dinken
</poem><noinclude></noinclude>
7gckd8eh2yek10jzbyyrvxvxbi0qrkz
Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/180
104
79752
209000
2025-06-12T11:12:06Z
Havang(nl)
4330
/* Proefgelezen */
209000
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{l|f82v}}</noinclude><poem>
Doe sende god ter selver stont{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom a}}}}}}
{{sup|14350}}Van hoghen dwater in sinen mont
Ende mettien so inde hi saen
Nochtan ne wildiit niet verstaen
Diene sageden en sneden
Al sagen si dat aldaer ter steden
{{sup|14355}}Tien tiden als ict vernam
Dat sennacherip ute egypten quam
Ende iherusalem beleide
Also als ict eerst seide
Lach siin here bider fonteinen
{{sup|14360}}Van syloe ende was gemene
Buten ende binnen den lieden
Nieman mocht andre verbieden
Ghescieden der miracle tvwe
Bider fonteynen van syloe
{{sup|14365}}Ende oec bi ysaias bede
Alle die liede vander stede
Vonden waters genoech
Die heidine hadden tongevoech
Want si altoes te genen stonden
{{sup|14370}}Water daer gewonnen conden
Dur dese miracle dur dese ere
Groeven si aldaer den here
Ende dat si na des profeten doot
Gemeten mosten sire doget groot
{{sup|14375}}Om dese mesdaet om dese sonde
Sende god te deser stonde
Manasse ∙i∙ viant
Die te storde sere siin lant
Den coninc van babilone
{{sup|14380}}Met ketene in groter hone
Vinc hi manasse ende brochte
In babilone daer hine onsochte
Tormenete<ref>tormenete: van tormenten: pijnigen, folteren, martelen, met wapenen, boeien.</ref> ende was hem fel
Doe verstont manasses wel
{{sup|14385}}Dat het was ons heren wrake
Doe dede manasses van deser zake
Penitentie ende piinde hem sere
Ende bad hertelike onsen here
So dats gode hem van hemelrike
{{sup|14390}}Afdochte<ref>afdochte: van afdinken, wordt hier gebruikt voor: een gevoel van deernis, medelijden hebben</ref> ende brochtene in siin rike
Die hi quam in iherusalem
Die afgode stonden bi hem
Ende al ongelove hi verdreef
So dats geen liiteken bleef
{{sup|14395}}Ende dede gods dienst doen mede{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom b}}}}}}
Also als siin vader dede
Ende bekerde recht also wel
Dat sonder wonder niet gevel
Dat hi selke doget dede
{{sup|14400}}Daer hi ten goeden love quam mede
Entie vorbrugge<ref>vorbrugge: deel van de verdediginswerken, vestingen.</ref> veste hi sere
Doe starf manasses die here
Ende men groevene in sinen hof
Sinen sone verstarf<ref>verstarf: van versterven, hier in de betekenis van: als erfgenaam bij iemands dood zijn goed erven.</ref> daer of
{{sup|14405}}Die crone die amon hiet
In manasses tiden in liege u niet
Was van rome wi lesen dus
Coninc tullius hostillius
Die eerste coninc weet men wale
{{sup|14410}}Die hem te rome met sindale<ref>sindale: Neteldoek, fijn geweven linnen of zijden stof. In de verbinding hem doen cleden van sindale ende met purpere Zich met fijn linnen of zijde en purper laten kleden, d.w.z. met de versierselen van koninklijke waardigheid.</ref>
Ende met purpre cleden dede
Oec so merede hi die stede
∙I∙ blexeme verbernden ten male
Hem te lesten in sine zale
{{initiaal|A}}mon wart coninc wet vor waer
Ende regneerde alse ∙ii∙ iaer
Dese scuwede alle doget
Alse die vader dede in sire ioget
So datten sine knapen versloegen
{{sup|14420}}Die liede dat qualike verdroegen
Ende sloegense diet daden algader
Ende groevense met sinen vader
Ende maecten siin kint iosias
Coninc dat viii iaer out was
{{sup|14425}}Ende droech crone xxxi iaer
Al davits leringhe dats waer
Hilt iosias wel heilichlike
Int vierde iaer van sinen rike
Was hi so heilich ende so gerecht
{{sup|14430}}Dat wonder was van selken knecht
Hi dede den volke afgode laten
Ende bekeerde so wel utermaten
Alle quade dinge als ∙i∙ out man
In siin achtiende iaer daer der an
{{sup|14435}}So purgerrde hi al tlant
Van alden afgoden die hi vant
Oec so dedi achter lande
Alover al halen offerande
Mede te beterne met allen
{{sup|14440}}Dat anden monster was gevallen
</poem><noinclude></noinclude>
e146zwrix95gev2lfmvc48uky6q2pgq
Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/181
104
79753
209001
2025-06-12T11:14:26Z
Havang(nl)
4330
/* Proefgelezen */
209001
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{r|f83r}}</noinclude><poem>
In siin xiiii iaer so was{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom a}}}}}}
Dat eerst begonste ieremias
Te profeteerne als hem hiet god
Gheboren was hi van amathod<ref>Anathoth, de geboorteplaats van de profeet Jeremia. Tegenwoordig de Palestijnse plaats 'Anata</ref>
{{sup|14445}}iii milen van iherusalem
Wi vinden lesende van hem
Dat hi gecleet was te voren
Eer hi ye was gheboren
Ende hi cume spreken conde
{{sup|14450}}Doene god met sinen monde
Profete hiet wesen ende dede
Sine hant an sine leppe mede
Hi profeteerde dats waer
Meer dan xli iaer
{{sup|14455}}Ende vorseide ende sach oec mede
I verlies van iherusalem die stede
Als wi lesen hier naer
In osias achtiende iaer
Want die pape ezechias
{{sup|14460}}In darke wanic dat was
Die boec deutronomius
Daer wi af lesen aldus
Datten moyses liggen hiet
Indie arke eer hi versciet
{{sup|14465}}Doemen vorden coninc las
Want daer in gescreven was
Die maledixie die si hebben souden
Die die wet niet wel en houden
Ende waermen afgode helde
{{sup|14470}}Dat siit also souden ontghelden
Hi soudse werpen uten lande
Als hi eerst dede hare viande
Iosias scorde siin cleet van rouwen
Het dochte hem wonder siinbi trouwen<ref>trouwen: inderdaad, voorzeker.</ref>
{{sup|14475}}Dat si noch waren inden lande
Ende ontsach ons heren hande
Dat hem die plage ware bi
Den vroeden lieden so hiet hi
Dat si an gode sochten raet
{{sup|14480}}Mettien tvroede volc al gaet
An olda die profetesse
Die hem las een sware lesse
Soe ssprac dit seit onse here
Al tquade min no mere
{{sup|14485}}Dag ghi gescreven ende geset
Saget in den boec der wet
Sal ic u bringen in dese stede{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom b}}}}}}
Ende up tvolc datter in es mede
Die coninc diere in sende have<ref>diere in sende have: die u gezonden heeft</ref>
{{sup|14490}}Seget dat god sprect openbare
Om dat siin herte es also sware
Duer den boec comen in vare<ref>comen in vare: In de verbinding in vare comen De schrik te pakken krijgen.</ref>
So sal geverst<ref>geverst: van versten, uitstellen, naar een toekomstig tijdstip verschuiven</ref> siin die plage
No niet gesccien in sinen dage
{{initiaal|D}}or dese wort sende tehant
Iosias dor al tlant
Ende dede comen daer te hem
Al tvolc van iherusalem
Ende las den boec daer sine alle horden
{{sup|14500}}Ende deedse sweren in waren worden
Dat si souden houden die wet
Die van moysese es geset
Die toverers entie afgode
Ende wat so was iegen gods gebode
{{sup|14505}}Verstac hi altemale wel
Daer na voer hi in betel
Ten outare dat ieroboam
Maecte daer god om was gram
Hi nam der papen gebeente daer
{{sup|14510}}Enter profeten dats waer
Der valschen eist dat ic mene
Ende verbernetse groot ende clene
In betel upten outaer
Also als abdo over ccc ende ∙xli∙ iaer
{{sup|14515}}Vorseide alsmen hier voren las
Die hi quam daer begraven was
Abdo ende hi die lettre vant
Doe geboet hi altehant
Datmenne liet in sine stede
{{sup|14520}}Ende den valschen profete mede
Diene met hem tetene bat
Entiene groef aldaer ter stat
Dus dedi in samaria
Ende in al dlant verre ende na
{{sup|14525}}Entie valscher profeten beene
Die outare groot ende clene
Verbernede hi te pulvere al
Dit was vorseit nu merct al
Ccc iaer ende xli te voren
{{sup|14530}}Van aldo den profete vercoren
Te iherusalem es hi gekeert
Ende maecte ∙i∙ paschen gereet
</poem><noinclude></noinclude>
b0m0ynhtcmeofu4a1je58idxke7tgza
Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/182
104
79754
209002
2025-06-12T11:17:23Z
Havang(nl)
4330
/* Proefgelezen */
209002
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{l|f83v}}</noinclude><poem>
Ende omboet die van israel{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom a}}}}}}
Dien selke aventure ghevel
{{sup|14535}}Dat si der vangnesse waren ontgaen
Daer haddi als wiit verstaen
xx dusent van selker feeste
Vintmen niet ingere ieeste
Dat ye hilt coninc over waer
{{sup|14540}}Dit was in siin ∙xviii∙ iaer
{{initiaal|I}}n sinen tiden ghevel also
Dat ∙i∙ coninc hiet nechao
In egypten coninc was
Die mare hadde vernomen das
{{sup|14545}}Dattie vanden lande van mede
Ende van babilone der steden
Dien van asyria waren af gegaen
Surien waenden si winnen saen
Ende bestont alreerst dis
{{sup|14550}}Iegen den coninc van tharsis
Die adremon<ref>adremon: Adremon (Hist.Schol. Remon (?)), koning van Karkemis ten tijde van farao Neko van Egypte en van Josia. Hist.Schol., ed. Migne geeft: Primo aggressus erat regem ad Remon, qui regnabat tunc in Carchamis (Lib.IV Reg. Cap.XXXVII). Het door David gebruikte hs. van de Hist.Schol. heeft echter als variant de vorm Adremon (dl. 2, p. 82 noot 3). Ook Maerlant heeft dus waarschijnlijk een Hist.Schol.-handschrift gezien waarin adremon aaneengeschreven stond. Geen van beide varianten kan echter bevredigend verklaard worden. bijbel: Vgl. 2 Kr 35:20 en Jr 46:2 Karkemis</ref> geheten was
Doe dit wiste iosias
Gaderde hi iegen hem siin here
Ende sette hem ter were
{{sup|14555}}Want hine weren wilde tehant
Dat hi met lide<ref>lide: voorbijgaan doorbrengen gaan</ref> dor siin lant
Nechao omboot iosias
Dat hi wilde omberen das
Hine hadde tehem gene hate
{{sup|14560}}Mar hi wilde ter effrate
Iosias achte niet der dinc
Mar met adremon den coninc
Ordineerde hi siin here
Up dat hi nechaone verwere
{{sup|14565}}Daer wert hi gescoten doot
Dat was ∙i∙ miracle groot
∙I∙ boem was daer an ∙i∙ fonteine
Daer hi starf die coninc reine
Die verdrogeden beide ter stede
{{sup|14570}}Adremon dreef iamberhede<ref>iamberhede: De uiting van een diepe smart, gejammer, het bedrijven van rouw, rouwmisbaar</ref>
Die hordemen selc verre no na
Aldat lantscap van iuda
Ende alle die van iherusalem
Ende ieremias weende met hem
{{initiaal|I}}n sinen tiden dats ware dinc
Was anchus marcius coninc
Die vierde coninc vander stede
Sint datmen romen meren<ref>meren: heten in ander handschrift</ref> dede
Oec was in sinen tiden mede{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom b}}}}}}
{{sup|14580}}Die vifte coninc vander stede
Tarquinus fiscus die fosseide<ref>fosseide: gracht</ref>
Ende muren omme rome leide
Tvolc nam daer na dat wenen
Den oudsten sone sonder enen<ref>sonder enen: op een na</ref>
{{sup|14585}}Tocas ende gaven hem te lone
Naden vader die coninc crone
Vier maende lees wi vn hem
Regneerdi in iherusalem
Want van egypten nechao
{{sup|14590}}Die quam inden lande do
Ende nam hem drike vander stede
Ende gaft den oudsten zone mede
Ebachim ende iechonias
Leesmen dat hi geheten was
{{sup|14595}}Tsens sette nechao up hem
Ende hieten mede ioachim
Tocas sende hi te hant
Gevaen in egypten lant
Dese ioachim iechonias
{{sup|14600}}Leesmen dat xi iaer coninc was
Hi sette hem iegen gods gehete
Urias<ref>urias: Uria (Vulg./Hist.Schol. Urias), profeet, zoon van Semaja die door koning Jojakim werd gedood. Bijbel: Jr 26:20-23, Hist.Schol. Lib.IV Reg. Cap.XXXVIII</ref> scalten die profete
Dien dede hire omme ontliven daer
In siin riken vierde iaer
{{sup|14605}}So ontfinc in babilone
Nabugodonosor die crone
Ende verwan den coninc nechaoene
Ende roefdene van al sinen doene
Doe wan hi met sire partien
{{sup|14610}}Welnaer al dlant van surien
Ieremias die profete
Dregede die stat van gods gehete
Ende seide dit seit god vecht
Ic sal bringen dinen knecht
{{sup|14615}}Nabugodonosor in dit lant
Ende salt winnen metter hant
Het sal hen dienen lxx iaer
Als die tiit die comt daer naer
Sal ic doen van babilonen
{{sup|14620}}Hare mesdaet weder lonen
Ende maken die stede rike
Woiste ende ydel ewelike
Hier omme wert hi besloten<ref>besloten: gesloten ingesloten weggeborgen</ref> daer
Dat hi niet predecte openbaer
</poem><noinclude></noinclude>
q0n51aasgkxzds8a4y2dxwsm23y5z8g
Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/183
104
79755
209003
2025-06-12T11:19:37Z
Havang(nl)
4330
/* Proefgelezen */
209003
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{r|f84r}}</noinclude><poem>
{{sup|14625}}Doe hiet hem god dat hiit bescreve{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom a}}}}}}
Ende het achter niet en bleve
Baruc siin clerc hi screef die wort
So dat quam den coninc vort
Ende alshi die wort heeft verstaen
{{sup|14630}}Scurdi den boec also saen
Ende warpene in ∙i∙ viere
Doe sprac god anderwarf sciere
Scriift die wort ieremias
Die ioachin iecomas
{{sup|14635}}Scurde ende verbernen dede
Van hem wart geboren mede
Nembermeer no man no kint
Die den stoel davids gewint
Siin vleesch sal liggen upter mouden<ref>moude: Aarde, grond, losse aarde ook stof, stuifzand, zand.</ref>
{{sup|14640}}Bloot inder hetten ende inden couden
Buter stat van iherusalem
Nieman sal wenen om hem
{{initiaal|I}}n ioachims achtende iaer
So quam nabugodonosor daer
{{sup|14645}}Ende verheerde<ref>verheerde: van verhe(e)ren, met een leger doortrekken, verwoesten, ontvolken, misschien ook onderwerpen</ref> dlant van iuda
Ende quam in iherusalem na
Vinc den coninc ioachim
Ende vele edelre lieden met him
So dat hine te tsense sette
{{sup|14650}}Dien hi beloefde bi wette
Ghisele hilt hi horic tellen
Daniele ende sine ghesellen
Ananias<ref>ananias: Chananja (Vulg./Hist.Schol. Ananias), metgezel van Daniël, ook Sadrak genoemd. Bijbel: Da 1:6, Hist.Schol. Lib.Dan. Cap.I</ref> ende misael<ref>misael: Misaël (Vulg. Misahel Hist.Schol. Misael), een van de vrienden van Daniël. Bijbel: Da 1:6, Hist.Schol. Lib.Dan. Cap.I</ref>
Ende azarias<ref>Ananias ende misael ende azarias: Azarja (Vulg./Hist.Schol. Azarias), een van de drie gezellen van Daniël aan het Babylonische hof. Hij kreeg van de overste der hovelingen de naam Abednego. Bijbel: Da 1:6, Hist.Schol. Lib.Dan. Cap.I. De ‘Drie kinder sanc’ die in de lauden van de meeste Mariagetijden voorkomt wordt aan deze drie toegeschreven, Sadrach,_Mesach_en_Abednego</ref> daer ic af wel
{{sup|14655}}∙I∙ deel seggen sal hier naer
Ioachim meende<ref>meende: was toeschietlijk ? Vergelijk: meender: gemeenzaam, vriendelijk, toeschietelijk, voorkomend</ref> iii iaer
Mar doe venam hi altehant
Dattie coninc van egypten lant
Hem ter were hadde geset
{{sup|14660}}Ende ontseide tsens ende wet
Dies quam met here tehem
Nabugodonosor in iherusalem
Ende quam met vorwarden in die stede
Mar doe hire in was brac hi vrede
{{sup|14665}}Die starc waren ende groot
Dedi ginder slaen te doot
Enten coninc sloechi mede
Dien dedi werpen uter stede
Mar onbegraven es hi bleven
{{sup|14670}}In sine huut vantmen bescreven
Des afgods name dien hi diende{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom b}}}}}}
Coninc maecti sine vriende
∙I∙ die was siin sone
Alse die vader hiet die gone
{{sup|14675}}Ioachim iechonias
Die niet langher coninc en was
Dan ∙x∙ daghe ende ∙x∙ maende
Want nabugodonosor vermaende
Sinen sin dat hi pensen mochte
{{sup|14680}}Om des vader doot onsochte
Ende iegen hem in corten tiden
Metten egyptiene striden
Ende keerde weder ende besat
Iherusalem die heilighe stat
{{sup|14685}}Doch bi ieremias rade
Ginc ioachim uut up genade
Met algader sine meisnieden
Met sire moeder mee edelen lieden
Ende nabugodonosor ontfincse daer
{{sup|14690}}In siins rike achtiende iaer
Ende voerde met hem sire strate
Alder kerken goudine vate
Ende alden conincliken scat
x.m man voerdi uter stat
{{sup|14695}}Onder dit volc was ezechiel
Mardocheus daermen wel
Hier after af gewagen sal
Dus wast daer gevangen al
{{initiaal|N}}abugodonosor van babilone
{{sup|14700}}Die ioachime nam die crone
Gafse sinen oem mathanias
Ende hie heten zedechias
Met ede heeft hise bevaen
Dat hem tesense sal staen
{{sup|14705}}Dese zedechias dats waer
Die regneerde xi iaer
Ende was also quat als ict las
Alse siin broeder iechonias
Hovaerdich was hi ende pensde tehant
{{sup|14710}}Dat hi an egypten lant
Hem houden wilde ende lonen
Den coninc van babilone
Om dattie valsche profeten
Hem alle hadden beheten
{{sup|14715}}Dattie van egypten binne<ref>binne: binnenkort, binnen afzienbare tijd?</ref>
Die van bablione souden winnen
</poem><noinclude></noinclude>
gpf6dausmnn4wyp2vr8m9zz7fa5tpra
Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/184
104
79756
209004
2025-06-12T11:26:43Z
Havang(nl)
4330
/* Proefgelezen */
209004
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{l|f84v}}</noinclude><poem>
Dat weder seide ieremias{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom a}}}}}}
Int vierde iaer zedechias
Sende boden tote hem
{{sup|14720}}U coninc in iherusalem
Van edom ende van moabiten
Van tyren ende van ammoniten
Entie coninc van saget
Dat si den tsens die was geset
{{sup|14725}}Uphem allen ontseggen souden
Ende hem alle tesamen houden
Iegen nabugodonosors gebod
Doe sprac te ieremiase god
Mac wisse van houte ii warf iii
{{sup|14730}}Die ene doe om den hals die
Ende gef den andre viven
Die die boodschappen sellen bedriven
Vanden coninc zedechien
Deser wort saltu lien
{{sup|14735}}Gos seit ten coninc van iuda
Enten u coninc daer na
Ic ben die gene die maecte dlant
Ende hebt gegeven in sine hant
Nabugodonosor minen knecht
{{sup|14740}}Wat rike sore iegen vecht
Ic salt uphem wreken harde
Metten hongre ende metten swarde
Nu siet dat ghi niet en hort
Der valscher profeten wort
{{initiaal|D}}oe ieremias dese dinc
Geseit hadde vor den coninc
Ananias<ref>ananias: Chananja (Vulg. Ananias Hist.Schol. Hanarias), vals profeet ten tijde van Sedekia, koning van Juda. Bijbel: Jr 28:1-17, Hist.Schol. Lib.IV Reg. Cap.XL</ref> ∙i∙ profete valsch
Nam van ieremias hals
Die wissen ende bracse ende seide
{{sup|14750}}Dit seit god der waerheide
Dus salic breken dit bedwanc
Van babilone over ii iaer lanc
Ende gods vate ende liede mede
Doen weder comen hier ter stede
{{sup|14755}}Ieremias antworde te desen
Amen ic wilt waer mochte wesen
Mar ananias horde die mare
God en sende di niet hare
Du seits logene sonder waer
{{sup|14760}}Dies saltu sterven indit iaer
Over ii maent doe dit was
Siit seker wart zedechias
Vervaert om siins selves doot{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom b}}}}}}
Ende sende met sorgen groot
{{sup|14765}}Sinen sens in babilone
Mar sider vielt hem so onscone
Dat hine algader weder seide
Ende in siin ix iaer beleide
Nabugodonosor die stat
{{sup|14770}}Zedechias sende om dat
Te ieremias omme raet
Doe seide ieremias hoet staet
Gos sprect dit die altoos sal leven
Ic sal zedechias geven
{{sup|14775}}Ende al siin volc ende siin lant
Ins coninc nabugodonosors hant
Ic salse vor hem doen slaen doot
No ontfarmen clene no groot
Vrilic liep hi onder die liede
{{sup|14780}}Die dit seide ende bediede
Mar van egypten die coninc
Quam met hem<ref>met hem: met here in ander handschrift</ref> om dese dinc
Dat hi ontsetten wilde die stat
Nabugodonosor voer wech om dat
{{sup|14785}}Ende sconfierdene<ref>sconfieren: Overwinnen, verslaan, verjagen</ref> ute surien
Met al sire partien
Teersten dat hi wech was
Spotten si met ieremias
Die valsche profeten vander stede
{{sup|14790}}Ende seiden zedechien mede
Nabugodonosor en keert niet
Mar onse gevangne diet
Ende daer toe die vate ons heren
Sellen alle haer weder keren
{{sup|14795}}Ieremias wederseit saen
Ende seide die coninc wart gevaen
{{initiaal|D}}oe soude ieremias tiden
Te sinen dorpe ende uutwart riden
Die porters vingene mettien
{{sup|14800}}Ende seiden dat hi wilde vlien
Ende in hare viande keren
Omboden was hi vor die heren
Daermenne harde sere sloech
Ende in ∙i∙ karkere droech
{{sup|14805}}Doch quam in dat selve iaer
Weder van babilone daer
Die here nabusardan<ref>nabusardan: Nebuzaradan (Vulg./Hist.Schol. Nabuzardan), bevelhebber van de lijfwacht van Nebukadnessar. Bijbel: 2 K 25:8, Hist.Schol. Lib.IV Reg. Cap.XLV</ref>
Prince over al die man
</poem><noinclude></noinclude>
e5fygnb5b8b8lxmpgv5tuzw74e8sdzr
Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/185
104
79757
209005
2025-06-12T11:30:35Z
Havang(nl)
4330
/* Proefgelezen */
209005
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{r|f85r}}</noinclude><poem>
Want nabugodonosor hem beval{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom a}}}}}}
{{sup|14810}}Die stat so beleydi al
So dattie stat besloten was
xviii maende als ict las
Zedechias wart vervaert
Ende sende te ieremias waert
{{sup|14815}}Die nochtoe in den karker was
Heimelic vragede hi das
Ocht van gods halven<ref>van gods halve: van godswege</ref> ware
Dat weder ware gekert die scare
Ieremias antworde saen
{{sup|14820}}Du moets ember siin gevaen
Van nabugodonosor het moet siin
Mar ic bidde die here miin
Ende sende mi niet in den karker weder
Ic storve quame icker neder
{{sup|14825}}So dat hi boven gedaen was
Ende doe riep ieremias
Die gene die in die stat bliven
Sal die hongher ende tswaert ontliven
Mar die ten vianden vliet
{{sup|14830}}Die en sal also sterven niet
Doe wert hi gedaen om dit
In ∙i∙ waterlosen pit
Daer moddre in was harde vele
Daer in so stont hi toter kele
{{sup|14835}}Doch seide een in corter stonde
Ten coninc dat hi dade sonde
Dat hi doot den goeden profete
Doe dedemen ut bi sinen ghehete
Entie coninc vragede hem raet
{{sup|14840}}Ieremias sprac na dat staet
Minen raet no clene no groot
Segic die mar du slaes mi doot
Doe swoer die coninc bi onsen here
Hi en scade hem nembermere
{{sup|14845}}Ieremias sprac sonder hone
Gaestu ten prence van babilone
Du bliifs behouden ende tvolc mede
Ende men verbernet niet die stede
Laatstuut die stat wert verbrant
{{sup|14850}}Ende du ontvlies niet haer hant
Die coninc sprac nu desen raet
Sie dat nieman verstaet
{{initiaal|H}}ier na wert honger in die stat
So dat selke moeder at
{{sup|14855}}Haer kint dat was iamberhede{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom b}}}}}}
Also dat men verloes die stede
In zedechias ∙xi∙ iaer
In hoeymaent wet vor waer
Verloesment upten ix dach
{{sup|14860}}Alse zedechias dit versach
Vlo hi ende sine maisniede
Ende vele princen ende vele liede
Vloen nachts metter vaert
Den wech ter woistinen waert
{{sup|14865}}So dattie princen vernamen
Ende volgeden hem ende quamen
Daer sine vingen ende siin volc mede
Tote reblata in die stede
Dats antioche brocht sine anporre<ref>... brocht sine anporre: Zij brachten hem naar de stad Ribla, dat is Antiochië, naar koning Nebukadnessar toe. Porre betekebt beweging, In de verbinding ‘enen ane porre brenghen’ Iemand toebrengen naar.</ref>
{{sup|14870}}Ten coninc nabugodonosorre
Dus sprac die here van babilone
Van mi heefstu ontfaen die crone
Ende heefs gedaen als ∙i∙ viant
Up mi danne di quam dit lant
{{sup|14875}}Ende oec dinen god versworen
Die grote here hevets toren
Die heeft di gegeven mi
Doe dede hi doot slaen bedi
Sine kinder daer voer hem
{{sup|14880}}Enten bisscop van iherusalem
Seradach<ref>seradach: Seraja (Vulg. Saraias Hist.Schol. Saraiam (acc.)), hogepriester ten tijde van Sedekia. Hij werd door Nebukadnessar gevangen genomen en gedood. Bijbel: 2 K 25:18, Hist.Schol. Lib.IV Reg. Cap.XLIV</ref> so hiet die gone
Mar iosedech<ref>iosedech: Josadak (Vulg. Iosedech Hist.Schol. Josedec), zoon van hogepriester Seraja. Bijbel: 1 Kr 6:14, Hist.Schol. Lib.IV Reg. Cap.XLV</ref> sinen sone
Hilt hi ende sloech ∙ii∙ prencen doot
Die waren over al die genoot
{{sup|14885}}Ende hete slaen des coninx vriende
Die voer hem stonden alsmen diende
Ende andre vele hoghe heren
Dedi des coninx onneren
Den coninc stacmen dogen uut
{{sup|14890}}Ende gebonden sonder dedut<ref>dedut: Genot, plezier, genoegen. In de verbinding sonder deduut Zonder genot in een zeer treurige, ellendige toestand.</ref>
Voerdhine in babilone
Onwerdelike ende onscone
{{initiaal|S}}iet in dat xi iaer
Van zedechias rike dats waer
{{sup|14895}}Inden oest ten x daghe
Dat nes boerde no saghe
Ontstac die diere tempel ons heren
Die salmon maecte met eren
Nabusardan ende des coninx zale
{{sup|14900}}Ende al die stat oec also wale
</poem><noinclude></noinclude>
804g6cpivz2lirocorcogtpintyvuvv
Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/186
104
79758
209006
2025-06-12T11:36:22Z
Havang(nl)
4330
/* Proefgelezen */
209006
proofread-page
text/x-wiki
<noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{l|f85v}}</noinclude><section begin="s1"/><poem>
Ende vellede die mure alomme{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom a}}}}}}
Ende alle die vate ter somme
Nam hi ende alle die cierhede
Die salmon maken dede
{{sup|14905}}Altvolc vinc hi ende bant
Ende voeret in babilone tehant
Ieremias heeft hi saen
Uten pitte gedaen
Want hem nabugodonosor hiet
{{sup|14910}}Dat hi siins wille liete niet
Dlant beval hi godolias<ref>Gedalja was de Babylonische stadhouder voor Juda na de verwoesting van Jeruzalem.</ref>
Ende daer na tvolc datter in was
Enten dorpers vanden rike
Dat si souden iaerlike
{{sup|14915}}Van babilone den coninc geven
Spise daer hi bi soude leven
In rama sat nabusardan
Daer brochtmen die gevangne man
Ieremien nam hi uter scaren
{{sup|14920}}Ende seide wiltu met mi varen
Ic sal di doen ere gerne
Ende vernoyt<ref>vernoyen: verdrieten, vervelen, onaangenaam zijn</ref> di met te verne<ref>... te verne: van vernen, varen: reizen en verveelt het u van mee te reizen</ref>
Wone daer du wilt na dire wise
Nabusar dan besette hem spise
{{sup|14925}}Ende gaf hem giften ende lieten int lant
Te babilone voer hi tehant
Hier neemt inde der ioden rike
Dat gedurde sekerlike
Vif hondert ende xxxiii iaer
{{sup|14930}}∙vi∙ maende ende ∙x∙ dage dats waer
In sinen boec bescriift al dus
Ons die goede iosefus
{{initiaal|N}}abugodonosor voer weghe
Te babilone metten zeghe
{{sup|14935}}Sine gode dancti das
Dat hi ter feesten blide was
Dede hi zedechiase vort bringen
Ende hie die canters<ref>canter: zanger, voorzanger.</ref> singen
Ons heren sanc aldaer voer hem
{{sup|14940}}Alsi daden in iherusaem
Tvolc at ende dranc uten vaten
Die gesacreerd waren ende gelaten
Inden tempel te gods gebode
Som oec offerde hise voer gode
{{sup|14945}}Ende som hilt hise tesinen behoef
Doemen daer den dranc gaf groef
Den menighen na sinen wille{{float right|{{grijs|{{smaller|kolom b}}}}}}
Hiet nabugodonosor al stille
Datmen zedechiase gave
{{sup|14950}}Dranc daermen den lichame slut ave
Dat was harde sciere gedaen
Ende doe hi hadde gedronken saen
Ontreynde hi hem vor die liede
Van desen rouwe dat hem gesciede
{{sup|14955}}Ende men weder inden karker sloet
So bleef hi van rouwen doot
Doet nabugodonosor wiste die rike
Dedine graven coninclike
In zedechias tiden so quam
{{sup|14960}}Die vifte ewe<ref>ewe: Onbepaalde tijdspanne, tijdperk. In de Middeleeuwen verdeelde men de geschiedenis in zeven periodes: de eerste ewe liep van Adam tot Noach, de tweede van Noach tot Abraham, de derde tot het volk Israël op weg ging naar het Beloofde Land, de vierde duurde tot koning David en de vijfde tot de geboorte van Jezus. De zesde ewe was de periode waar men in leefde, die zou duren tot de wederkomst van Jezus en de zevende ewe is de oneindige periode daarna van Gods koninkrijk.</ref> als ict vernam
Tien tiden was servinus
Te rome coninc wi lesen dus
Die die stat wiide met crachte
Ende buten mure maecte grachte
{{sup|14965}}Ende eerst tsens den romeinen geboot
Mar tarminus sloegen doot
Den conighe boek der ioden rike
Neemt ende aldus iammerlike
</poem>
<section end="s1"/>
<section begin="s2"/><poem>
{{initiaal|D}}us als ghi hebt vernomen
{{sup|14970}}So es tenen ende<ref>tenen ende: tot een einde</ref> comen
Die macht van iacobs geslachte;Die iiii sonen hadde ende achte
Als ghi hier voren horet wel
Daer dat volc van israel
{{sup|14975}};Die xii gheslachte af quamen
Om hare misdaet dat si namen
Dus sware ende ende dus fel
Teerst dat rike van israel
Dat braken die assyriene
{{sup|14980}}Ende vingen der gheslachte tiene
</poem><section end="s2"/><noinclude></noinclude>
k5p2vahlhtlyojoi34mxatz8sjkbgwy