Wikisource nlwikisource https://nl.wikisource.org/wiki/Hoofdpagina MediaWiki 1.45.0-wmf.8 first-letter Media Speciaal Overleg Gebruiker Overleg gebruiker Wikisource Overleg Wikisource Bestand Overleg bestand MediaWiki Overleg MediaWiki Sjabloon Overleg sjabloon Help Overleg help Categorie Overleg categorie Hoofdportaal Overleg hoofdportaal Auteur Overleg auteur Pagina Overleg pagina Index Overleg index TimedText TimedText talk Module Overleg module Wikisource:MaakIndex 4 26727 209562 195367 2025-07-02T18:35:07Z Havang(nl) 4330 209562 wikitext text/x-wiki {{dhr}} {{lijn}} {{dhr}} {{c|'''Over het aanmaken van een</br>{{x-larger|nieuwe index-pagina op nl-wikisource}}'''}} {{dhr}} {{lijn}} {{dhr}} Hieronder wordt beschreven hoe een nieuw werk in de Index-naamruimte kan worden aangemaakt, dus hoe met een nieuw boek (of een andere tekst) kan worden begonnen. Probeer [[Index:Test.djvu]] en sluit die test zonder opslaan. == Stappenplan == Je begint met een documentbestand op {{Underline|commons}} met extensie djvu (bij voorkeur) of pdf. ;Van Commons naar wikisource. : ''Let op'' of de commons Filenaam geschikt is als wikisource Indexnaam (indien nodig eerst hernoemen). : ''‎Kopieer'' op {{Underline|commons}} de filenaam (incl. voorvoegsel File: en extensie .djvu of .pdf) : ''Plak'' op {{Underline|wikisource}} die filenaam in het zoekvak of op een willekeurige pagina, => De filenaam verschijnt als link. : ''Klik'' op die link => opent het bestand in wikisource onder zijn {{Underline|Filenaam}}. : ''Klik'' op '''Verwijzing naar de Indexpagina''' => opent het bestand in wikisource onder zijn {{Underline|Indexnaam}}. : ''Klik'' op de Indexpagina op '''Maak deze bron aan''' => de Indexpagina verschijnt in bewerkmodus (probeer met [[Index:Test.djvu]] en sluit die test zonder opslaan). Vul provisorisch in (later kun je verfijning aanbrengen). ;Index-''formulieren'' bewerken op Wikisource : ''Klik'' op '''bewerking ter controle kijken'''. => dit genereert een reeks in te vullen vensters (vul voorlopig al wat gegevens in) waaronder paginalijst ('''Pagelist'''). : ''Vul in'' bij het venster ''Pagelist'' tussen «pagelist» en «/» : '''1=1''' : ''Sla op'' => Op de indexpagina verschijnt de reeks pagina's van de Index (''pages index''). Met pagelist 1=1 zijn dit de djvu- of pdf-'''volgnummers'''. Handmatig vul je hier nu of later de '''paginanummers''' van het boek in. De pagina's binnen de index (pages index) zijn nu gereed om te corrigeren (proofread), en daarna komt nog het nalezen en goedkeuren (valideren, dit gebeurt door een tweede persoon). == Nadere uitleg == === Kies een boek === We zullen er hier vanuit gaan dat een compleet DjVu-bestand reeds beschikbaar is. ::'''Voorbeeld''': [https://archive.org/details/albumdernatuur54haar ''Album der Natuur''], de jaargangen 1854/1855, zoals die aanwezig zijn op Internet Archive. Het mooie van Internet Archive-bestanden is dat (als het om wat oudere bestanden gaat), ze beschikbaar zijn in een groot aantal formaten. Ze kunnen redelijk snel doorgebladerd worden, ze kunnen worden gedownload als pdf- of als DjVu-bestand, en ze zijn ook beschikbaar in hoge resolutie als bundel jp2-bestanden (dat is handig als er later ook nog afbeeldingen uit de bestanden moeten worden gehaald, om toe te voegen aan de tekst op wikisource). De kwaliteit van het bestand kan op verschillende manieren worden beoordeeld. Het is belangrijk om daar voorafgaand aan het proces ruim de tijd voor te nemen. Werken met slechte bestanden betekent ontzettend veel extra werk en frustraties. Bekijk de scans, in de blader-modus op IA. En bekijk in ieder geval de full-text-versie van het bestand. Kijk niet naar inhoudsopgaven e.d. Richt je op gewone tekst-pagina's. ::Ons '''voorbeeld''': [https://archive.org/stream/albumdernatuur54haar/albumdernatuur54haar_djvu.txt full text-versie], en scroll bijv. naar pagina 100. Dit is wel ongeveer de ondergrens wat betreft kwaliteit waar nog mee te werken is. Als de tekst nog slechter is: niet aan beginnen. Het komt er dan op neer dat je het hele boek kan gaan zitten overtypen. En dat is niet leuk bij een paar honderd pagina's. === Upload het boek naar Commons === Het DjVu-bestand moet eerst worden geupload naar Wikimedia Commons. Ik doe dat door het bestand te downloaden van IA op m'n eigen computer en het daarna te uploaden naar Commons. Ik upload naar Commons met [https://commons.wikimedia.org/w/index.php?title=Special:Upload&uploadformstyle=basic het basic upload formulier]. Kies een geschikte naam. Verderop zul je merken dat je aan die naam vastzit! ::Ons '''voorbeeld''': kies de bestandsnaam: Album der Natuur 1854 en 1855.djvu (en let op spaties, hoofdletters etc.) Gebruik hierbij het Template:Book. ::Ons '''voorbeeld''': vergelijk met een eerder geuploade set van twee jaargangen: [[:c:File:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu]]. Plaats het bestand in de goede categorie(en) op Commons. Als er nogal wat afbeeldingen in zitten (die later allemaal afzonderlijk op Commons terecht moeten komen), maak dan een aparte subcategorie voor het boek. ::In ons '''voorbeeld''' twee: Category:Album der Natuur 1854 en Category:Album der Natuur 1855 Het plaatsen van het DjVu-bestand op Commons is alles wat nodig is om met een boek op Wikisource te kunnen beginnen. === Maak een index-pagina op Wikisource === Maak dan voor het bestand op Wikisource een index-pagina aan. ::In ons '''voorbeeld''': [[Index:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu]]. De naam moet identiek zijn aan de naam van het bestand op Commons. Anders kun je niet verder. Een index-pagina verschijnt altijd in de vorm van een formulier. Er hoeft niet meteen veel ingevuld te worden. Het belangrijkste is onder het hoofdje "Pagina's": <nowiki><pagelist />.</nowiki> ==== Als er alleen een pdf-bestand beschikbaar is ==== Als er alleen een pdf-bestand beschikbaar is zijn er twee mogelijkheden: * (niet aan te raden) het pdf-bestand uploaden naar Commons en dan verder werken zoals hierboven is aangegeven. Deze werkwijze heeft niet de voorkeur, omdat pdf geen open formaat is. * het pdf-bestand uploaden naar Internet Archive. En dan gebruik maken van de speciale tool om pdf-bestanden vanuit IA te uploaden naar Commons: [https://tools.wmflabs.org/ia-upload/ IA-uploadtool], see [https://wikitech.wikimedia.org/wiki/Tool:IA_Upload this page]. In ieder geval ook weer eventuele eerste pagina met Google-reclame verwijderen. Ik gebruik daar Sejda voor (overigens kan de eerste pagina ook nog verwijderd worden in de volgende stap: bij het gebruik van de IA-uploadtool. Uploaden naar IA; voorzover ik weet moet je daarvoor een account bij IA hebben (of aanmaken).<br /> Daarna moet je enige tijd wachten, tot het boek helemaal is verwerkt door IA. Neem in principe een dag. Maar het kan ook sneller.<br /> Vervolgens met de IA-uploadtool het boek naar Commons halen. Ook daarvoor moet je eerst inloggen. Het is belangrijk een goede bestandsnaam te kiezen voor de upload naar Commons. De naam op Commons wordt ook gebruikt voor het index-bestand op Wikisource. Vul voor het overige het sjabloon zo volledig mogelijk in. Veel dingen kunnen evt. ook later nog worden ingevuld. Zorg vooral dat de licentie-informatie in orde is. Zijn er nog vragen: [[Overleg gebruiker:Dick Bos]]. == Waarom scan en Index ? == In de beginjaren van wikisource werden ''naakte'' artikelpagina's aangemaakt zonder bron-facsimile, dus nog zonder Index. Het bleek dat die niet zo maar door een volgende persoon vergeleken kon worden met de brontekst en dat valideren, en zelfs corrigeren, dus niet kon. Toen is het gebruik van gescande '''facsimile'''-bronnen in djvu of pdf ingevoerd. De pagina's binnen de Indexruimte zijn zo geconstrueerd dat naast de facsimile scan de tekstversie komt te staan. De tekstversie kan nu wel direct vergeleken worden met de facsimile. Op de Franse wikisource is dit al in een vroeg stadium ingevoerd, op de engelse wikisource pas later, en de Nederlandse wikisource, geënt op de Engelse, loopt op die trend sterk achter en het ''corrigeerproject'' (proofreadproject) kan hier wel wat impuls gebruiken. Ook voor vertalingen begint men met een gescand bestand en een Index, zodat de vertaling naast de facsimile scan komt te staan en vergelijking mogelijk is. Het is wenselijk oude '''''naakte'' artikelpagina's (zonder scan) te koppelen aan een facsimile''' scan en bijbehorende Index, zodat ze alsnog nog gecorrigeerd en nagelezen + gevalideerd (geldig gemaakt, goedgekeurd) worden. Interessant in dit verband zijn deze grafieken (augustus 2023) ''with scan'' versus ''naked'' : [[Bestand:Vergelijking aantallen Fr, En, Nl wikisourceteksten met en zonder scan.pdf|center|800px|]] Voor de voortgang, zie het huidige aantal teksten zonder scan: [https://nl.wikisource.org/w/index.php?title=Speciaal:PaginasZonderScans&limit=5000&offset=0 Speciaal:PaginasZonderScans] == En na de Index, hoe nu verder ? == Dat kun je lezen op [[Wikisource:Proofread-extensie]], de presentatie over het werken met de “proofread-extensie” op nl-wikisource En na het corrigeren (=proofread) is de volgende stap de [[Wikisource:Transclusie]] van de gecorrigeerde tekst naar het documentartikel of de subpagina's van het documentartikel in de hoofdnaamruimte. kjfa67kss7yojmzxjocimsdiolyqw0w 209563 209562 2025-07-02T18:37:38Z Havang(nl) 4330 209563 wikitext text/x-wiki {{dhr}} {{lijn}} {{dhr}} {{c|'''Over het aanmaken van een</br>{{x-larger|nieuwe index-pagina op nl-wikisource}}'''}} {{dhr}} {{lijn}} {{dhr}} Hieronder wordt beschreven hoe een nieuw werk in de Index-naamruimte kan worden aangemaakt, dus hoe met een nieuw boek (of een andere tekst) kan worden begonnen. Probeer [[Index:Test.djvu]] en sluit die test zonder opslaan. == Stappenplan == Je begint met een documentbestand op {{Underline|commons}} met extensie djvu (bij voorkeur) of pdf. ;Van Commons naar wikisource. : ''Let op'' of de commons Filenaam geschikt is als wikisource Indexnaam (indien nodig eerst hernoemen). : ''‎Kopieer'' op {{Underline|commons}} de filenaam (incl. voorvoegsel File: en extensie .djvu of .pdf) : ''Plak'' op {{Underline|wikisource}} die filenaam in het zoekvak of op een willekeurige pagina, => De filenaam verschijnt als link. : ''Klik'' op die link => opent het bestand in wikisource onder zijn {{Underline|Filenaam}}. : ''Klik'' op '''Verwijzing naar de Indexpagina''' => opent het bestand in wikisource onder zijn {{Underline|Indexnaam}}. : ''Klik'' op de Indexpagina op '''Maak deze bron aan''' => de Indexpagina verschijnt in bewerkmodus (probeer met [[Index:Test.djvu]] en sluit die test zonder opslaan). Vul provisorisch in (later kun je verfijning aanbrengen). ;Index-''formulieren'' bewerken op Wikisource : ''Klik'' op '''bewerking ter controle kijken'''. => dit genereert een reeks in te vullen vensters (vul voorlopig al wat gegevens in) waaronder paginalijst ('''Pagelist'''). : ''Vul in'' bij het venster ''Pagelist'' tussen «pagelist» en «/» : '''1=1''' : ''Sla op'' => Op de indexpagina verschijnt de reeks pagina's van de Index (''pages index''). Met pagelist 1=1 zijn dit de djvu- of pdf-'''volgnummers'''. Handmatig vul je hier nu of later de '''paginanummers''' van het boek in. De pagina's binnen de index (pages index) zijn nu gereed om te corrigeren (proofread), en daarna komt nog het nalezen en goedkeuren (valideren, dit gebeurt door een tweede persoon). == Nadere uitleg == === Kies een boek === We zullen er hier vanuit gaan dat een compleet DjVu-bestand reeds beschikbaar is. ::'''Voorbeeld''': [https://archive.org/details/albumdernatuur54haar ''Album der Natuur''], de jaargangen 1854/1855, zoals die aanwezig zijn op Internet Archive. Het mooie van Internet Archive-bestanden is dat (als het om wat oudere bestanden gaat), ze beschikbaar zijn in een groot aantal formaten. Ze kunnen redelijk snel doorgebladerd worden, ze kunnen worden gedownload als pdf- of als DjVu-bestand, en ze zijn ook beschikbaar in hoge resolutie als bundel jp2-bestanden (dat is handig als er later ook nog afbeeldingen uit de bestanden moeten worden gehaald, om toe te voegen aan de tekst op wikisource). De kwaliteit van het bestand kan op verschillende manieren worden beoordeeld. Het is belangrijk om daar voorafgaand aan het proces ruim de tijd voor te nemen. Werken met slechte bestanden betekent ontzettend veel extra werk en frustraties. Bekijk de scans, in de blader-modus op IA. En bekijk in ieder geval de full-text-versie van het bestand. Kijk niet naar inhoudsopgaven e.d. Richt je op gewone tekst-pagina's. ::Ons '''voorbeeld''': [https://archive.org/stream/albumdernatuur54haar/albumdernatuur54haar_djvu.txt full text-versie], en scroll bijv. naar pagina 100. Dit is wel ongeveer de ondergrens wat betreft kwaliteit waar nog mee te werken is. Als de tekst nog slechter is: niet aan beginnen. Het komt er dan op neer dat je het hele boek kan gaan zitten overtypen. En dat is niet leuk bij een paar honderd pagina's. === Upload het boek naar Commons === Het DjVu-bestand moet eerst worden geupload naar Wikimedia Commons. Ik doe dat door het bestand te downloaden van IA op m'n eigen computer en het daarna te uploaden naar Commons. Ik upload naar Commons met [https://commons.wikimedia.org/w/index.php?title=Special:Upload&uploadformstyle=basic het basic upload formulier]. Kies een geschikte naam. Verderop zul je merken dat je aan die naam vastzit! ::Ons '''voorbeeld''': kies de bestandsnaam: Album der Natuur 1854 en 1855.djvu (en let op spaties, hoofdletters etc.) Gebruik hierbij het Template:Book. ::Ons '''voorbeeld''': vergelijk met een eerder geuploade set van twee jaargangen: [[:c:File:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu]]. Plaats het bestand in de goede categorie(en) op Commons. Als er nogal wat afbeeldingen in zitten (die later allemaal afzonderlijk op Commons terecht moeten komen), maak dan een aparte subcategorie voor het boek. ::In ons '''voorbeeld''' twee: Category:Album der Natuur 1854 en Category:Album der Natuur 1855 Het plaatsen van het DjVu-bestand op Commons is alles wat nodig is om met een boek op Wikisource te kunnen beginnen. === Maak een index-pagina op Wikisource === Maak dan voor het bestand op Wikisource een index-pagina aan. ::In ons '''voorbeeld''': [[Index:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu]]. De naam moet identiek zijn aan de naam van het bestand op Commons. Anders kun je niet verder. Een index-pagina verschijnt altijd in de vorm van een formulier. Er hoeft niet meteen veel ingevuld te worden. Het belangrijkste is onder het hoofdje "Pagina's": <nowiki><pagelist />.</nowiki> ==== Als er alleen een pdf-bestand beschikbaar is ==== Als er alleen een pdf-bestand beschikbaar is zijn er twee mogelijkheden: * (niet aan te raden) het pdf-bestand uploaden naar Commons en dan verder werken zoals hierboven is aangegeven. Deze werkwijze heeft niet de voorkeur, omdat pdf geen open formaat is. * het pdf-bestand uploaden naar Internet Archive. En dan gebruik maken van de speciale tool om pdf-bestanden vanuit IA te uploaden naar Commons: [https://tools.wmflabs.org/ia-upload/ IA-uploadtool], see [https://wikitech.wikimedia.org/wiki/Tool:IA_Upload this page]. In ieder geval ook weer eventuele eerste pagina met Google-reclame verwijderen. Ik gebruik daar Sejda voor (overigens kan de eerste pagina ook nog verwijderd worden in de volgende stap: bij het gebruik van de IA-uploadtool. Uploaden naar IA; voorzover ik weet moet je daarvoor een account bij IA hebben (of aanmaken).<br /> Daarna moet je enige tijd wachten, tot het boek helemaal is verwerkt door IA. Neem in principe een dag. Maar het kan ook sneller.<br /> Vervolgens met de IA-uploadtool het boek naar Commons halen. Ook daarvoor moet je eerst inloggen. Het is belangrijk een goede bestandsnaam te kiezen voor de upload naar Commons. De naam op Commons wordt ook gebruikt voor het index-bestand op Wikisource. Vul voor het overige het sjabloon zo volledig mogelijk in. Veel dingen kunnen evt. ook later nog worden ingevuld. Zorg vooral dat de licentie-informatie in orde is. Zijn er nog vragen: [[Overleg gebruiker:Dick Bos]]. == Waarom scan en Index ? == In de beginjaren van wikisource werden ''naakte'' artikelpagina's aangemaakt zonder bron-facsimile, dus nog zonder Index. Het bleek dat die niet zo maar door een volgende persoon vergeleken kon worden met de brontekst en dat valideren, en zelfs corrigeren, dus niet kon. Toen is het gebruik van gescande '''facsimile'''-bronnen in djvu of pdf ingevoerd. De pagina's binnen de Indexruimte zijn zo geconstrueerd dat naast de facsimile scan de tekstversie komt te staan. De tekstversie kan nu wel direct vergeleken worden met de facsimile. Op de Franse wikisource is dit al in een vroeg stadium ingevoerd, op de engelse wikisource pas later, en de Nederlandse wikisource, geënt op de Engelse, loopt op die trend sterk achter en het ''corrigeerproject'' (proofreadproject) kan hier wel wat impuls gebruiken. Ook voor vertalingen begint men met een gescand bestand en een Index, zodat de vertaling naast de facsimile scan komt te staan en vergelijking mogelijk is. Het is wenselijk oude '''''naakte'' artikelpagina's (zonder scan) te koppelen aan een facsimile''' scan en bijbehorende Index, zodat ze alsnog nog gecorrigeerd en nagelezen + gevalideerd (geldig gemaakt, goedgekeurd) worden. Interessant in dit verband zijn deze grafieken (augustus 2023) ''with scan'' versus ''naked'' : [[Bestand:Vergelijking aantallen Fr, En, Nl wikisourceteksten met en zonder scan.pdf|center|800px|]] Toen waren er op de Nederlandse wikisource bijna 8000 teksten zonder scan. Voor de voortgang, zie het huidige aantal teksten zonder scan: [https://nl.wikisource.org/w/index.php?title=Speciaal:PaginasZonderScans&limit=5000&offset=0 Speciaal:PaginasZonderScans] == En na de Index, hoe nu verder ? == Dat kun je lezen op [[Wikisource:Proofread-extensie]], de presentatie over het werken met de “proofread-extensie” op nl-wikisource En na het corrigeren (=proofread) is de volgende stap de [[Wikisource:Transclusie]] van de gecorrigeerde tekst naar het documentartikel of de subpagina's van het documentartikel in de hoofdnaamruimte. a0qrbyldks02owzl5l94wqeg3ovvfot Relaes van den ambassadeur Jan Smidt naar Persia 0 41686 209517 209508 2025-07-02T13:11:54Z Havang(nl) 4330 korte url 209517 wikitext text/x-wiki <center> {{Infobox document|auteur=Jan Jansz. Smidt|genre=Reisverslag|taal=Nederlands|datum=juni 1630|bron=[https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?coll=boeken&identifier=MMKB18:002747000 H.Dunlop, Bronnen tot de geschiedenis der Oostindische compagnie in Perzië], Martinus Nijhoff, 1930, p. 729-761|auteursrecht=[[Publiek domein]]|artikelwikipedia=De ambassade van Jan Smidt naar de sjah van Perzië}} '''Relaes van den ambassadeur Jan Smidt''' 26 Juli 1628—14 Juni 1630. </center>Alsoo in ’t jaer 1626 in Den Haege was gearriveert den ambassadeur Mousabeeck, gesonden van den Coninck van Persia aen de Hoog Mog. heeren Staeten Generael en Syne Princ. Excie. met soodaenige ordre als doen gebleecken is. Sijn versoeck bracht mede, dat reciprokelijck een ambassadeur aen sijn Coninck soude affgesonden werden, hetwelcke daernaer alsoo geresolveert is, en sijn tot dien eynde aen de heeren Bewinthebberen overgelevert twee brieven van credentye aen den voorsz. Coninck, den eenen op de name van de Hoog Mog. heeren Staeten en de andere van Sijn Princ. Excie., den naem des gesants daer niet stellende, soo ben ick, Jan Smidt, den 14en July anno 1628 in Battavia door de heer Coen zaliger tot dit ampt beroepen, hetwelcke by mijn aengevangen is den 26 voornoemt, op welcken dach in Godes naem van Battavia vertrocken ben in compagnie van 4 scheepen, om mijn reyse op Persia te beginnen. Dese scheepen waeren gedestineert vooreerst tot Suratte aen te loopen, om aldaer eenige goederen en contante penningen te lossen, alwaer dat wy gearriveert sijn op den 12en Octobris, sonder dat ons yet merckelijx op dese voyagie was voorgecomen, hebbende geseylt ontrent 1200 mylen. Suratte is een stadt van redelycke groote, seer gepeupleert, van groote negotie, gelegen in Inderstant<ref>Hindustan.</ref>, onder het gebiedt van den Grooten Mogol; dit is het gerechte deel van Indiën, sijn naem sorterende van den rivier Indus, die ontrent seven mylen van Zuratte in see loopt. Tot den uutganck van dese rivier was Alexander gecomen. Desen Keyser offte Grooten Mogol is buyten twijffel de machtichse potentaet van dese eeuwe. Sijn rijck is seer groot en overvloedich vol volck en alderhande manifactuyren, costelycke waeren en als oock diamanten. Dit landt is eertijts door onwetenheyt Paep Jans landt genaempt. In dese plaetse sijn met redelycke eer gerescontreert<ref>Wederzijds ontvangen, gezien het eerdere gezantschap van Perzië naar de Republiek.</ref> ghenoechsam naer de conditye van ’t landt, alsoo dit een seer trots, hooghmoedigh volck is, die de onse en d’Engelsen met groote onbeleeftheyt dickmael bejegenen. Hierentusschen soo hebbe onse scheepen ’t geordineerde goet alhier gelost en andre voor Persia weder gelaeden, alsmeede verscheyden Persianen met haere goederen. Verscheyden coopluyden van Persia hebben haeren handel op Indiën gefondeert op het jaerlijcx arrivement van onse en der Engelse scheepen aldaer, met dewelcken sy dan naer India met haer gelt overvaeren en met de naestcomende scheepen, met haere retouren, wederom naer Persia overschepen. Dit gebruyck is door d’Engelsen haer eerst ingeruymt tot groote ongelegentheyt van onse scheepen en schaede van de negotie. Dewijl dat wy hiernaer de scheepen verwachten, soo is Mousabeeck den 10 December in Suratte gearriveert; hy was van Battavia naer de cust van Chormandel met een van onse scheepen gegaen en van daer quam over landt, sijnde een lange, moeylycke reyse; hy beclaechde hem wel, dat de raedt van de heer Coennen niet hadde gevolcht en dat op Battavia naer de scheepen van Persia niet hadde gewacht. Ick hebbe hem gelogeert in mijn huyse en tot vertreck van de scheepen gedefroyeert. Naerdat onse scheepen weder gelaeden waeren, soo sijn in Godes naem op den 5 January 1629, met ses scheepen weder ’t seyl gegaen naer Persia, in compagnie van d’Engelsche scheepen, ende sijn, sonder dat ons yet merckelijcx is gerescontreert, den 5 February tot Gamaron op de reede gearriveert, hebbende geseylt 300 mylen. Gamaron is een op de open vleck, leydt dicht aen de strandt, van de Turcken Bandar geheeten, is geleegen in ’t coninckrijck van Ormus, leydt op de hoochte van 27 graden bynoorde lynie. Tegen den aencompste van onse ende de Engelsche scheepen, soo comen hier jaerlijx een groote menichte van Moorse coopluyden van diverse quartieren, om te vercoopen en haer te provideeren van verscheyden waeren. Hierneffens coomen oock diegheenen, die naer Indiën met ditto scheepen weder sullen vertrecken, soodat, ten tyde dat de scheepen hier leggen, hier een groote menichte van volck vergadert is. In dese wintermaenden tot April toe, is de lucht hier redelijck getempert, maer daernaer in de somertijt maeckt so excessive hetten, dat onverdraeggelijck is, en de inwoonders dese en andere omleggende plaetsen moeten verlaeten en landtwaerts op eenige hooge geberchte haer voor een tijdt onderhouden. De oorsaeck van soo excessive hette in dese omleggende plaetsen, op sodanige hoochte gelegen, en is met gheen redenen te bewysen, alsoo de zee soowel als ’t landt verhit is. Op den 8en sijn wy naer landt gevaren end in ’t aencomen van den Sultan vriendelijck ontfangen; neffens hem waeren noch verscheyden coopluyden van onse natie ende eenige Engelsen te saemen, te paert sittende, gelijck mede eenige voor ons bereyt vonden, en sijn alsoo te saemen naer het huys van den Sultan gereden, alwaer een collation gereet vonden; van daer sijn tot ons logiement geleydt. Twee mylen van hier leyt het befaemde eylandt en sterckte van Ormus; het landt is omtrent 3 mylen in ’t rondt onvruchtbaer, sonder versch waeter, vol geberchten. De stadt van Ormus, die soo befaemt geweest is, daer de principaelste handel van alle quartieren uut Asia en oock Turquyen gedreven werde, is door de Persiaenen geheel geruyneert; sijn gelegentheyt was seer tot den handel geapropryeert, werde van twee syde) van ’t waeter bespoelt. De huyse waeren van extreme hoogten en seer dicke muren; de straaten seer eng, soodat van de son seer weynich costen beschijnt werden, soodat in de hittetijt beneden als in kelders woonden, in de wintermaenden in de bovenste quartieren. Evenwel, om de grote ongetemperheydt des luchts, soo bleven hier weynnich inwoonders boven de 3 jaeren met der woon; die langer bleven, storven meest wech. Dicht aen de stadt over een pleyn leyt het fort van Ormus; is een sterck massijff gebouw met 4 punten, de 2/3 deelen werden van de zee omringelt, soodat aen de landtsyde alleen benaedert can werden; het heeft aen de landtsyde een dobbelde wal, doch leydt aen de harde (?), soodat bequaemlijck can gemyneert werde, door welcken middel de Persiaenen de Portugeesen door vreese ’t selffde heeft affgedrongen. Het casteel is van schoon geschut versien, ’t welcken daer gevonden wert, doch die plaetse wert niet wel onderhouden. Binnen het casteel is een groote quantiteyt van waeterbacken; dese vervullen sy ordinaerlijck eenmael des jaers, tewyle dat onse scheepen aldaer leggen; andersins souden sulcx haer door de Portugeesen fregatten connen beleth werden. De Sultan, offte gouverneur van ’t casteel, heeft ons eerlijck onthaelt en t’onser aencompste en affscheyt met eenige eerschooten begroetet, hebben hen met een cleyn present vereert. Op den 21en February cregen tydinge, dat den ouden Coninck gestorven was, tot onser leedtweesen en scaede, alsoo wel voorsaegen de weynich ordre, die in ’t hoff vinden soude. Dese doodt was seer schaedelijck voor den gehelen standt van ’t gebyedt van Persia, alsoo sijn landt seer wyselijck met een groot ontsach van de grooten regeerden. Het rijck van Persia, dat in ’t begin sijnder regyeringe seer verachtert en verarmt was en vol dissentyen, heeft hy seer vermeerdert en verrijckt. Hy heeft tot 12 cooninckrycken en hartochdommen onder sijn gebiedt gebracht en veele van sijnne competituers en van de principaelen van ’t landt doen ombrengen, in welcker plaetsen hy andere van cleynne middelen en staedt, doch ervaerne, cloecke mannen heeft gestelt en alsoo sijn rijck bevesticht. Sal in ’t cort een exempel van sijn proceduyren verhaelen. Omtrent 12 jaren geleden was een ambassadeur van den Coninck van Spaignen aen hem gesonden. Als op een tijt met hem door de stadt reedt, soo passeerden een straet, alwaer verscheyden van de grooten laegen, dien hy de handen en voeten hadde doen afhouden, die noch in ’t leven waeren. Hy vraechde den ambassadeur, wat hem van dese saecke dochte, antwoorden niet bysonders, alleenlijck dat hem al te wreedt dochte, waerop de Coninck repliceerden. 'Ghy spreeckt naer u verstant, maer sult weeten, dat uwen Coninck engelen te regeren heeft end ick duyvels'. Hy heeft oock uut jalousyen sijn eenige zoon doen ombrengen, was een jongman van 30 jaeren, van seer aengenamen condityen en van de grooten seer bemindt. Dit was den Coninck al wel bekendt, dan was op sijn hoede. Op een tijdt reedt met sijn soon op der jacht, werden een wilt swijn gewaer, dat tegen een boom rusten, sy naemen te saemen haer booch en de Coninck sprack: 'laedt ons versoecken, wie dat rechst sal schyeten'. De soon voorquam sijn vader en schoot het swijn door den hals, soodat de pijl in den boom gehecht was. Dit verdroot den Coninck seer en nam den booch van sijn soon en sneedt den pees in stucken, ’t welcke aldaer een hooge affront is. Naerdat naer de stadt waeren gereeden, soo is sijn soon van dien avondt en noch twee dagen daernaer niet ten hove gecoomen. De Coninck dede sijn huys by nachte en by daege bespyeden, vernam, dat eenige van de grootste de prince by nacht heymelijck quamen besoecken. Hy vraechden daernae dese grooten, off sy niet en wisten hoe dat met syne soon gestelt was. Seyden, daervan niet te weeten, dan dat verstonden, dat niet wel te passe was. Vraechde verder, off hem met besocht hadden. Seyden neen. De prince, daernaer te hove gecomen sijnde, wert van sijn vader gevraecht, waer hy soo lange geweest was; antwoorden, dat sieckelijck was geweest. De Coninck seyde hem noch, off hy ondertusschen van niemandt was besocht geweest; seyde neen. Dese antwoorden confirmeerden in hem sijn voorgaende opyniën en jalousyen, hy deden sijn soon het hooft affhouden en de anderen de handen en voeten affcappen, en soo laeten sterven. Uutgesondert dese wreetheyt die naer de natuyr van landt en sijn staedt somtijts nodich was, soo mocht hy by Hendrick de Vierde in meestdendeel geleecken werden. Heeft evenwel deses soons kindt voor sijn wettelycke erffgenaem van ’t rijck by testament verclaert, hetwelcke oock alsoo naergecoomen is. Daernaer sijn op den 3 Marty onse en der Engelse scheepen in compagnie van Gamaron naer Suratte vertrocken. Wy hebben ons dagelijx geprepareert tegen onse reyse; d’ambassadeur Mousabeeck versocht mijn instantelijck, dat noch eenige daegen naer hem wachten sonde, om te saemen te reysen. soeckende my te perswadeeren, dat sulcx tot mijnder eere, proffijt en gemack strecken souden. Hebben hem sulcx met beleeffde reedenen affgeslagen, doch meest my verexcuseerende op de langduyricheyt van het vertoeven, alhoewel dat andere redenen my daertoe moveerden en dat oock contrary mijn ordre was. Wy sijn daernaer op den 15en dito van Gamaron gescheyden, om onse voorgenoomen reyse te vervorderen. De Sultan hadde ons cameelen en lastbeesten bestelt, tot onse schenckagie en voyagiën te voeren. Hy hadde ons oock een guide meede gegeeven, om ons op de wech te brengen, die vooruut sonden. By mijn waeren vijffthien paerden gecoft. Mijn treyn bestondt in acht Nederlanders en Mooren, die principaelijck op de paerden pasten. En naerdat ons eerlijck uutgeley gedaen was, soo sijn van dien avont noch drie mylen gereeden en ’t ’s avonts in een rustplaetse gecomen, genaempt Bandelijn. Wy hebben ons conform de manier des landts slechtelijck beholpen. Men vindt hier geen herbergen ofte dorpen onder wegen om te logyeren. Dese rustplaetsen, die men op de wech vindt, wint carrauwensera genaempt, sijn steenen geboutsels met verscheyden cleyne plaetsen voor een man off twee. Men vindt hier vier<ref>Vuur.</ref>, noch licht, noch yet om op te leggen, alsoo dit plaetsen sijn gemeenlijck alleen op de wech staen. Men moet sijn boyagye, om op te rusten, mede voeren, desgelijckx sijn eeten en drincken. Het valt seer moeylijck by winterdach hier te reysen wanneer men, moe gereeden sijnde, somtijts door regen en sneeu en groote coude op de aerden en somtijts onder den blaeuwen hemel sich moet behelpen. Naerdat aldus vijff dagen hadden gereeden en onder weegen redelijck getracteert en in eenige plaetsen oock gedefroyeert, ’t welck by ons meest betaelt werde alsoo een arm volck is, soo sijn op den 20 ditto tegen den avondt tot Laer gecomen, hebbende ontrent de 50 mylen gereyst. De Sultan is ontrent een halff mijl van de stadt ons tegemoet gereden met wel 50 paerden en 30 roers, die t’onser aencompste losten. De Sultan, verselschapt met eenige principaelen van de stadt, heeft ons vriendelijck verwellecompt en neffens ons in Laar gereeden; daer sijn oock eenige schooten van ’t casteel geschoten. Wy sijn gelogyeert in een van de principaelste huysen. Den dach daernaer, sijnde den 21 dito, soo is de Soulan met bycans alle het volck van de plaetse uut der stadt gereeden tot een mijl van daer, alwaer sy seggen een grooten sant off profeet begraven is. Desen dach houden die van Persia en meestendeel van Indiën voor den eersten dach van ’t jaer als de son in Aries compt. Desen dach vieren sy met groote ceremonyen, gelijck die van Chyna den eersten February voor ’t begin van ’t jaer stellen en solemneelijck onderhouden. Als drye daegen gepasseert waeren, soo is de Sultan by ons gecomen, hen excuseerende op ’t gebruyck van ’t landt, dat ons niet besocht hadde; heeft belooft ons cameelen te bestellen voor onse reyse naer Siras. Wy sijn met hem gereden om ’t casteel te besichtigen, ’t welck op een seer hooge berch leydt van redelycke sterckte. Dese stadt van Laar is altijt gheweest de hoofftstadt van ’t coninckrijck van Laar. Sy weeten, naer haer seggen de successyen van haeren coningen tot omtrent de 4000 jaeren te verthoonnen. Sy sijn gestaedich door haere eygene conningen geregeert geweest tot ontrent de 25 jaeren geleeden, wanneer dat alsdoen den ouden Coninck<ref>Sjah Abbas I.</ref> door loosheyt den voorleeden coninck handen heeft gecregen en dit rijck bemachticht, waermede de successie en geslachte van de conningen van Laer geeyndicht is. Dese stadt is niet groot, leyt aen't gebergt is weynich bewoont, alsoo veel inwoonders vertrecken om de groote scattingen en cleyne neeringh. Dese landen, en voorts tot Ormus toe, sijn by de voorgaende historyschryvers onbekent geweest, alsoo Alexander noch sijn naercoomlingen soo vert in ’t landt niet getreden sijn; meene dat sulcx naergelaten is door de harde wegen en onvruchtbaerheyt der selffden. Wy sijn alhier tot den 28 ditto gebleven, alsoo de cameelen niet eerder becomen costen en sijn op dato naer den middach vertrocken. De gouverneur heeft ons een stucks weegs geleydt. Wy hadden aen hem en eenige van de sijnnen eenige presenten vereert, daer ’t hier doch al om te doen is, en sijn dien avondt noch drie mylen door quade weegen gereeden en gellogeert in een muskyte<ref>Moskee.</ref>. Wy sijn aldus dagelijx voortaen gepasseert, met seer notabels op den wech gemoetende. Wy passeerden verscheyden affgebrocken forten die meest op hooge steyle bergen gefundeert waeren. Dese waeren gesticht ten tyde, dat die van Laar en Siras van haer eygen conninge geregyert waeren, welcke beyde rycken by de voorleeden coninck geïncorporeert sijnde, hadde de selffde doen demolyeren. Wy sijn onderweegen, alsoo een forier van Laar mede hadden, meestal gedefroyeert<ref>Onthaald.</ref>, ’t welck met cleyne geschencken hebben erkent, sijn op verscheyden plaetsen oock vriendelijck ontfanghen, de rustplaetsen en tractementen waeren hier wat beeter. Soo sijn dan op den 4en Aprilis gecomen tot een dorp, seven mylen van Siras gelegen. Ick hadde die nacht mijn tolck vooruut gesonden, om logement voor ons te procureren, alsoo de hartoch niet in de stadt was. Naer middach sijn in een dorp gecomen twee mylen van de stadt. Hier werden ons aengedient, dat indien wy wilden tot anderdaechs beyden, dat met meerder eerre ons wilden inhaelen, soo niet, dat voort souden ryden, souden haer wellecom weesen. Soo sijn dan opgeseeten en sijn ontrent een halff mijl van de stadt van eenige van de stadt gerescontreert end onderweegen eenige malen gedroncken. Wy sijn van dese gecommitteerden geconvoyeert en geleyt in ’t ’s Connincks huys ende aldaer gelogeert, en van wegen des hertochs soon vry tractement toegeseyt, hadden 60 mylen gereyst. Dit cooninckshuys is een treffelijck gebouw met een schoonen hoff, waerin meest alle de vaderlantse vruchten wassen. Hier staan oock eenige weegen met schoone uutermaeten hoogen cypresboomen besedt. De inwoonders seggen, dat dese boomen al ontrent de 400 jaeren geplant sijn en dat ontrent de 1000 jaeren staen moogen. Dewyle dat wy dan te Zyras vertoeffden, ten deelen om onse paerden te rusten en dat ons cameelen bestelt werden, soo sijn van verscheyden van ’t hoff versocht en verwellecomt, alsmede van den Sultan, des hartochs soon, denwelcken wy mede hebben gaen begroeten, en sijn van hem wel getracteert, alsoo een maeltijt tegen onse compste hadde doen bereyden. Siras heeft voor desen een vry coninckrijck geweest, dan is door den voorleeden coninck<ref>Sjah Abbas.</ref> mede ondergebracht. De stadt is dicht aen ’t geberchte gelegen, dan daerontrent sijn treffelycke valeyen gelegen. Hier wassen seer treffelycke wijnnen, die seer geëstimeert sijn. Aen de eene syde van de stadt leggen seer groote en costelycke hoven, de gemeente is hier arm en seer subiect, de gemeenne vrouwen hebben hier groote vryheyt en tot oncuysheyt seer genegen. Van Syras wert in de oude cronycken niet vermaent; nochtans is Alexander tot hier gecoomen is, hetwelcke beweesen wert door de ruyne van Pentapoli<ref>Persepolis.</ref> ten versoecke van Chais door hem doen verbranden. Dese ruyne leydt ontrent 10 mylen te syde van Siras, staen noch overeynde ontrent 16 calommen van uutermaten groote en overcunstich werck. Desen coninckrycken Syras, Laar en Ormus werden geregieert door den hartoch van Siras, diewelcke alle d’incoomen van dien ontfangt. Hierover is hy verobligeert 8000 man op syne costen te velde te brengen ende eenige hondert duysende jaerlijcx aen den Coninck op te brengen. Hy is genoechsaem souverain in dese landen. Wy hebben aen sijn soon en eenige principaelen van ’t hoff met redelycke presenten vereert en, naerdat onsen affscheyt van den hartochs soon hadde vercregen, soo sijn den 20 voorschreven opgeseten, naerdat wel 5 dagen naer de cameelen hadden gewacht, om onse reyse naer Spahan<ref>Isfahan.</ref> te volbrengen. Wy hadden een fourier van des hartochs wegen met ons om ons te geleyden. En sijn alsoo, sonder dat ons yet merckelijx voorgecomen is, gereyst tot den 29 dito dat gecomen sijn in een dorp genaempt Fertabas, alwaer het rijck van Syras geeyndicht is en het coninckrijck van Meden off Persia begindt, en voorts 't 's anderdaechs tot Spanneck gecoomen, een dorp, twee mylen van Spahan gelegen. Hier hebben wy verwacht advijs van den coopman Visnich<ref>De koopman die in 1623 de VOC-kantoren in Gamron en Isfahan had gesticht.</ref>, die een logement voor ons procureerden en aen ’t hoff onse compste verwichtichde. Op den 12 May sijn ’t ’s mergens opgeseten en naer de stadt gereeden en sijn ontrent 1/4 mijls van de stadt gemoet van verscheyden grooten van ’t hoff, waeronder een nieuw gemelt hertoch was, daerneffens eenige sultans en oversten van 1000 paerden. Dese hebben ons te samen vriendelijck verwellecompt; neffens haer quamen oock noch eenighe Nederlanders ende Engelsen ende Armeniërs, sijnde Cristen coopluyden, aldaer woonachtich, en sijn alsoo te saemen naer de stadt gereeden en ons tot ons logiement geacompagneert. Ons is een redelijck tractement uut den naem van den Coninck toegeleyt, te weeten 36 toman ter maendt, sijnde 1400 gulden; dan, hiervan is veel affgegaen en sijn niet meerder als ontrent 2/3 parten ontfangen, ten deele omdat hiervan veele moste vereert werden voor diegheene, die ’t selffde ontfingen, ten anderen dat naer ’t vertreck van den Coninck sonder ordre alles confuselijck toeginck, sijnde in ’t hoff niet één man van aucthoriteyt gebleven; om gelt te tellen was daer gheen last, om de arme ghemeente te quellen waeren duysent handen. Wy sijn onderwylen in ons logement gebleven, somtijts van eenige van ’t hoff besocht. De Coninck en eenige principaelen ons adverteren, dat vroolijck souden sijn en goet chyer maecken. Op den 10 ditto is d’ambassadeur Mousabeeck in Spahan gearriveert, alwaer weynich gunst gevonden heeft. Op den 12 dito is by mijn gecomen in compagnie van Huyberto Visnich, der E. heeren Bewinthebberen oppercoopman aldaer. Naer verscheydenen redenen heeft op mijn versocht, dat hem souden vertoonen de presenten, voor den Coninck gedestineert, ’t welck als hadde gedaen, soo hebben die hem te gering gedacht en van geen aensien, alsoo niet één treffelijck stuck onder was, doordien mijnne gescencken tot Battavia en onderwegen vergaedert hadde. Soo is dan met ghemeen advijs goetgedacht, dat mijn gescencken soude vergrooten met een party ongerse<ref>Hongaarse.</ref> guldens, alsoo ’t gout en silver hier de beste presenten sijn en op cureusheyt sonderlingh niet passen. Voor eenige van de grooten sijn meede eenige presenten geordonneert. De presenten, voor den Coninck geordonneert, beliepen tot negen duysent guldens. Dat soo hooch monteerden, was wel tegen mijn hart en sin; dan, werde so voor best ingesien bysonder om dese coniunctye des tijts, in denwelcken soo verscheyden gescencken van soo groote waerdye aen desen nieuwen Coninck souden werden geoffereert. Op den 24 deses, alsoo nu haeren vasten volendt was, soo is ons aengeseyt, dat wy by den Coninck souden comen, alsoo een generael bancket was. Wy sijn ontrent 10 uuren te hoove gereden. Aldaer gecomen, sijn geleyt door een hoff ende eenige caemers, sijn gecomen in een sael neffens der aerde van matilycke grooten, met tapeeten beleyt, sonder eenich verciersel; in ’t midden van dien was een viercante plaetse vol waeters om de coeltes wille. De Coninck sadt op tapeeten neder in de eenne hoeck van de caemer; rontsom hem saeten verscheyden van de grooten in ’t hondert, als men seydt, met weynich ceremoniën. Ick ben met mijn swyte voor hem gecomen, hebbe mijn geboogen ende mijn getoont sijn handen te cussen; die van mijn swyte hebben het onderstel van sijn cleet gecust, haer toonnende sijn voeten te cussen. Hebbe hem overgegeven de brieven van de Hoog. Mog. heeren Staten-Generael en Sijn Princelycke Ex.cie en daerneffens een schrift in ’t Parsiaens gestelt, waerin in ’t cort begrepen hadde de intentie ende oorsaecke mijnnes compst. Hy heeft deselffden te saemen overgegeven in handen van sijn secretarius, doordien desen dach tot vrolijckheyt by haer gedestineert was; mijn werde een plaetse geordonneert schuynover, niet verde van Sijn Mag. De Coninck heeft mijn tweemael toegedroncken op de gesontheyt en welvaeren van Sijn Princelycke Ex.ci, en eenige discoursen gemoveert; dan alsoo de redenen ende antwoorde mosten door een hartoch, de opperhoffmeester, oover end weeder gebracht, soo en costen van gheen vervolch consideratiën sijn; ten anderen soo en was de tijt off plaetse daertoe niet geapropryeert. Wy hebben aldus drie uuren geseeten en somtijts eens rondtom gedroncken; achter den Coninck saeten eenige speelluyden, met dewelcken de Coninck verscheyden discoursen maeckten. Ondertusschen soo dronck hy somtijts touback en wijn en speelden oock met eenige cleyne appelkiens, gelijck men in ons landt de kinderen met bickelen speelen; somma vernamen hier weynich grootsheyt off konincklycke magnificentiën. Hiernaer sijn opgeresen en naer den anderen in een grooten hoff gegaen, alwaer veel taefelen op tapiten op der aerden nedergedeckt waeren, neffens loopende waters onder de boomen. Daer werde seer abondantelijck gescafft, te saemen in goudt; de schootels waeren meest al tsamen omtrent de groote van een ton; de spyse was te saemen met gelycke verheven decksels bedeckt; was een groote costelijckheyt te sien; daer werden oock bancket gheschafft; dan plomp en rouw naer der Persiaenen aert, die de oude Parthen ten deelen noch verthoonen. Naer de maeltijt sijn opgestaen en geleyt op ’t Conincks huys en gepasseert een lange sael, de middel van welcken doorgaens beset was met alderley faetsoen van gouden vlessen, kannen en andere manier van vaeten van overgroote waerdy, meestal met gesteenten besedt, als paerlen, robynen, smarauden en ander soorte; diamanten sijn by haer weynich in ’t gebruyck. Desen sael gepasseert, sijn gecoomen in een gaeldery, alwaer de Coninck sadt met de principaelste van ’t hoff. Hier waeren eenige fruyten gestelt en werden niet weynich gedroncken. Het middel van dese gaeldery was langs mede overhoopt met vlessen, coppen, schaelen, soo dicht met gesteente besedt, dat quaelijck goudt bekennen conden. Als wy aldus ontrent uuren geseten hadden en dat sy presumeerden off bemerckten, dat ick vermoeyt was, den meestendeel van den dach op haer manier op d’aerde, gelijck de snyders, geseeten te hebben, soo is mijn van een van de grooten, die de Coninck sulcx hadde doen verstaen, van sijnnent aengeseyt, dat byaldien vermoeyt was van soo lang op haer manier alsoo te sitten, dat met licentie van den Coninck wel mochten vertrecken en dat hiernaer soo dickmael by Sijnne Ma.t. souden commen, als ’t mijn belieffde, met andere complimenten, onder anderen, dat tusschen Sijn Maiesteyt en onse Prince gheen differentie en was. Hiermede affscheyt genoomen hebbende van Sijn Mag.t, soo heeft den hertoch van Siras mijn alle vrientschap van weegen sijnne Coninck toegeseyt. Op alle dese presentatyen soo werden mijn in ’t cort gerepliceert naer tijts gelegentheyt en mijn tolck verde achter mijn stondt en de plaetse seer eng was. ’s Anderdaechs sijn weder ten hoove ontbooden, om onse geschencken te doen presenteeren, alsoo desen dach geordonneert was, omdat alle ambassadeurs, princen en legaten en ondersaeten haere ghaeven souden presenteeren. Neffens de duer van ’t hoff op een wat voorheeven plaetse, soo sadt den Coninck met eenige van de sijnnen; tegen hem over sadt den ambassadeur van Indiën, een groote van Turckyen, ick en de president van de Engelsen en eenige anderen. Voor het hoff is een seer groote plaetse gelegen. Hier stonden al in ordre gestelt, diegheene de presenten souden draegen. De presenten van den ambassadeur van Indiën, off den grooten Mogol, werden eerst voorgedraegen, wel van 2000 persoonen, alsoo in de menichten van draegers een groot deel van de magnificentie bestaedt. Waeren seer costelijck; belyepen wel, naer wy verstonden, ontrent de 16 tonnen goudts. Des hertochs van Siras sijn presenten waeren de tweede. Beliepen wel 3 tonnen gouds. De onse, de derden, werden van 62 persoonen gedraegen, beliepen ontrent 9000 gulden. De prins van Babilonyen, de vierde, bedroegen ontrent 120 duysent guldens en alsoo voorts tot in groote getaelen toe, soodat op dien dach den Coninck een groote schat en veelderley rariteyten gepresenteert werden. Opdat een weynich mentie maecken van Spahan, sijnde het hoff van het gebiedt van Persia, soo is gelegen op de hoochte van ontrent 33 graden by Noorde. Is een stadt van de groote als Amsterdam met groote buytensteden offte fauborgs, met dewelcke neffens Parijs mach geleecken werden, vol volcx en dicht betimmert; leydt dicht aen de geberchten, hoewel veel goede valeyen ontrent heeft. De huysen sijn van buyten seer slecht, alsoo van aerde of cley en weynich calcx vermengelt opgetrocken sijn; van binnen is ’t wat beeter, alsoo met calck bestreecken sijn, gelijck oock de principale huysen. Van buyten sijn seer constich in het vermetselen van haere wooningen, die sy ghemeen in plaetse van solders gebruycken, die seer cierlijc met goudt en verwen toemaecken. Dit geschiet oock ten deele, omdat het houdt hier seer extreme dier is. Het branthoudt wert van 20 á 40 mijllen verde hier op cameelen te merckt gebracht; in veele hondert plaetsen in de stadt werdt het houdt voor de gemeente by de pondt vercofft. Van andere lijfftochten gaet redelijck toe, alsoo groote toevoert heeft van alle omleggende plaetsen; heeft abondantie van fruyten, waermede de ghemeent haer wonderlijck weeten te behelpen. In ’t begin des rijx van den voorleden Coninck, soo was dese stadt soo niet bewoont. Hy heeft getoont een groote begeerte, die hy hadde, om dese stadt te verheerlycken. Tot dien eynde heeft getimmert costelycke paleysen en woninghen en hooven en een seer magnifyque kerck en toorn, die niet volbout is, en om dese plaetse te meerder te versorgen, soo heeft hy uut verscheyden landen op de Christenen en Turcken verovert, aldaer veel duysenden van Christenen doen brengen, waeronder veel coopluyden, en eenige van groote middelen sijn. Van desen, te weeten aen yder natye apart, hadde hy een quartier apart gedesigneert, in denwelcken sy in goede ordre en oock veel treffelycke wooninghen en veelhoven hebben gebout, en leven alsoo met haere vrouwen en kinderen vreedtsaemelijck, en alsoo onder haer veel ervaerne coopluyden en cloecke mannen sijn, die haer wel weeten te erneeren, soo dryven sy treffelycken handel op verscheyden quartieren, tot een groot gerijff en behulp van Persia. Haer leere is meest conform de oude Grieckse kerck, doch het gevoel van Arrius meest conform, behalven dat noch veel andre supersityen hebben. Sy houden twee vasten in ’t jaer en drie vastendagen yder weeck. Op alle dese dagen onthouden haer van vleys, vis, eyeren, melck, booter etc. Hebben in ’t jaer een vastendach meerder als van andere vrye dagen. Haere bischoppen versien liberaelijck van alle noodtdrufft, doch van geen gelt. De principaele van alle dese natiën sijn de Armenyers en Julfalynen.<ref>Inwoners van Julfa, een buitenwijk van Isfahan.</ref> Op den 2 Juny soo hebben den hartoch van Siras besocht ende met hem van verscheyden saecken gediscoureert, aengaende mijn particulier en de Compagnie. Dese is een seer beleeft man van groeten aensien; is de principale patron van onse natiën. Hy heeft ons alle faveur en gunste toegeseydt en, naerdat ons eerlijck hadde getracteert, soo sijn met alle bewysen van vruntschap van hem gescheyden. Wy hadden hem met avijs van Visnich twee dagen te vooren een redelijck present te huys gesonden. Op den 6 ditto heeft den voorsz. hertoch een generael bancket gehouden, op hetwelcke de Coninck met alle de grootste van ’t hoff mede verscheenen is, alwaer hy ons mede geroepen heeft. En alsoo nu verscheydenmael mentie ghemaeckt is van bancketten, sal ’t cort haerre forma verhaelen. Men verschijnt op denselffden ontrent ’t ’s mergens ontrent 10 uuren; yder werdt naer sijn aensien geset op een tapijt neder, daer werdt dan enige fruyten naer sasoen gestelt, als oock croppen van salaet en concommers. Dese concommers eeten veel, alsoo cout sijn om op te drincken. Hebben meermael voor den Coninck alleenlijck concommers sien staen, daer hy hartelijck aff adt, alsoo de Persiaenen rouw van eeten sijn. Ondertusschen wort gestadelijck rondtom gedroncken; haere speelluyden zingen en speelen doorgaens met weynich melodye. Ontrent een uuren werden de fruyten weggenoomen en ontrent 2 á 3 uuren wert de spyse opgedragen; de plateelen op damaste cleederen neder sonder servetten, teljooren off messen; in plaetse van servetten eenich plat deech bycans vol ... seer dun en tay, ontrent een ellen in ’t rondt. De hoenders, gansen en andre ghevogelt, schuerren met de handen; schappenvleys wert op weynich bancketten gestelt; ossenvleys eeten niet. Naerdat de spyse een uur oft twee gestaen heeft, wert affgenomen en noch een goede tijt gedroncken. Wy sijn op den 10 gereden in den hoff van Mamet Alibeeck, van denwelcken vriendelijck ontfangen sijn, en met de fruyten van sijn hoff getracteert. Hebbe hem de affayren van de Compagnie gerecommandeert. Dese Mamet Alibeeck hadde by den voorleeden coninck de meeste auctoriteyt boven alle die het hoff frequenteerden. By deesen Coninck was ’t seer verkeert; bewesen hem evenwel deselffde eer en respect, die hem van voorgedaene vrientschap schuldich waeren en hebben hem conform onse ordre met een present vereert. In discoursen met hem sijnde, soo wenschten meennichmael mijn dat geluck, dat hadde mogen gecoomen sijn ten tyde van de voorleden Coninck, dat geheel op een ander manier met mijn en mijnne saecken souden gegaen hebben, dat hy alsdan metderdaet betoont sonde hebben, wat hy by den ouden Coninck vermocht en wat vrientschap hy ons souden hebben connen doen. Dat de tyden nu verandert waeren, evenwel dat naer sijn vermoogen in alles sijn devoir soude doen. Dese man, die in weetenschap en wijsheyt en in kennisse van matyerye van staet al die nyeulingen van ’t hoff te boven ginck, hebben sy van der handt geschooven, en opgeleyt een ambassade te doen aen den Mogol van Indiën voor de tijdt van 3 á 4 jaren. Dese reyse moste by provisie op sijn eygen costen doen; soude hem veel duysende costen. De Cooninck heeft op desen dach doen onthalsen den broeder van den Coninck van Gylan,<ref>Een provincie aan de Kaspische Zee.</ref> die tegen hem gerebelleert hadden, den Coninck selff gevanckelijck gestelt. Voor ’t hoff saegen wel 100 hooffden op staecken staen en op der aerden leggen van des Conincks ondersaten. Dese spectaculen sagen wy meenichmael, alsoo der Persiaenen manier is, dat, wanneer eenige victorie op haere vyanden becoomen, meenichte van hooffden aen ’t hoff senden tot een teycken van haere victorie. De huyt van de hooffden stoppen vol stroy en die versenden alsoo. ’s Anderendaegs sijn genoodight op een bancket by eenen Goodie nasar, een Armeniër. Dese is de principael van alle de Cristenen, is oock haere richter in alle civile saecken. Dese was by den voorleeden (Coninck) seer geacht; dese hadt ditto Coninck in ’t begin sijns rijcks onder andermaelen eens geassisteert met 200 duysent guldens ten tyde dat seer benout was, sonder gelt, sijn volck gemuyteneert en sijn vyanden en rebellen sterck te velt. Met dit weynnich gelt bracht sijn volck op; doen werde meester van velt en van sijn rijck. Dese vrientschap heeft hem daernaer wel gerecompenseert. Op den 15 dito sijn weder by den Coninck op een generael bancket geroepen, alwaer gecomen sijnde en op onse plaetse geseten, wel drie uuren naer de Coninck hebben gewacht, die ten laesten met den soon van den Hartoch van Syras geheel beschoncken inquam. Mamet Alibeeck, die aen mijn syde sadt, sach mijn aen en suchten, andere lachten, eenige toonden droevige mynen. Corts daernaer is ons de spyse voorgebracht, alles naer de oude gewoonte met rijs gemenget; dese maeltyden vallen lastich, bysonder voor die ongewoon sijn alsoo te sitten. Op alle dese byeencomste en over de maeltijt wert niet notabels, curieus off aenmerckenswaerdich bespeurt. Het drincken gaet continuelijck om, dan staet vry te weygeren. Het dansen is daer niet gebruyckelijck, wert alleenlijck gedaen by de hoeren en soodemijtse jongers, daertoe gehuyrt ofte ontbooden werde. Daer werden gheen proopoosten van consequentie off consideratie voorgestelt. De meeste hoop swygen, weynich redenen overluydt gevoert, verscheyden spreecken met haerre naestgeseetenen in ’t heymelijck. Naer de maeltijt is de Coninck met eenige in de gaeldery gegaen, alwaer mede ben geseeten; beneden op de plaetse verscheenen eenige worstelaers en werden eenige guychgeleryen aengerecht. Tegen den avont soo werde de gevangen Coninck van Gilan, die gerebelleert hadt, voor den Coninck verthoont, die met sijn handt winckeden, te kennen gaff, dat hem souden depescheeren. Sy hebben hem geleydt aen een hoogen mast, die dicht daerby opgericht was. Sy sloegen een scherpe haeck tusschen sijn caeckebeen door en hijsten hem omhooge sy schooten op hem verscheyden pylen sonder scharp; tegen den nacht werde door last van de Coninck met een roer doorschooten. Ondertusschen heeft Godtie Nasar en andere principaele van de Armeniërs en Sulfalynen ons somwylen besocht en sijn 13 July op een maeltijdt van ons getracteert. En werden op dato ingebracht ontrent de 2000 hooffden van eenige rebelleerden, Huysbeecken<ref>Oezbeken.</ref> genaempt; twee van haer principaele cappiteynen deden den Coninck de cop affslaen. Op den 27 dito soo hadde de hartoch, Tochtachan genaemt, een generael bancket aengericht, op twelcken de principaelen van het hoff compareerden. Wy sijn daer mede geweest. Op ’t laeste van ’t bancket werden hier geleyt twee van de voorsz. Huysbeecken, die de Coninck vry hadden gestelt en met een gouden rock vereert, om in haer landt te vertoonnen, dat oock genaede by de Coninck te vercrygen was. Het scheen, dat sy dese Huysbeecken vreesden, alsoo een strijtbaerre natye is en by naemen in de conjunctye, dat de tydinge van de aencomst van de Turck continueerde en voor vast gehouden werden, die met een leeger van 250 duysent mylen<ref>Lees: man.</ref> op Bagadet affquam. Wy sijn op den 3 July gereden in twee oorden van moonnincken, in haerre cloosters besocht, alsoo verscheyden malen ons hadden wesen besoecken en vergast. De eenne sijn van de ordre van de Carmelyters, d’andere sijn Augustyners. Het sijn Portugeesen van Goa, aldaer gesonden; hebben bequaeme cloosters aldaer gesticht, doch aldaer geen vruchten, alsoo de Persiaenen botte superstitieuse menschen zijn. De president van de Engelsen heeft mede een treffelijck bancket bereydt, waerop hy ons en verscheyden Persiaenen, alsoock do voornaemste Cristenen genodicht hadde. De Coninck hadde onderwylen den soon van den Hartoch van Siras hertoch van Laar en Ormus gemaeckt, om in absentie sijns vaders de saecken aldaer te verrichten en alsoo verstonden, dat hy gereet was, om naer sijn gouvernement te vertrecken, soo sijn wy op den July op een speelhuyse van sijn vader hem gaen besoecken ende voorvallende saecken van de Compagnie affairen hem recommandeert, gelijck wy oock hem ten hoochsten den Hartoch van Siras bevaelen, de negotye van de Compagnie in Spahan, die door de schult van Visnicht wat haperden. Wy hebben eenige maelen mentie ghemaeckt van de affayren van de Compagnie, gelijck hiernaer noch meerder doen sullen. Soo staet te noteeren, dat behalven het poinct van d’ambassade, hetwelcke meest in complimenten bestondt, de macht mijn gelimiteert was van yets vast te besluyten, soo was mijn hierboven door de heer Coennen belast opsicht te neemen op de proceduyren van de dienaers der heeren Bewindhebberen en op haerre negotie aldaer, doch alles onder de handt, sonder uutterlycke mijn eennige negotie aen te trecken. Toen wy van Batavia vertrocken, soo bevondt hem ditto Coennen becommert, doordien dat het tarderen van de meerdere scheepen hem onversien vondt van behoorlijck capitael, tot de jaerlijckse provisiën voor het cantoor vanSuratte en Persia. Hetgheen aen contant voor Persia ontbrack, wert meest gesuppleert met peper, welcke spetye aldaer minst begeert is. Soo was ditto Coennen hierin beswaert, vreesende, dat van Coninckswegen swaericheyt souden maecken alle het gesonden cargasoen t’ontfangen, dewijl de helfft van ’t gecondioneerde contant niet mede en brachten. Soo hadde hy aen mijn serieuselijck gerecommandeert, dat soude besorgen, dat alle de goederen mochten gelevert te werden en, soo ergens aen haeperden, dat by den Coninck ende Hertoch van wegen de prince ten dienste van sijnne ondersaeten souden versoecken. Dit point was by mijn al in ’t werck gestelt en mijn was alle faveur van den Hartoch toegeseydt. Ten anderen was mijn geordineert de handt aen te houden, dat het contract, met den voorleeden Coninck gemaeckt, twelcke nu geëyndigt was, voor andere drie off ses jaeren souden gecontinueert werden. Dese onderhandelinge werde by Visnich secretelijck gecontramineert en met onreden openbaerlijck tegensproocken en dat, om sijn particuliere insichten en baedtsuchticheyt; hy allegeerde wel frivole oorsaecken sonder redene, maer sijn extreme gierijcheyt en ambitie die hadden een ander insicht. Het was hem niet genoech, dat hy in de tijt van ses jaeren wel 200 duysent guldens hadde verovert en vergaedert; op wat manier is ons meestendeel wel bekent. Dit verhaelde contract en heeft evenwel geen effect gesorteert, soo door quade meneën van Visnich, die ick wel te boven ghecoomen souden hebben, ten anderen door een groote langduyrrige sieckte, daerin gevallen ben en daernaer door ’t vertreck van den Hartoch van Siras, die genoechsaem onse patron is en hem onsen handel ten hoochste importeert, alsoo onse scheepen in sijn gebiedt lossen en laeden ende goederen door ditto sijnne landen opgevoert werden. Ick hadde dito Visnich soo dickmael vermaendt, dat alle onse saecken vereffenen, dewijl dito Hartoch hier was, alsoo niet één tot ons naerdeel souden dorven spreecken, als ditto aen ons syde was. Hy heeft altoos tijdt soecken te delayeren. Wy sijn op den July genoodicht op een maaltijt by Moelambeeck, des Conincks coopman, aen welcken ons goederen volgens het contract doorgaens gelevert hebben en van wie wy de syde ontfangen. Is een machtich man, die in auctoriteyt grotelijcx by dese Coninck toegenoomen heeft, twelcke de heeren meesters al te schaedelijck geweest is. Is geprocedeert door de onversoenlycke haet die Visnich en Moelambeeck malcanderen lange tijdt gedraegen hebben. Ick hadde seer gheerne haerluyden gereconsilyeert, alsoo de Compagnie seer schadelijck geweest is en nu wel voorsach wat deselffde in dese nieuwe regyeringe soude connen baeren. Moulambeeck had alles in mijn hande gestelt, bereydt sijnde tot mijnder versoeck hem te reconcilyeren. Visnich wilde nergens nae luysteren en soo sijn des Compagnies dingen seer verachtert. Soude hem wel tot redenen gebracht hebben en sijn quaedt voornemen verbroocken; dan mijn sieckte, als verhaelt, heeft alles beledt. Doen heeft Visnich de ruyme toom gehadt, heeft mijn verkeerdelijck van alles geïnformeert. En alsoo buyten matyerye is, soo lange woorden over dit ponct te maecken, soo sal hier eyndighen en dit alleen seggen, dat het soude vreemt sijn daer een dienaer van de Compagnie hem directelijck souden bandeeren tegen sijnne meesters voordeel. Soo staet te mercken, dat sijn conscyentie hem overtuychden en dat oock voorseeckert was, dat hy door ordre van de heeren meesters soude opontbooden werden en door de heer Jan Pietersz. Coen zaliger gelicht. Soo was sijn eenige intentie de saecken in sulcke confusie te stellen, dat, opontbooden sijnde, verstaen soude connen werden, dat de Compagnies saecken sonder sijn ervaerrenheyt niet soude connen gereddert wert. Sulcx is gebleecken, dat, naer hy door Coennen zaliger opontboden werdt, heeft door alle versocht, om den Raedt te perswadeeren, dat verstaen mocht werden, dat hy neffens den gesonden directeur, De la Court, souden overblyven, hetwelcke hem affgeslaegen sijnde, is schelmachtich by nacht wechgereeden. Tot Malambeeck, alsvoore verhaelt, gecomen sijnde, soo vonden daer veel principaele van ’t hoff van de Cristenen, Visnich ende president van de Engelsen, alwaer ontrent drie uuren geseten sijnde, is questie tusschen Visnicht en de Engelsman geresen en, alsoo Visnicht sijn mes begonde te trecken, is daerover van de Mooren qualijck getracteert, doch hebbe hem ontset. Sijn daernaer weeder door verscheyden inductie uuterlijck gereconcilyeert sijnde, soo is Visnich by den Engelsman gaen sitten en sijn arm om den hals slaende, veynsende hem yets secreet te willen seggen, soo is opgestaen, den Engelsman met sijn arm nederdruckende en heeft denselffden vooraleer op de been cost comen, seer deerlijck getracteert, doen datelijck weggeloopen en te paerden ontcoomen. De Engelsman daernaer, door quade informatiën, heeft een van ons volck gequest. Wy sijn over alle dese confusiën gescheyden, alhoewel de maeltijt noch niet aengerecht was. De Engelsman heeft sich t’s anderendaegs seer by mijn doen verexcuseeren, desgelijcx heeft Moulambeeck persoonlycke gedaen, versoeckende, dat de saecken ten quaedtse niet wilden gedencken, beclaechde hem seer over Visnich, die oorsaecke was van sulcken onheyl, tot synen huyse geschiet. In dese coniunctye mijn vindende, dat wel goede raedt en resolutie van noode hadde, soo ben in langduyrige coortse vervallen, die mijn ten uuterste brachte. Corts daernaer is mijn volck te saemen met gelycke sieckten bevangen. Het scheen, off al tsamen vergeven<ref>Vergiftigd.</ref> waeren, was geen ophouden aen. Hierentusschen ginck Visnich sijn gange en deede alles conform sijn intentie. Als mijn somtijts quaem besoecken, perswaedeerde mijn naer sijn gelieve. Moulambeeck quam mijn eenighmael besoecken, gaff mijn wel goeden raedt, dan dorste dien in die tijdt noch niet volgen; wilde oock niet schynen te verwerpen. Sijn avijs was, dat alle simulatyen aen den syde setten en de Compagnies saecken openbaerlijck souden by der handt neemen, presenteerde mijn groote avangyen by den Coninck te ververwen. Gecomen sijnde tot den 17 July en seer swack sijnde, soo hebbe by den Hartoch van Siras gesonden en doen weeten, hoe dat verstaen hadde, dat Sijnne Mag.t. apparentelijck in corte wel mochte uut der stadt vertrecken en dat ick door mijn swacheyt hem niet souden connen volgen; daerop hem vriendelijck versochte, dat by den Coninck wilden aenhouden, dat my behoorlijck depesche mochte becoomen en dat myne brieven van de Hoog. Mog. Heeren Staeten-Generael en mijn …. metten eersten mochte werde verantwoordet. De voorsz. Hartoch heeft ons alle sijn faveur naer vermogen toegeseyt, dan evenwel ons geraeden, dat ons hierover souden adresseeren aen den hartoch Tochta Chan, opperhoffmeester, wiens ampt hy seyden te weesen soodaenige depeschen te vervorderen. Dat voordese geen mentie en hebbe gemaeckt van het solliciteeren van mijn affscheyt, soo is de voornaemste oorsaeck geweest, de opmerckinge van de sayson van ons affreysen, waervan d’ordinary tijt is ontrent het beginn van October; de soomermaenden sijn niet wel mogelijck om reysen als by nacht. Ons werde meede aengedient van een groote afronte, den ambassadeur Mousabeeck door eenige Cristenvrouwen op de straet aengedaen, ter oorsaecken dat hy weygerden te voldoen aen eenne van haerre natye een goede somma van penningen, daerin hy gecondemneert was. Ditto Mousabeeck heeft hem seer verloopen van ’t begin, dat in Persia arriveerden, door sijnne groote gyericheyt en sinistre practyken, die hy gebruyckten. Hy heeft aen onse natie, nochte aen mijn saecke, niet veel gunste beweesen. De groote vrientschap aen hem beweesen heeft niet gedacht. Over eenige gepretendeerde fingeerde inyuriën heeft soecken te wreecken. Wy hebben daernaer tot onser leedtweesen verstaen, hoe dat den Hartoch van Syras voorgenoomen hadde uut het hoff te vertrecken. Het uutgeven was, dat hy om sijn gesontheyt vertrock naer eenige naergelegen geberchten, om aldaer hem in de coelte te vermaecken en te gaen yaegen, maer inderdaet was de tegenheydt, die hy in ’t hoff hadde, en misbruycken van dien. Hy sach daer verscheyden, die by den voorleeden Coninck niet in staedt off aensien geweest waeren, de familiaeste by den Coninck te sijn. By 3 á 4 bestonde het principaele beleydt van het rijck. Dese wisten de tijdt wel in waer te nemen en van de gelegentheyt haer wel te apronecheeren. Daer werde in ’t hoff seer sterck gedroncken, waervan de Coninck wel de principaelste was, waerdoor sijn respect oock gemindert werden, soodat eenige maelen gebeurt is, dat sommige met hooge woorden malcanderen in presentie van Sijn Magesteydt geïniuryeert hebben, eenige oock handtdaedich geworden sijn. Dese proceduyren waeren de Coninck wel leedt, dan alsoo hy jonck was en sijn auctoriteyt noch niet te seer bevesticht, soo most noch voor een tijdt dissimuleeren, behalven dat eenige van desen als principaele instrumenten gebruyckt waeren, waerdoor de Coninck soo subitelijck in sijn rijck gestelt werde. Dit onverwacht vertreck van den Hartoch is de saecken van de Compagnie seer schaedelijck geweest, alsoo Moulambeeck, des Conincks coopman, alsdoen hem heeft soecken te revengeeren over Visnich, questie moverende over het manckament van gelt en te groote overschoot van peper, twelck veel importeerde; ditto coopman soude hem niet hebben dorven roeren, soo de Hartoch present waere geweest. Dese questie soude by mijn wel voorgecoomen sijn in presentie van den Hartoch, die mijn all faveur hadde toegeseyt, off soo mijn sieckte mijn niet hadde beledt. Het voorhaelde vertreck heeft in mijn saecke oock verachteris en verhinderis gebracht; de licentie en abuysen in ’t hoff werde dagelijcx grooter. De grooten, die doen regeerden, hadden noyt van de intentie van des oudes Conincks ambassade verstaen, gaeven in ’t laetste eenichsins bedectelijck te verstaen, dat over mijnne besendige behoorden te handelen met den Hertogh van Siras, alsoo sijn governament toucheerde en dat mijnne intentye hem bewust was. De gewisse machtige affcompst des Turcks en vreese van rebellye causeerden in ’t hoff gheen cleynne alteratye, soodat weynich lust hadden op vreemde affairen te dencken. Sy monsterden en sonden dagelijcx veel volck aff, soodat ten eynde byeenbrachten ontrent de 80 duysent mannen, meest te paerden. End alsoo daerentusschen de differentye tusschen den Coninck coopman en Visnich vermeerderde en malcanderen niet coste verstaen, soo is by het hoff verstaen, haere questiën te stellen in handen van Mamet Alibeeck, twelcke my door Visnich sijnde geraporteert en mijn assistentie versocht, soo hebben daetelijck aen Mamet Alibeeck dese saecke ten hoochsten doen recommandeeren, diewelcke voor antwoordt gaff, dat bereydt was, alles wat sijn vermogen was, te effectueren, daerneffens oock mijn doende aenseggen, dat hy besorgen souden, dat vóór het vertreck des Conincks mijn expeditye soude procureren. Op denselffden avondt hebbe noch aen den hartoch Tochta Chan gesonden, om de bovenste saecke hem mede te recommandeeren; dan was met den Coninck uutgereeden. Des anderen daechs weeder tot sijnnen huyse gesonden; dan, bevonden, dat geheel vroech was uutgereeden. De oorsaecke, dat dito hartoch soo qualijck te spreecken was, procedeerde door verscheyden nieuwe swaricheden, in ’t hoff gemoveert, oock dat de Hartoch van Gorgestan<ref>Georgië.</ref> sijn ambassadeur aen ’t hoff hadde gesonden, diewelcke gheen cleyn naerdencken causeerde, als in ’t journael verhaelt staet. Hebbe den 1en Augusti weder tot Mamet Alibeeck gesonden, versocht, dat mijn een uuyre soude stellen, om hem te spreecken; dan vonden hem bereydt, om metten Coninck uut te ryden; dan, dede my aenseggen, dat op naestcommenden dach mijn selffs wilden besoecken. D’oorsaecke, dat den voornoemde hertoch en Mamet Alibeeck soo instantelijck sochte te spreecken, quam doordien Visnich sich vindende besedt van in Compagnies saecken te verde verloopen te hebben, nu het te laet was seer ernstich mijn assistentie versocht. Op den 3 Augusti is Mamet Alibeeck tot onsen huyse gecomen, en naerdat de saecken van de Compagnie ten hoochsten hem hadde gerecommandeert, soo hebbe hem de translaeten van myne brieven aen de Coninck hem overgegeven ende expeditye van deselffde bevoolen. Hy vertoonden sich t’onvreeden en bedroeft over de standt des hoffs. Onder andere seyde mijn: Ick, die eenige malen van den ouden Coninck versocht hadde acht negen daegen licentye te hebbe, te mogen vertrecken, om ordre op mijn saecke te stellen, heb sulcx niet conde vercrygen. Worde nu in soo verde landen voor drie vier jaeren wechgesonden; presenteerden mijn andermael sijn dienst, doch rondelijck mijn uutseggende, dat weynich in dese tijdt voor mijn te verrichten was. Als nu wederom een tijdt cranck was geweest en weynich by mijn conde verricht werden, soo is op den 14 ditto Moelambeeck, des Coninckx coopman, mijn coomen besoecken, claegende seer over de vileyne prociduyren van Visnich, die geen moeyten off oncosten hadde gespaert, om hem by de groote in affgunst te brengen. Hebbe hem naer vermogen ter neder gesedt. Onder verscheyden vityen die in ’t hoff domineerden, soo waeren de jalousyen ende envie niet de minste, welcken onder anderen oock causeerden verachternisse in verscheyden affairen, soodat degheenen, die vóórdesen het meeste bewindt van saecken hadden gehadt, nu haer sochten te onttrecken van aller vreemden off particulierren negotiën. Sy deden haer door haerre portiers excuseeren, off dat sy sliepen, dat qualijck te pas waeren, off dat by haer vrouwen waeren, off ten hoochsten geoccupeert; als eenige lang gewacht hadden, soo quaemen in haeste voort, voorgevende dat van den Coninck ontbooden waeren. Sy reeden oock dickmaels haer achterduerren uut. Tot dese verwartheyt off bescruemtheyt waeren sy meest gemoveert door de ongescickte proceduyren van eenige grooten, ten deele vrienden van de Coninck, die in presentie van den Coninck en den Raedt - soo wanneer sy eenige affayren voorstelden off recommandeerden - spottelijck seyden: hoe sijn hem sijn handen gesmeert, hoe is zijn tong gesalft. Dusdanige confusiën maeckten een grooten onderlingen haedt en uutstel van saecken. In verscheyde uutheemse saecken, alsoock van eenige ambassadeurs, werden niet uutgericht, werden geremitteert tegen het vertreck des Coninck. Het optrecken van den Coninck tegen het affcoomen van den Turck werden opentelijck uutgespreyt, als tot meerder ontsicht; warde doch by de meesten gehouden, dat pro forma gescheyde. Daer waerren verscheyden opinyen en dispuyten over dit optrecken. De Coninck was hiertoe selff onwillich. Sijn overgrootmoeder, die drie Coningen overleeft hadde, een vrouw van seer groote auctoriteyt, compareerden eenich mael in den Raedt. Sy ontriedt dese saecke ten hoochsten, soo om sijn jonckheyt, als andere redenen. Evenwel men liedt openbaerlijck uutspreyden van het optrecken van den Coninck, alle noodtwendicheyt daer toe preparerende. Nochtans daernaer, als die ongunsten in ’t hoff toenaemen, en dat eenige van groote geslachte haerselffven hooger beroemden, als diegheennen, die by den overleeden en desen Coninck het oppergebiedt in de legers hadden gehadt, soo is ten laesten naer ’t optrecken van den Coninck op de wech genoechsaem door de protestatie van de veltoversten hy genootsaeckt geweest verder te trecken. En alsoo ick bevonde, dat de verschillen tusschen Visnich en de coopman van de Coninck vermeerderde, alsoo het eene verschil uut het ander rees, soo hebbe ick scrifftelijck aen den hartoch Senechal en den hartoch Tochta Chan geremonstreert, dat de coopluuden mijn claegden, dat Molambeeck met groot ongelijc haer bejegende, dat haerre goederen nu daer soolange in soo groote hitten hadden gelegen en dat de regentijdt haest souden genaecken. Tochta Chan heeft belooft, hierin alle sijn divoir te doen, versoeckende, dat hem verexcuseeren soude byaldien hem tegens my niet en quiteerde conform sijn genegentheyt; dat de groote occupatiën van ’t hoff ende het leger hem ten uuterste travailleerden. De hertoch Tochta Chan, generael van de cavallarye, antwoorde mijn met een brieff, met alle belofften en oock soodanige complimenten als een minder aen sijn meerder doet, mijn oock toeseggende, dat mette eerste tijtsgelegentheyt mijn souden commen besoecken. Hebbe oock op den 23 Augusty aen den Hertoch van Siras gesonden over de voorseyde oorsaecke, om hem te vermaenen, dat van sijnnenweegen aen Moelambeeck serieuselijck wilde vermaenen, dat de coopluyden geen oorsaecke van clachte gegeven werde, dat hy ordre souden stellen, dat de goederen ontfangen werden, en dat hy naer vermoogen alle vlijt aenwenden soude, dat hy provisie van syde soude procureren tot betaelinge van ditto goederen. Ditto Hertoch heeft mijn schriftelijck geandtwoort, met overtollige complimenten sijn faveur toeseggende naer vermogen. De oorsaecke, dat ick soo verscheyden maelen de affayren van Visnich hadde gerecommandeert, is gescyet eensdeels ten aensien de nootwendicheyt van de saecken, ten anderen dat, naerdat Visnich door sijn perticuliere motyven geduyrende mijn sieckte en buyten mijnne weeten, sonder noyt het contract was affgegaen, alsoo dese goederen noch conform het contract mosten gelevert werden, twelck als door mijn tolck was te weeten gecomen, mijn misnoegen hem hadde doen verstaen, soo heeft mijn willen doen verstaen, alhoewel dat anders geïnformeert was, dat hy contrary het contract niet hadde gehandelt, maer dat een simpel provet was gedaen. Eenige dagen daernaer is by my gecomen, hem seer verbaest toonnende: Heer ambassadeur, men doet ons ongelijck. Wy coomen by U, om te claegen over het ongelijck, dat men ons doet; ghy sijdt onse ambassadeur; wy moeten onder vleugelen schuylen etc. Ick hebbe hem doen wel hart bestrafft over sijnne loose proceduyren; ick hebbe aengenomen alle mijn divoir te doen, doch met protestatie, dat ick wel seecker wist, dat in sijnne verdrayde weegen niet goedts voor mijn te verrichten was, jae, dat mijnselffs soude contramineeren, alsoo mijn misgunnen soude yets goets uut te richten. De Hartoch Senalchan, op den 28 Augusty mijn tolck en een van mijn volck gemoetende, heeft mijn seer doen groeten en toegeseydt, dat soo haest haerre feest over was mijn wilde spreecken. Daernaer op den 30, heeft de Coninck een generael bancket gehouden, daer wy meede opgeroepen waerren, daer oock gehoopt hadden te comen, dan en heeft niet connen geschieden, tot mijn groot leedtweesen, alsoo tot dien tyde mijn met een groote coortse besedt vont. Dese coortse berooffden dien sy bevangen had niet alleen sijn gesontheyt, maer oock voor een tijdt van sijn sinne. Op deselffde manier was het oock met mijn volck gestelt. Op den 7 September heeft de Coninck tot mijnne logement gesonden, om te vernoemen, hoe met mijn gestelt was. Hebbe op haerre manier doen antwoorden dat tot dyenst wel was, en dat verhoopte Sijnne Mayesteyt voor sijn vertreck te sien. En sijn op desen dach verscheyden hooffden op de marckt gebracht van eenige rebellen van een provencie, Candahaer genaemt, diewelcken in dese tijdt haer nu eerst geopenbaert hadden. En alsoo wy tsanderdaegs verstonden, dat de Coninck naer de middach op de medaen<ref>Plein.</ref> coomen souden, soo hebben ons tegen den avondt derwaerts gevoecht; dan vernaemen, dat niet uutgecoomen was en dat in conversatye met sijnne vrienden geraeckt was. Daer sijn expresse tydinge per poste op den 9 in't hoff gecomen van het naerderen van den Turck, die in verscheyden troupen hem verdeelt hadde, dat de Vesir Bagadet naerderde. Oock mede verstonden, dat de Huysbeecken op een nieuw tegen den Coninck gerebelleert waeren en in des Conincks landen gevallen. Tegen alle dese rumoeren soo werde in ’t hoff ordre gestelt en eenige van de groote affgevaerdicht. Door alle dese geruchte van oorloge beducht sijnde, dat de coninck wel eerder uut Spahan mochte vertrecken als wel was gedacht, so hebbe dan schriftelijck mijn affscheyt en depeschi versocht, remonstrerende, dat tot mijnnen leedtweesen Sijnne Mag. op de weg niet souden connen volgen; daeromme Sijnne Mag. ordonneren, dat ick vóór sijn vertreck soude moogen werden gedepescheert. Mijn versoeck den Coninck gepresenteert sijnde, heeft sulcx geconsenteert, den secretarius belast, dat mijn affscheyt souden gereedt maecken. Hy heeft mijn oock toegestaen het uutvoeren van 12 paerden, die ick hadde versocht. Twee dagen daernaer, dat mijn versoeck was voorgestelt soo is de Coninck subitelijck opgetrocken uut Spahan naer een van syne hoven, drie mylen van der stadt, om aldaer 6 á 7 daegen te vertoeven. Ick hebbe mijn mamander off opsiender van mijn huys, een man van aensien, neffens mijn tolck daerneffens gesonden om mijn depesche by den secretarius te procureeren, met ordre, dat sowanneer dat sulcx souden becoomen hebben, mijn in haeste te aviseeren, om dan datelijck mijn derwaerts te voegen, om persoonlijck den Coninck te salueren. Mijn affgesonden, hebben niet naergelaeten den secretarius te soliciteeren, die hun alle toesegginge dede. Dan, alsoo hierop continuelijck insteerden, soo heeft ten laesten bekendt, dat tot sijnne grooten leedtweesen het translaet van de brieven van sijn Princelycke Ex.cie verleydt was en dat naer veel gedaen moeyten niet hadden connen vinden. Dit accident quam mijn onverwacht voor, alsoo ick mijn gereet hielde, om alle uuyren, ontbooden sijnde, te moogen op sitten. Hiermeede scheen my oock benomen mijn intentie om den Coninck in ditto hoff te spreecken. Soo hebbe datelijck ordre gestelt, dat op een nieuw mochte werden getransporteert; dan bevonde, dat de secretarius, door dien ditselffde moste geschieden, uut de stadt was, waervoer dat 4 daegen hiermede verloeren werde, die mijn voorneemen frusteerden. Dit mancquament van ’t translaet van de brieven is meest geprocideert door dese oorsaecke, dat, alsoo de Persiaenen een suspichieuse natie is, soo hadden sy belast de brieven van sijn Princ. Ex.cie by yemant te laeten translateeren, om het mijn te confereren, soodat schijnt dat, dese translaeten daernaer op sijn behoorlycke plaetse niet geleyt waere en in dit optrecken niet te vinden waerren. Soo hebbe dan den mamander met mijn tolck met haerre voorgaende ordre weder affgevaerdicht. Ick soude neffens haer wel mede gereyst hebben, dan vondt niet geraeden, aldaer in ’t velt onder sooveel confusie van volck te verbeyden, de meer ick met al mijn volck noch seer swack waeren, soodat maer twee van haer neffens mijn souden hebben connen reysen. De wech was den gehelen dach vol volcx en stoff en aldaer geen plaetse om te logeeren. Yder moet sijn tendt medevoeren, andersins moeten haer onder den blaeuwen hemel behelpen. Ick hadde wel lange tevooren al gedacht mijn affscheyt te versoecken met soo weynich circumstantie als soude moogelijck sijn. Ick waer van meeninge óff die te versoecken aen den Coninck op een bancket, óff hem op de jacht te vinden en aen hem alsoo mijn versoeck doen voorstellen, doordien ick beducht was in volle vergaederinge sulcx voor te wenden, vreesende voor eenige confusie. Want in gevalle sy eenige voorstellen hadden gemoveert, so vonde my gebonde. Indien de oude Coninck hadde geleeft, soo soude ick apparentelijck daer slecht affgecoomen hebben. In mijnne brieven aen den Coninck waeren dese woorden geïnsereert; Ende dan voorts met uwe Mayesteyt te handelen op ’t stuck van de hostiliteyt tegens de Portugeesen en over seeckere andere poncten. Nu was het seecker, dat de Coninck op de Portugeesen seer was gepiqueert en dat een groodt deel van sijn ambassade was gefondeert op ’t maecken van een gemeen contract tegen de Portugeesen, streckende by naemen, om vooreerst Mascata<ref>Muscat.</ref> te attaqueeren, sijnde een haeven en sterckte, van waer de Portugeesen de sijnnen groote overlast doen. Tot dese aenslach waeren van noode geweest ses goede scheepen ten minsten. Dese intentie des Coninck was ditto heer Coennen wel bekent, ghelijck hem mede was bewist de swacheyt van onse macht, die doenter tijdt in Indiën hadden. Hier over sneedt mijn aff alle manieren van tractaeten.<ref>Coen had Smidt verboden dergelijke overeenkomsten aan te gaan.</ref> Ten anderen so had genoech verstaen de manier in Persia gebruyckelijck, dat wanneer een ambassadeur alsoo voor de Coninck verschijnt hem op een nieuw met een present begroet. Hiertoe was ick weynigh geprovideert, dochte my oock niet geraeden meerder aensien van de consitutye des hoffs te despenderen. De ambassadeur van Indiën, tot dien eynde voor den Coninck verschijnende, presenteerde hem op een nieuw 160 duysent gulden. De mamander en die tolck, die affgesonden waeren, deeden haer divoir, brieven uut des secretarius handen te becomen, dewelcke met moeyte becomen hebbende door de groote occupatie des hoffs en by naemen, dat daernaer den Coninck so quaelijck te spreecken vonden, soo liepen hier 6 á 7 dagen mede door. De Coninck vertoonde hem uuterlijck seer facheux, alsoo nu geresolveert was, dat hy tot ontrent de grensen van Bagadet souden trecken om met syne raedt dichter by der handt te sijn. Hy gaff qnaelijck yemant acces, om te spreecken. 's Mergens rede hy op der jacht; den naer middach brocht over met sijn vrouwen en daernaer met drincken; ontrent 4 uuyren saten op, om noch twee mylen te ryden, soodat verscheyden van grooter aensien in veel daegen gheen ghelegentheyt en vonden om hem te spreecken. En alsoo, gelijck voorhaelt is, de tijt hiermede doorliep, en dat de Coninck ondertusschen ontrent 12 mylen verder getrocken was, evenwel, also ick ende eenige van de mijnnen wat cloecker geworden waeren, soo hebbe voorgenomen den Coninck te volgen. Hiertoe soo heb een van mijn dienaers expres aen mijn mamandaer en tolck vooruutgesonden en hen geordonneert den hertoch Senalchan sulcx te commandeeren. Sv hebben den hertoch hierover aengesproocken en mijn intentie verhaelt. De voorschreven hartooch heeft haer sulcx seer ontraeden, de meerder dat geresolveert was dat de Coninck noch 3 á 4 mylen dagelijcx soude voorttrecken, soodat ick seer qualijck souden doen, den Coninck door sulcke quade ongelegen weegen te volgen, de meer ick noch swack waerre. Seggende voort in vryheyt tegen den mamandaer, die sijn dienaer was: wat sal den ambassadeur connen uutrechten, als hier gecoomen sal zijn? Ick sal maeken dat uwe brieven in corten tijdt van den Coninck sullen verseegelt werden, hetwelck u alleen resteert; de Coninck is een kindt, die hem van geenderley saecken verstaedt, noch reeden weet te geven; wat aenspraeck sal hy met hem connen maecken? Daerenboven soo verthoont hy hem nu soo moelijck, dat qualijck yemant hem can comen te spreecken. Hierenboven soo sal hy van sijn voorstel moeten tracteeren met den Hartoch van Siras, aen wie dese saecke toucheert weegen de regyeringe van sijnne landen en van dese poncten geïnformeert is. Ditto mamandar quam door faveur des hartochs den Coninck selff te spreecken en alsoo hem van mynenweegen sprack en mijn voorneemen verhaelde, soo heeft hem mede sulcx affgeraeden, ten aensien van de verre gelegen plaetse en dat hy verstaen hadde, dat ick cranck was. Heeft hem verder bevoolen veel woorden van complymente. Gelijck alsvoore verhaelt is, dat ick een van mijn dienaers aen mijn tolck affgesonden hadde, hem aviseerende, dat ick van meenige was den Coninck te volgen, soo hadde ik mijn met twee van de mijnnen vaerdich tot dito reyse gemaeckt. De voorgehaelde mamandar dan zijn affscheyt becomen hebbende, soo sijn hem mede ter handt gestelt de gewoonnelycke geschencken, als men van weegen den Coninck aen een ambassadeur op sijn vertreck vereert, te weeten twee gouden rocken, een gordel, een tulbandt en een jonck peerdt. Met dese geschencken is de mamandar den 27 Septembris uut het leeger gecomen. De copye van de Coninck brieven heeft niet connen becomen, alsoo de secretarius die weygerden, seggende by haer geen manier te sijn. Hier hebbe in ’t cort ten deele verhaelt de maniere van mijn expeditie, diewelcken by Visnich en sijns gelycke, boose menschen, wert gecalomnyeert, omdat mijn depesche in mijn absentie vercregen is, daer ick nochtans deselffde van ’t begin aen op dese wyse, van noodtswegen hadde moeten versoecken en om eenige consideratyen. Het is waerachtich, dat ick daernaer den Coninck wel gesocht hebbe te spreecken, om simpelijck mijn affscheyt te nemen, maer niet om yets te tracteeren, offte eenighe nieuwe voorstellen te doen, alsoo genoechsaem voorhaelt is, dat sulcx niet geschiet is. Is voorgecoomen en beledt door eenige uterlycke onverdachte toevallen, en onser aller swachheyt, maer niet door eenich verbodt off verhindernisse. Hadde wel gewenst den Coninck in ’t laeste te sien, want soude tot mijn eer en profijt gestreckt hebbe. De gemeene saecken sijn daerby niet geïntresseert. Mijn commissie en ordre vereysschten eennichsins weynich byeencompste. De Conincklycke brieven betuygen haerre vergenouchsaemicheyt en sy mentioneeren mijnnen naem tot mijner eere. Ick hebbe mijn respect by den Coninck en de groote gemaintineert sooveel mijn qualiteyt vereyschte, niettegenstaende dat Visnich, uut een verwaende groodtsheyt en vileyn hart, mijn respect by verscheyden heeft soecken te verminderen, opentlijck seggende, dat ick maer een coopman was, van de Prince daertoe niet geordonneert, maer in Battavia daertoe gestelt. Soo is de tolck, beducht sijnde, dat mijn op de wech soude begeven, in post affgecoomen, medebrengende de Coninclycke brieven aen de Hoog. Mog. Heeren Staeten Generael en Sijn Princ. Excie. Verhaelde ons verder, dat de Coninck en Senalchan haer seer ontraden hadden, dat ick het leger souden gevolcht hebben. Ditto tolck ontraeden mijn sulcx noch meerder, ten aensien de groote ongelegentheyt en gebreck, op de weg gepasseert. Hy hadde den mamander in ’t leger gelaeten, om copyen van de brieven te versoecken. De Coninckx coopman Moelambeeck is neffens de Coninck opgetoogen, en soo hy uutgaff, om den Coninck een weynich tijts te convoyeren, maer sijn intentie was anders, als wel gebleecken is. Hy adviseerden ondertusschen aen de syne, dat tegen sulcken tijdt meenden tot Spahan te sijn; dan, ten laesten soo heefft hy doen weeten, dat hy licentie van Coninck becoomen hadde te vertreken voor een seecker quartier, om sijnne particuliere affayren te verrichten en om syde voor den Coninck te procureeren. Tot dese tijdt toe soo lach een soo costelijck cargasoen van de Heeren meesters noch op d’aerde needer en de regentijdt was dagelijx voorhanden. In absentie van Moelambeeck soo conde dese goederen niet gelevert werden. Daerenboven soo en was in Spahan niet een baele syde voorhanden tot de betalinge van dit cargasoen. Doen heeft men in haest expressen uutgesonden, om syde by Moelambeeck te procureeren en met veel moeyten en costen soo hebben noch tot 250 baelen toe becomen. Het cargasoen beliep tot ontrent de 900 baelen toe.<ref>D.w.z. de geïmporteerde goederen vertegenwoordigden de waarde van 900 balen zijde.</ref> Dit is een van de vruchten van de viantschap van Visnich tusschen Moelambeeck, alsoo andersins de volle leverancie van syde ons genoech verseeckert was, gelijck hy andere documenten genoechsaem heb beweesen. Wy hadde geresolveert ontrent den 10e Octobris van Spahan naer beneden te vertrecken, alsoo dit wel de bequamste saisoen is. Nochtans, alsoo Molambeeck aen de syne aviseerden, dat hy van meenige was in corter tijdt weder tot Spahan te sijn, soo hebbe ten aensien van de Compagnies dienste, die sulcx vereyschten, en ter instantie van Visnich, die sulcx op mijn versochte, besloten noch een tijdt tot de compste van Molambeeck te verbeyden. Naer ’t vertreck des Coninckx soo en was geen ordre in hoff, maer een puyre confusie, alsoo niet één man van auctoriteyt gebleven was. Duysent handen waeren daer, om te ontfangen en rooven en qualijck één om te tellen. Mijn was een tractement toegeleydt, als verhaelt; dan, naer vertrecken van de Coninck hebbe sulcx niet wyder ontfangen, soo ten aensien, dat de Coninck soo confuselijck was vertrocken, ten anderen, als oock voorhaelt hebbe, dat geen persoon van aensien gebleven was. Soo Molambeeck noch wedergecomen was, soude dese en andere fauten wel geremedyeert hebben. In Spahan was gebleven een vesier, van dewelcken wy ons tractement hadden ontfangen. Ter tyde van mijn vertreck uut Spahan soo resteerden ons noch 700 gulden. Dese en cost mijn tolck van hem met becoomen, hoewel hem dickmael aenspraeck. Twee dagen naer mijn vertreck uut Spahan soo gaf hy twee sapeeten<ref>Tapijten.</ref> in betaelinge, alsoo hy by het hooft van den Coninck swoer, dat geen 100 gulden in sijn macht hadde. Met diergelycke protestatiën hadde hy mijn tolck om soo cleyne somma een lange tijt opgehouden, gelijck aen verscheyde anderen dede, die van Coninckx wegen gelt te eysschen hadde. Hy was van een yder voor een onbeschaemde fyelt gedacht, twelck aen hem bevonden hebben. Hy was soo stoudt, dat hy aen mijn tolck voorstelden, om mijn aen te dienen, dat middel hadde, om mijn noch twee maenden tractement te bescaffen, soo hem de helft off daerontrent van wilden laeten genieten. Hebbe hem doen seggen, dat van mijnselff middelen genoech hadden en soo wanneer mijn tractement niet liberalijck van Conincxweegen my werde toegeleydt, dat mijn met sulcke practycken niet souden behelpen. Wy hielden ’t voor seecker dat hy dese twee maenden tractement daernaer in reeckeninge gebracht sal hebben. De soon van de Coninckx coopman, die tot Battavia overleeden was, die moveerde verscheyden questiën wegen de Compagnie tegen Visnich. Hy dede mijn mede hierover aenspreecken, alsmede over eenich verschil van Sr. Jan Luycas van Hasselt.<ref>Een Nederlandse kunstschilder aan het hof van de sjah, die deel had uitgemaakt van de missie van Perzië naar de Republiek.</ref> Dese soon van den coopman genaempt Mamet Tachy, was by testament van sijn vader voor erfgenaem bekent, doch hadde aen de heer Coenen de opsicht bevoolen. Dese voorhaelde leyde naer ’s vaeders overlyden soodaenighe leven, dat, byaldien by Coennen zaliger daerin niet waer versien, de vaders en Coninckx goederen in cort doorgebracht soude hebben. Sijn principaele goederen werden versegelt en alsoo neffens sijn andere goederen naer Persia gesonden. Dese voorsicht was by desen Mamet Tachi, een de snootse schelm, soo qualijck opgenomen, dat hem overal onderwege ende in ’t hoff, hem ten hoochsten heeft soecken te wreecken, veel vileynyen van de heeren Meesters en de heer Coennen uutsouwen. Hy vertoonde sich mede tegen my heymelijck een bitter vyandt, alhoewel anders tegen hem hadde verdient. In somma alle de oncosten en moeyten, met dese luyden gepasseert, sijn qualijck geloondt. Wy hebben onse devoir gedaen, om de ongefondeerde questiën van den guyt Tachi te stutten. Sijn pretentie op Jan Hasselt warde affgedaen, doch dito moveerde noch een particulierre questie tegen Visnich van 120 duysent guldens. Hiermeede wilde mijn niet moeyen; hy hadde hem daerin gesteecken sonder mijn weeten off consent. Doch dese questie sal by den Coninck moeten werden gedecideert. Visnich sal hem hiervan, naer mijn oordeel, libreren, doch evenwel is seecker, dat hy den Tachi door sijn hooffdicheyt in groote schaden heeft gebracht, soodat door sijnne crediteurs met drie dienaers was bewaert. Hierentusschen soo verbeyden wy met groote hartseer naer de compste van Molambeeck, alsoo de beste coniunctye des tijdts verby ginck en de reegenmaendt van November genaeckte. De goedren laegen noch, alsvoorre verhaelt, tot groodt peryckel. Ick sonde aen Visnich een groote tente, die ick hadde, daer hy sijn beste goederen onder cost verbergen. Hy heeft se niet willen gebruycken, seggende, dat de peryckel en schade van de regen hem niet aen en trock, dat de goederen laegen tot last en schaede van den Coninck en dat Moelambeeck dat soude moeten verantwoorden, die naer sijn vertreck geen ordre hadde gestelt tot den ontfang. Ick vraechde hem off hy noch geen questie genoeg hadde en hoe dat hy een saecke van sulcke importantye soo cleyn cost achten. Doch soo is, door Godes beleyden, de Compagnie voor een al te groote schaede en questiën als miraculeuselijck bewaert, doordien dat in de geheele maendt November, en in ’t beginsel van December als niet heeft geregent, twelcke hier al te seltsaem geschiet. Wy sijn hierentusschen den ambassadeur Mamet Alibeeck gaen besoecken en van hem ons affscheyt genoomen. Hy lach een quartier gaens buyten de stadt onder sijn tenten, hem ten volle preparerende naer sijn voyagie op Indiën. Hy heeft ons met eenige fruyten getracteert. Hy hadde ons seer geerne op ’t avondtmael gehouden; dan, alsoo hy met de coordtse bevangen was, hebben sulcx geweygert. Dat Mamet Alibeeck hier buyten in ’t velt lach, was ten deele, omdat hy het hoff nit wilde sien, daer niet een man van waerdye was, en alwaer hy voor dese sooveel vermoogen hadde. Ten andre hadde hem verhaest, ten aensien dat hy een geluckigen dach tot sijn uuttrecken in waer hadde genoomen. Die van Persia observeeren met een groote superstitie die distinctie van alle de dagen des jaers, alsoo sy de eenige voor geluckich, d’anderen ongeluckich achten. Hiertoe soo hebben sy boeckskens ghemaeckt in forma van allmenacken, waerin het geluck van yder dach off uuyr gedestingueert is. Soowanneer zy haer op een reyse sullen begeven, soo neemen hier op een dapper opsicht. Als daer een seer geluckige dach voorhanden is, soo sullen sy een mijl off halff, off daerontrent, uut der stadt trecken, en aldaer haer voorts tot haerre reyse prepareren, om die goede uure of dach niet te verliesen. Gelycke ceremonyen gebruycken sy in de wedercompste in ’t incoomen van de stadt. Ontrent drie mylen van de stadt leydt een ronde hooge berch, die sy seggen dat deselffde is de eertijts Arabella genaempt geweest is, ten tyde van Alexander wel befaemt. Wy vernaemen op den 4 November uut de dienaers van Moulambeeck, dat hy vermeenden tegen den volle maen tot Spahan te sijn, en byaldien hy alsdan daer niet en was, dat hy ordre soude stellen waernaer sy haer hebben te reguleeren. Wy hebben geresolveert tot die tijdt noch aff te wachten en hebben ons alleynskens tegen den reys te prepareeren, ons besorgende van bonte rocken en mutsen, alsoo in de wintertijdt op de wech van Spahan extreme cout can maecken, soodat tegen de natuyr schijnt te stryden, leggende ditto Spahan op de hoochte van Sevilla in Spangnen. De vorst en is hier soo hart niet als in ’t vaderlandt, maer de winden sijn scarper en schadelycker. Wy waerren altesaemen noch seer swack en met de cortse bevangen. Ick was niet weynich becommert, met soo daenige geseltschap mijn op de wech te begeven en dat in de quaeste saysoen des jaers. Ons quam hier mede besoecken de ondergouvernaer van Siras, die ons tot Syras groote vriendtschap hadde beweesen. Hy trock naer ’t leger, alsoo hy overste van 500 paerden gemaeckt was. Riedt mijn seer aff, langer in hoff te blyven en beclaechde seer de miserabele standt van ’t geheele rijck, alsoo nergens ordre noch regel en vondt. Dese voorhaelde, Chalibeeck genaempt, was van de affcompste van de voorgaende Coninck van Siras en, byaldien ditto Coninckrijck weder in sijn vrye staedt mochte coommen, soo soude hy de naeste erffgenaem sijn. In ’t hoff quam de tydinge, dat de Portugesen met 25 fregatten op het eylandt Kismus waeren geweest, tselffde geplundert en de persoonen, die haer op ’t fort conden salveeren, weggevoert. Ditto eylandt leydt ontrent 3 mylen van Ormus. Ontrent halff Novembris verstonden voorseeckerlijck, dat Molambeeck voor dit jaer tot Spahan niet te verwachten was, maer dat hy, door ordre van de hooger, opgetrocken was, om syde voor het toecomende jaer te procureeren. Ditto heeft oock ordre aen sijn volck gegeven, om de goederen van Visnich te ontfangen, doch sijn noch wel twaelff dagen aengeloopen voor aleer dat Visnich daertoe heeff connen geraecken, en heeft dese fyelen met smeecken en gaeven daertoe noch moeten brengen. Indien hy haeren meester met de halve courtosye hadde bejegent, soo soude de goederen al over de vier maenden sonder peryckel algelevert sijn geweest, en de syde ten volle daertegen ontfangen. Hierentusschen werde Visnich met eenige processen en by naemen van Mamet Tachy soo van wegen de Compagnie als van sijn particulier gemolesteert. Wy intercedeerden by den derogan offte opperrechter naer vermogen, oock door intercessye van goede vrienden. Hy dede mijn alle faveur toeseggen, twelcken oock beweesen heeft. Wy vereerden hem met een cleyn presendt, dat hem seer aengenaem was. Aen Visnich in sijn persoon bewees hy alle cleynnicheyt.<ref>Vernedering.</ref> Eenmaal, in een vergaderinge van veel hondert persoonen, soo scholt hem uuyt voor een fielt, een rabout, en landtlooper. Dit quam Visnich mijn claegen uut spijt met weennende oogen. Als nu seeckerlijck verstonden, dat Molambeeck van dit jaer niet was te verwachten, soo hebbe ick oock met aenraeden van Visnich mijn tot de reyse geprepareert, het volck van Molambeeck ten hoochsten doenden vermaenen, dat de gelegentheyt van het schoon weder niet souden voorby laeten gaen, alsoo de veranderinge van dien dagelijcx te verwachten was; sy hebben mijn alle belofften gedaen en ten laeste den 25 Novembris daer eerst gecoomen. Het was aldaer gelijck een miracel in de nateur geobserveert: het schoon weer dat de geheele maent van November is geweest; de Compagnie is hierdoor van een overgroote schaede en questiën gelibieert. Soo sijn wy dan ten laesten op den 26 November opgeseeten en op dien dach drie mylen gereeden tot een dorp, Spanneck genaempt. Visnich, de president van d’Engelsen en andere vrienden hebben ons tot daertoe geconvoyeert. Wy sijn hier noch twee dagen gebleven, verwachtende naer noch eenige lastpaerden ende rest van ons bagagie. Wy hebben dickmael mentie gemaeckt van de hardicheyt en ongemack van de wegen van Persia, maer dito gerijff soude mogen gebalanceert werden met de veylicheyt derselffden, wandt meenne niet, dat eenich landt dit rijck daerin te boven gaet. In ’t begin des rijckx van den ouden Coninck, soo waeren de weegen in Persia geheel onveylich, soodat quaelijck te gebruycken waeren. Hiertegen heeft soo grooten naersticheydt en straffe aengewendt, dat hy die gebracht heeft tot sulcken seeckerheyt. Daerenboven hadde hy geordonneert, dat eenich passagyer, beschaedicht sijnde, hem adresseere aen de overicheyt van de naeste plaetse, hem sijn schaede aenseggende. By dese werdt alle devoir aengewent, dat de quaetdoenders achterhaelt werden, twelck soo sy niet en effectueerde, soo is die plaetse gehouden de schaede te restitueeren. Door dit gebruyck en door de harde straffen soo sal men selde van eenige swaericheyt op de wech hooren, ghelijck als ons noyt yets voorgecoomen is. Met gelycke gerustheyt en seeckerheyt soo passeert de persoon van de Cooninck sonder hellebarders, archyers, offte andere lijffwacht. Op dese maenier rijdt oock op de jacht, geacompagneert sijnde met 15 á 25 persoonen. Van Spanneck sijn wy den 28 November opgeseeten en voorts onse reyse met gewenscht weder gecontinueert. Wy bevonden naer twee dachreysen een groote veranderinge van een coude locht; de bergen overal met sneeu bedeckt. Wy passeerde evenwel dese wegen ende eenige hooge geberchte, met minder molestye als wy wel hadden gehoopt. Godt sy geloofft, die ons op dese reyse soo veel gunste heeft beweesen. Onse reyse alsoo continueerende, soo sijn wy den 11 December met veel sneeuw tot Siras gearriveert. Wy sijn gelogeert in 't Conincks huyse alsvoore, en alsoo wy hier niemandt van auctoriteyt en vonden, soo hebben onse eygen despense gehouden, twelcke mijn oock geraden was tot Spahan van den onder gouverneur Chalibeeck, in cas dat ick den Hertoch daer niet vonde, doordien ick andersins veel nieuwe …. en dienaers soude hebben moeten contenteeren en met vereeringe versien. De Hertoch was drie dagen voor onser aencompste uut Siras naer het leger vertrocken, in grooter haest van den Coninck opontbooden, met dese woorden: dat indien hy ten ontfangen van sijn gebodt een stuck broots in der handt hadde, om in de mont te steecken, tselffde soude nederleggen en datelijck opsitten. De oorsaeck hiervan was, dat de Turcken subitelijck Bagadet genaedert waeren en een stadt, twee dagen reysen daer van gelegen, met gewelt ingenoomen en alles omgebracht. Byaldien ditto Hertoch aldaer hadde gevonden, soo souden sulcx profytelijck en eerlijck voor mijn gescheennen hebben, alsoo ick wel geadverteert was van het goet tractement, dat hy mijn soude beweesen hebben en een present van paerden, die aen mijn gedaen. Van sijn goede genegentheyt was wel verseeckert door sijn eygen propoosten. Hy hadde tot Spahan een groodt miscontentement over de actyen van Visnich. Evenwel soo was sijn vertreck mijn niet onangenaem, om eenige consideratyen, want alsoo de handelinge van mijn voorstel aen hem meest toucheerden, soo soude hy ongetwijffelt eenich tractaet voorgestelt hebben, de meerder in dese coniunctie, dat de Portugesen soo corts geleeden het eylandt Kismus hadden affgeloopen, en op andere plaetsen hem dreychden; en alsoo wy tot dusdaenige tractaeten niet voorsien waeren, en dat de presenten by ons wel driedobbel souden hebben gerecompenseert geweest, soo hebben wy sijn absentie sonder misnoegen gepasseert. Ten tyde, dat wy tot Siras laegen om ons en onse paerden wat te vermaecken, soo maeckten soo ongestuymich weder van sneeu en vorst en daernaer reegen, dat men ’t ongeloofflijck voor dier quartieren gelegentheyt souden achten. Hier sijnde, soo quamen hier 3 Nederlanders by ons, die 5 dagen naer ons van Spahan vertrocken waeren. Sy en wiste niet ten volle te verhaelen van de groote coude en ongemack, op de wech by haer gepasseert, soodat wy wel ten tyde vertrocken waeren. Sy rapporteerde mede, dat de goederen by Visnich al meestendeel gelevert waeren met schoon weeder. Wy hebben alhier tot Siras tot den 22 December gebleven, wachtende een tijdt naer veranderinge van weeder, twelcke becoomen hebbende, daetelijck opgeseeten sijn. Wy hebben op dien dach noch ses mylen gereden, door den quade diepe wech, met veel sneeuw besedt. Ontrent drie uuyren in den avondt quamen tot onse rustplaetse, daer wy seer qualijck geaccommodeert waeren. Des anderen daechs vonden weynich sneeu op de wech en op den tweeden dach geen, alsoo de constitutie van den hemel ende locht hier te subijt verandert. De coude nam hier daegelijcx aff en cregen een soeter lucht. Op den 30 December ontrent 14 mylen van Laar gecoomen sijnde, soo vonden hier het coorren en gras op ’t velt in forma als by ons in de maent April, soo dat wy in zes winterdach reysen alsoo wy twee dagen onderweegen hadden gerust, ons bevonden verlost van soo moeyelycke coude weeder en ons getransporeert in een soo aengenaemen locht. Wy sijn voorts op den 2 January tot Laar gecoomen. Wy bevonden het huys van den Hartoch voor ons geprepareert. Is een schoon gebouw met een playsanten hoff, met orangyen, lymoenen, en citroenboomen besedt, in haer volle fleur te aengenaemer om te sien, dewijl de boomen in Spahan en Siras sonder bladeren en groenten hadde gelaeten. Wy vonden Laar als d’andere plaetsen sonder overheyt noch ordre. De Sultan, die in ’t opreysen ons soo grooten vrientschap bewesen hadde, die quam ons tot Siras besoecken en versocht op mijn instantelijck, dat hem voor een daech op sijnne erffgoederen souden comen sien, om een vrolycken dach met hem te mogen hebben, dat hy groote begeerte hadde, om aen mijn te doen verstaen wyen dat hy was. Hebbe hem sulcx niet connen weygeren; dan, het quaet weder heeft het belet. Hy was in questie met de gemeente van Laar. Hy was van daer vertrocken met intentie van niet weeder te keeren. Naerdat wy tot Laar drie dagen hadden gerust, soo sijn wy den 5de weeder opgeseeten, alsoo de tijdt van het arrivement van onse scheepen genaeckten, waer dat wy naer verlangden, en sijn alsoo voorts gepasseert, sonder dat ons yets notabels op de wech gerecontreert is, tot dat wy op den 12en dito tot Gamaron gearriveert sijn. Wy sijn aldaer met grooter eere ontfangen, de casteelen oock verscheyden schooten schyetende, en sijn geleydt in een huys, voor ons bereydt. Wy verwachten alhier naer onse scheepen van Suratti tot den ultimo voorschreven, dat alhier arriveerden ses Nederlantse scheepen, onder het commandement van Anthony del Court, die in de plaetse van Visnich quam succederen. In haer compagnie quamen noch 4 Engelsen scheepen. Den 7 February is Visnich tot Gamaron gearriveert; hy verthoonde goede mynen ’t sijnder aencompste tegen den commandeur Del Court, seggende overluydt, dat hy verhuecht was te aenschouwen den persoon, die hem quam verlossen. Dan, sijn perticuliere discoursen vielen daernaer soo veranderlijck, dat sijn desseyn daeruut genoech conden begrepen werden, te weeten, dat niet gesindt was te verhuysen. Onderwylen soo is ordre gestelt, dat onse scheepen in aller vlijt mochten gelost en gelaeden werden. Visnich en rusten ondertusschen oock niet. Hy leyden alderley middelen aen, opdat by den Raedt mochte verstaen werden tot sijnne overblyven aldaer. Hy heeft mondelingh en daer schriftelijck in den Raedt verthoont diverse redenen, die hy seyde, dat hem moveerden te versoecken een jaer in Persia noch over te blyven. By den Raedt werde eenstemmich geresolveert en hem geantwoort, dat sijnne gealligeerde redenen haer niet bastandt scheennen te sijn, om te willen contraryeeren de resolutie, by de heer Generael Coenen genoomen, maer dat sy ordineerden, dat hy metten eersten hem souden gereet maecken en aen boort vervoegen, om sich naer Battavia te transporteeren. Hy heeft geseyt, dat seer wel tevreden was. Daernaer heeft noch verscheyden folyen aengerecht, te lang om te verhaelen; nochtans uutterlijck vertoonnende dat bereyt was om naer Battavia te gaen. By mijn werde nochtans altijdt contrarie gevoelen ten aensien van sijn bedrieggelijck hart, sijn overgroote middelen, sijn kindt, dat hy by een vrouwe hadde, die voor drie jaeren hadden getrouwt, en bovenal sijn conscyentie. Onder de handt soo socht hy den Raedt, soo in de wijn, te solliciteeren en te corrompeeren. Tot meerder bedecksel van sijn opsedt, soo heeft hy aen een yder aengeseydt, dat hy op den 3 Marty sijn foy<ref>Afscheidsmaaltijd.</ref> wilden geven; hiertoe heeft hy genoodicht den Sultan en veel andere Moorren, alle d’Engelsen en Nederlanders, soodat wel 60 persoonen sterck waeren. Hy heeft de maeltijt in 't velt doen bereyden, alwaer wel vrolijck geweest sijn en lustich op sijn behouden reys gedroncken werd. Ontrent en uuyr naer sonnenonderganck soo sijn tsaemen wedergekeert. Visnich is sijn caemer gegaen en met eenige noch gebrande wijn gedroncken. Daernaer, ontrent drie uuyren in den avont is opgestaen en uutgegaen, seggende dat hy by een sloor ginck; dan, is met een Fransman en twee Moorse dienaers doorgereeden. De commandeur Del Court heeft hem ’s mergens doen naervolgen dan was te veel vooruut, is niet achterhaelt. Wy hebben op dato den 14 Marty ons affscheyt van den Sultan genomen, en hem met een redelijck present vereert, recommanderende hem de negotie van onse natyën. Dese dach was gedistineert om te vertrecken. De Engelsen waeren al twee daegen geleeden gereet geweest, evenwel ten aensien het verhindernisse, dat de vlucht van Visnich causeerden, soo hebben geresolveert noch twee dagen naer ons te wachten. Om met meerder beleeftheyt Visnich van daer te crygen, soo was by de heer Coenen geordonneert, dat hy commandeur van de vloot souden sijn. Dese plaetse dan vaceerende aen mijn, is die by den commandeur en den Raedt mijn geoffereert; dan, hebbe deselffde om redenen affgeslagen en goetgevonden, dat de vlagge soude wayen op ’t schip, daer de commandeur van Battavia op gecomen was en dat tot der tijdt dat in Surati souden gecomen sijn. Soo sijn wy dan op den 6 ditto in Godes naeme van Gamaron vertrocken met ons 6 scheepen, in compagnie van vier Engelsen, en sijn alsoo sonder eenich rescontro geluckelijck op den 26 voorschreven in de com van Sohaly gearriveert. Daer is datelijck ordre gestelt tot het lossen en laeden van onse scheepen. Het commandement van de vloot hebbe ter instantie van den directeur Haesel en sijnne Raedt aengevangen. Soo hebbe mijn dan aen boort vervoecht en met grooter vlijt de scheepen in 8 daegen meest affgelaeden. En alsoo tot Surati ons niet bysonder is voorgecoomen, soo sijn wy op den 25 April weder ’t seyl gegaen, om met Godes hulpe onse reyse op Batavia te voleynden. Wy waeren met de Engelsen versproocken, om by den anderen te houden tot voorby de hoochte van Goa, alsoo wy verwitticht waeren, dat de Portugeesen een armado tot Goa hadden toegerust, doch niet weetende tot wat eynde, dan, hebben daernaer verstaen, dat sy deselffde gebruyckt hebben tot het ontsedt van Mallacca. Soo sijn wy dan, conform ons accoort, by den anderen gebleven, passeerende met een goede resolutie dicht voorby Goa in ’t gesichte van ’t landt; en vier daegen daernae sijn van den anderen gescheyden en voorts onse reyse met goede spoedt continueerende, soo sijn den 14e Juny 1630 voor Battavia gearriveert, alwaer wy eerst verstonden het overlyden van den heer Coennen zaliger en dat de Ed. heer Generael Speck in sijn plaetse was gesuccedeert, aen denwelcken wy het raport van onse reyse hebben gedaen. '''Noten''' {{References}} obn76k4569p2kakczyvayf9v9vpvppz 209559 209517 2025-07-02T18:22:28Z Havang(nl) 4330 Tekst vervangen door "<pages index="Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf" from=5 to=37 header=1 extra_info="Gepubliceerd in [https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?coll=boeken&identifier=MMKB18:002747000 H. Dunlop, Bronnen tot de geschiedenis der Oostindische compagnie in Perzië], Martinus Nijhoff, 1930, p. 729-761. Zie [[m:nl:De ambassade van Jan Smidt naar de sjah van Perzië]]"/>" 209559 wikitext text/x-wiki <pages index="Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf" from=5 to=37 header=1 extra_info="Gepubliceerd in [https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?coll=boeken&identifier=MMKB18:002747000 H. Dunlop, Bronnen tot de geschiedenis der Oostindische compagnie in Perzië], Martinus Nijhoff, 1930, p. 729-761. Zie [[m:nl:De ambassade van Jan Smidt naar de sjah van Perzië]]"/> 6arc32xjdxusf564xf5zypkogr8iltn Overleg gebruiker:Zapata1000 3 41741 209560 130396 2025-07-02T18:30:48Z Havang(nl) 4330 209560 wikitext text/x-wiki == Welkom == Dag Zapata1000, hartelijke welkom op de Nederlandstalige Wikisource. Je hebt een zeer interessante bijdrage geleverd in de vorm van het [[Relaes van den ambassadeur Jan Smidt naar Persia]] (zeker in combinatie met je bijdrage op de Nederlandstalige Wikipedia). Ik heb daar nog een vraagje over: zou je iets specifieker kunnen zijn wat betreft de gebruikte bron? In principe kunnen op Wikisource alleen bronnen worden opgenomen, waarvan geverifieerd kan worden dat ze werkelijk gepubliceerd zijn (en waarop geen auteursrechten meer rusten). We doen dat vaak door in de zogenaamde [[Wikisource:Proofread-extensie|Proofread-extensie]] een scan van de originele bron op te nemen, maar het kan natuurlijk ook door te verwijzen naar de bron. In het geval van jouw "Relaes" blijft dit een beetje onduidelijk. Kun je dat wat toelichten? Heb je een aantal pagina's uit het genoemde werk van Dunlop overgetypt, of gescand of ergens op internet gevonden, of zelf getranscribeerd? Dan zou het mooi zijn om dat te vermelden. In een voetnoot, of hoe dan ook. Ik zie/hoor het graag. Hartelijke groet, --[[Gebruiker:Dick Bos|Dick Bos]] ([[Overleg gebruiker:Dick Bos|overleg]]) 30 okt 2022 11:03 (CET) :Hoi Dick, :Het boek van Dunlop staat inderdaad gescand op internet. Bijvoorbeeld bij Delpher en bij het Huygens Instituut. Als bijlage bevat het boek de teksten van allerlei documenten uit het VOC-archief. Zal ik dat vermelden in een voetnoot? [[Gebruiker:Zapata1000|Zapata1000]] ([[Overleg gebruiker:Zapata1000|overleg]]) 30 okt 2022 16:24 (CET) ::Lijkt me een goed plan. Ik heb even zitten zoeken, en kon het niet meteen vinden. Dus een vermelding via een voetnoot in de infobox lijkt me heel verhelderend. Groet, --[[Gebruiker:Dick Bos|Dick Bos]] ([[Overleg gebruiker:Dick Bos|overleg]]) 31 okt 2022 19:29 (CET) :::Ik heb een link op de tekst in het veld 'Bron' gezet, omdat ik niet weet hoe je een voetnoot in een infobox maakt. Als dat niet de bedoeling is kan je het gerust wijzigen. Het vervelende is wel dat dergelijke urls wel eens willen veranderen, en dan krijg je een dode link... Groeten, [[Gebruiker:Zapata1000|Zapata1000]] ([[Overleg gebruiker:Zapata1000|overleg]]) 1 nov 2022 14:53 (CET) ==Relaes== ::Dag Zapata1000, ik heb de tekst ven het ''Relaes'' als fragment uit de scan op ''commons'' gezet, de [[Index:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf]] aangemaakt (zie [[ws:MaakIndex]] en de pagina's proefgelezen. Maar een tweede gebruiker moet de eindcorrectie (=het valideren). We zijn op wikisource met weinigen! Wil jij het valideren van de pagina's doen? Groet --[[Gebruiker:Havang(nl)|Havang(nl)]] ([[Overleg gebruiker:Havang(nl)|overleg]]) 2 jul 2025 20:30 (CEST) 3aaoll7z0ddcfw0pvvgqxhp0lpqo5xd 209561 209560 2025-07-02T18:31:17Z Havang(nl) 4330 /* Relaes */ 209561 wikitext text/x-wiki == Welkom == Dag Zapata1000, hartelijke welkom op de Nederlandstalige Wikisource. Je hebt een zeer interessante bijdrage geleverd in de vorm van het [[Relaes van den ambassadeur Jan Smidt naar Persia]] (zeker in combinatie met je bijdrage op de Nederlandstalige Wikipedia). Ik heb daar nog een vraagje over: zou je iets specifieker kunnen zijn wat betreft de gebruikte bron? In principe kunnen op Wikisource alleen bronnen worden opgenomen, waarvan geverifieerd kan worden dat ze werkelijk gepubliceerd zijn (en waarop geen auteursrechten meer rusten). We doen dat vaak door in de zogenaamde [[Wikisource:Proofread-extensie|Proofread-extensie]] een scan van de originele bron op te nemen, maar het kan natuurlijk ook door te verwijzen naar de bron. In het geval van jouw "Relaes" blijft dit een beetje onduidelijk. Kun je dat wat toelichten? Heb je een aantal pagina's uit het genoemde werk van Dunlop overgetypt, of gescand of ergens op internet gevonden, of zelf getranscribeerd? Dan zou het mooi zijn om dat te vermelden. In een voetnoot, of hoe dan ook. Ik zie/hoor het graag. Hartelijke groet, --[[Gebruiker:Dick Bos|Dick Bos]] ([[Overleg gebruiker:Dick Bos|overleg]]) 30 okt 2022 11:03 (CET) :Hoi Dick, :Het boek van Dunlop staat inderdaad gescand op internet. Bijvoorbeeld bij Delpher en bij het Huygens Instituut. Als bijlage bevat het boek de teksten van allerlei documenten uit het VOC-archief. Zal ik dat vermelden in een voetnoot? [[Gebruiker:Zapata1000|Zapata1000]] ([[Overleg gebruiker:Zapata1000|overleg]]) 30 okt 2022 16:24 (CET) ::Lijkt me een goed plan. Ik heb even zitten zoeken, en kon het niet meteen vinden. Dus een vermelding via een voetnoot in de infobox lijkt me heel verhelderend. Groet, --[[Gebruiker:Dick Bos|Dick Bos]] ([[Overleg gebruiker:Dick Bos|overleg]]) 31 okt 2022 19:29 (CET) :::Ik heb een link op de tekst in het veld 'Bron' gezet, omdat ik niet weet hoe je een voetnoot in een infobox maakt. Als dat niet de bedoeling is kan je het gerust wijzigen. Het vervelende is wel dat dergelijke urls wel eens willen veranderen, en dan krijg je een dode link... Groeten, [[Gebruiker:Zapata1000|Zapata1000]] ([[Overleg gebruiker:Zapata1000|overleg]]) 1 nov 2022 14:53 (CET) ==Relaes== ::Dag Zapata1000, ik heb de tekst ven het ''Relaes'' als fragment uit de scan op ''commons'' gezet, de [[Index:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf]] aangemaakt (zie [[ws:MaakIndex]] en de pagina's proefgelezen. Maar een tweede gebruiker moet de eindcorrectie (=het valideren) doen. We zijn op wikisource met weinigen! Wil jij het valideren van de pagina's doen? Groet --[[Gebruiker:Havang(nl)|Havang(nl)]] ([[Overleg gebruiker:Havang(nl)|overleg]]) 2 jul 2025 20:30 (CEST) m7vq22djw60vbok5n72kdbi58bxo7d6 209564 209561 2025-07-03T07:01:43Z Zapata1000 13164 /* Relaes */ Reactie 209564 wikitext text/x-wiki == Welkom == Dag Zapata1000, hartelijke welkom op de Nederlandstalige Wikisource. Je hebt een zeer interessante bijdrage geleverd in de vorm van het [[Relaes van den ambassadeur Jan Smidt naar Persia]] (zeker in combinatie met je bijdrage op de Nederlandstalige Wikipedia). Ik heb daar nog een vraagje over: zou je iets specifieker kunnen zijn wat betreft de gebruikte bron? In principe kunnen op Wikisource alleen bronnen worden opgenomen, waarvan geverifieerd kan worden dat ze werkelijk gepubliceerd zijn (en waarop geen auteursrechten meer rusten). We doen dat vaak door in de zogenaamde [[Wikisource:Proofread-extensie|Proofread-extensie]] een scan van de originele bron op te nemen, maar het kan natuurlijk ook door te verwijzen naar de bron. In het geval van jouw "Relaes" blijft dit een beetje onduidelijk. Kun je dat wat toelichten? Heb je een aantal pagina's uit het genoemde werk van Dunlop overgetypt, of gescand of ergens op internet gevonden, of zelf getranscribeerd? Dan zou het mooi zijn om dat te vermelden. In een voetnoot, of hoe dan ook. Ik zie/hoor het graag. Hartelijke groet, --[[Gebruiker:Dick Bos|Dick Bos]] ([[Overleg gebruiker:Dick Bos|overleg]]) 30 okt 2022 11:03 (CET) :Hoi Dick, :Het boek van Dunlop staat inderdaad gescand op internet. Bijvoorbeeld bij Delpher en bij het Huygens Instituut. Als bijlage bevat het boek de teksten van allerlei documenten uit het VOC-archief. Zal ik dat vermelden in een voetnoot? [[Gebruiker:Zapata1000|Zapata1000]] ([[Overleg gebruiker:Zapata1000|overleg]]) 30 okt 2022 16:24 (CET) ::Lijkt me een goed plan. Ik heb even zitten zoeken, en kon het niet meteen vinden. Dus een vermelding via een voetnoot in de infobox lijkt me heel verhelderend. Groet, --[[Gebruiker:Dick Bos|Dick Bos]] ([[Overleg gebruiker:Dick Bos|overleg]]) 31 okt 2022 19:29 (CET) :::Ik heb een link op de tekst in het veld 'Bron' gezet, omdat ik niet weet hoe je een voetnoot in een infobox maakt. Als dat niet de bedoeling is kan je het gerust wijzigen. Het vervelende is wel dat dergelijke urls wel eens willen veranderen, en dan krijg je een dode link... Groeten, [[Gebruiker:Zapata1000|Zapata1000]] ([[Overleg gebruiker:Zapata1000|overleg]]) 1 nov 2022 14:53 (CET) ==Relaes== ::Dag Zapata1000, ik heb de tekst ven het ''Relaes'' als fragment uit de scan op ''commons'' gezet, de [[Index:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf]] aangemaakt (zie [[ws:MaakIndex]] en de pagina's proefgelezen. Maar een tweede gebruiker moet de eindcorrectie (=het valideren) doen. We zijn op wikisource met weinigen! Wil jij het valideren van de pagina's doen? Groet --[[Gebruiker:Havang(nl)|Havang(nl)]] ([[Overleg gebruiker:Havang(nl)|overleg]]) 2 jul 2025 20:30 (CEST) :::Hoi Havang, bedankt, dat ziet er heel mooi uit! Hoe kan ik ze valideren? :::Ook het rapport van Van Bijstervelt is mooi geworden. Ik had over hem ook een pagina op Wikipedia gemaakt: [[w:Henricus_van_Bijstervelt|Henricus van Bijstervelt - Wikipedia]] Misschien ergens toevoegen? Ik zou alleen niet weten hoe... [[Gebruiker:Zapata1000|Zapata1000]] ([[Overleg gebruiker:Zapata1000|overleg]]) 3 jul 2025 09:01 (CEST) 32ziwkwqvpszs12f5hdvj3prr2a1ka6 209571 209564 2025-07-03T08:29:35Z Havang(nl) 4330 /* Relaes */ 209571 wikitext text/x-wiki == Welkom == Dag Zapata1000, hartelijke welkom op de Nederlandstalige Wikisource. Je hebt een zeer interessante bijdrage geleverd in de vorm van het [[Relaes van den ambassadeur Jan Smidt naar Persia]] (zeker in combinatie met je bijdrage op de Nederlandstalige Wikipedia). Ik heb daar nog een vraagje over: zou je iets specifieker kunnen zijn wat betreft de gebruikte bron? In principe kunnen op Wikisource alleen bronnen worden opgenomen, waarvan geverifieerd kan worden dat ze werkelijk gepubliceerd zijn (en waarop geen auteursrechten meer rusten). We doen dat vaak door in de zogenaamde [[Wikisource:Proofread-extensie|Proofread-extensie]] een scan van de originele bron op te nemen, maar het kan natuurlijk ook door te verwijzen naar de bron. In het geval van jouw "Relaes" blijft dit een beetje onduidelijk. Kun je dat wat toelichten? Heb je een aantal pagina's uit het genoemde werk van Dunlop overgetypt, of gescand of ergens op internet gevonden, of zelf getranscribeerd? Dan zou het mooi zijn om dat te vermelden. In een voetnoot, of hoe dan ook. Ik zie/hoor het graag. Hartelijke groet, --[[Gebruiker:Dick Bos|Dick Bos]] ([[Overleg gebruiker:Dick Bos|overleg]]) 30 okt 2022 11:03 (CET) :Hoi Dick, :Het boek van Dunlop staat inderdaad gescand op internet. Bijvoorbeeld bij Delpher en bij het Huygens Instituut. Als bijlage bevat het boek de teksten van allerlei documenten uit het VOC-archief. Zal ik dat vermelden in een voetnoot? [[Gebruiker:Zapata1000|Zapata1000]] ([[Overleg gebruiker:Zapata1000|overleg]]) 30 okt 2022 16:24 (CET) ::Lijkt me een goed plan. Ik heb even zitten zoeken, en kon het niet meteen vinden. Dus een vermelding via een voetnoot in de infobox lijkt me heel verhelderend. Groet, --[[Gebruiker:Dick Bos|Dick Bos]] ([[Overleg gebruiker:Dick Bos|overleg]]) 31 okt 2022 19:29 (CET) :::Ik heb een link op de tekst in het veld 'Bron' gezet, omdat ik niet weet hoe je een voetnoot in een infobox maakt. Als dat niet de bedoeling is kan je het gerust wijzigen. Het vervelende is wel dat dergelijke urls wel eens willen veranderen, en dan krijg je een dode link... Groeten, [[Gebruiker:Zapata1000|Zapata1000]] ([[Overleg gebruiker:Zapata1000|overleg]]) 1 nov 2022 14:53 (CET) ==Relaes== ::Dag Zapata1000, ik heb de tekst ven het ''Relaes'' als fragment uit de scan op ''commons'' gezet, de [[Index:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf]] aangemaakt (zie [[ws:MaakIndex]] en de pagina's proefgelezen. Maar een tweede gebruiker moet de eindcorrectie (=het valideren) doen. We zijn op wikisource met weinigen! Wil jij het valideren van de pagina's doen? Groet --[[Gebruiker:Havang(nl)|Havang(nl)]] ([[Overleg gebruiker:Havang(nl)|overleg]]) 2 jul 2025 20:30 (CEST) :::Hoi Havang, bedankt, dat ziet er heel mooi uit! Hoe kan ik ze valideren? :::Ook het rapport van Van Bijstervelt is mooi geworden. Ik had over hem ook een pagina op Wikipedia gemaakt: [[w:Henricus_van_Bijstervelt|Henricus van Bijstervelt - Wikipedia]] Misschien ergens toevoegen? Ik zou alleen niet weten hoe... [[Gebruiker:Zapata1000|Zapata1000]] ([[Overleg gebruiker:Zapata1000|overleg]]) 3 jul 2025 09:01 (CEST) ::::Dag Zapata, valideren: ga naar bovengegeven Index:Relaes van... , daar zie je de paginalijst, klik als eerste aan: 729 = [[Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/5]] (pg nr 729 in het boek=pdf nr 5 van het geuploade fragment). Het rechtervenster is de scan-weergave, het linker de ''transcriptie'' in wikisource. Ga naar bewerken (directe link: [https://nl.wikisource.org/w/index.php?title=Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/5&action=edit], controleer links met rechts en voordat je de pagiona opslaat, klik bij ''paginastatus'' de groene stip aan. Wijzigingen die je onder de ''Index'' aanbrengt, komen automatisch in het artikel in de hoofdnaamruimte. --[[Gebruiker:Havang(nl)|Havang(nl)]] ([[Overleg gebruiker:Havang(nl)|overleg]]) 3 jul 2025 10:29 (CEST) lzjchswmmyc32ckf0gpfms9f3swagbp 209572 209571 2025-07-03T08:39:40Z Havang(nl) 4330 209572 wikitext text/x-wiki == Welkom == Dag Zapata1000, hartelijke welkom op de Nederlandstalige Wikisource. Je hebt een zeer interessante bijdrage geleverd in de vorm van het [[Relaes van den ambassadeur Jan Smidt naar Persia]] (zeker in combinatie met je bijdrage op de Nederlandstalige Wikipedia). Ik heb daar nog een vraagje over: zou je iets specifieker kunnen zijn wat betreft de gebruikte bron? In principe kunnen op Wikisource alleen bronnen worden opgenomen, waarvan geverifieerd kan worden dat ze werkelijk gepubliceerd zijn (en waarop geen auteursrechten meer rusten). We doen dat vaak door in de zogenaamde [[Wikisource:Proofread-extensie|Proofread-extensie]] een scan van de originele bron op te nemen, maar het kan natuurlijk ook door te verwijzen naar de bron. In het geval van jouw "Relaes" blijft dit een beetje onduidelijk. Kun je dat wat toelichten? Heb je een aantal pagina's uit het genoemde werk van Dunlop overgetypt, of gescand of ergens op internet gevonden, of zelf getranscribeerd? Dan zou het mooi zijn om dat te vermelden. In een voetnoot, of hoe dan ook. Ik zie/hoor het graag. Hartelijke groet, --[[Gebruiker:Dick Bos|Dick Bos]] ([[Overleg gebruiker:Dick Bos|overleg]]) 30 okt 2022 11:03 (CET) :Hoi Dick, :Het boek van Dunlop staat inderdaad gescand op internet. Bijvoorbeeld bij Delpher en bij het Huygens Instituut. Als bijlage bevat het boek de teksten van allerlei documenten uit het VOC-archief. Zal ik dat vermelden in een voetnoot? [[Gebruiker:Zapata1000|Zapata1000]] ([[Overleg gebruiker:Zapata1000|overleg]]) 30 okt 2022 16:24 (CET) ::Lijkt me een goed plan. Ik heb even zitten zoeken, en kon het niet meteen vinden. Dus een vermelding via een voetnoot in de infobox lijkt me heel verhelderend. Groet, --[[Gebruiker:Dick Bos|Dick Bos]] ([[Overleg gebruiker:Dick Bos|overleg]]) 31 okt 2022 19:29 (CET) :::Ik heb een link op de tekst in het veld 'Bron' gezet, omdat ik niet weet hoe je een voetnoot in een infobox maakt. Als dat niet de bedoeling is kan je het gerust wijzigen. Het vervelende is wel dat dergelijke urls wel eens willen veranderen, en dan krijg je een dode link... Groeten, [[Gebruiker:Zapata1000|Zapata1000]] ([[Overleg gebruiker:Zapata1000|overleg]]) 1 nov 2022 14:53 (CET) ==Relaes== ::Dag Zapata1000, ik heb de tekst ven het ''Relaes'' als fragment uit de scan op ''commons'' gezet, de [[Index:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf]] aangemaakt (zie [[ws:MaakIndex]] en de pagina's proefgelezen. Maar een tweede gebruiker moet de eindcorrectie (=het valideren) doen. We zijn op wikisource met weinigen! Wil jij het valideren van de pagina's doen? Groet --[[Gebruiker:Havang(nl)|Havang(nl)]] ([[Overleg gebruiker:Havang(nl)|overleg]]) 2 jul 2025 20:30 (CEST) :::Hoi Havang, bedankt, dat ziet er heel mooi uit! Hoe kan ik ze valideren? :::Ook het rapport van Van Bijstervelt is mooi geworden. Ik had over hem ook een pagina op Wikipedia gemaakt: [[w:Henricus_van_Bijstervelt|Henricus van Bijstervelt - Wikipedia]] Misschien ergens toevoegen? Ik zou alleen niet weten hoe... [[Gebruiker:Zapata1000|Zapata1000]] ([[Overleg gebruiker:Zapata1000|overleg]]) 3 jul 2025 09:01 (CEST) ::::Dag Zapata, valideren: ga naar bovengegeven Index:Relaes van... , daar zie je de paginalijst, klik als eerste aan: 729 = [[Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/5]] (pg nr 729 in het boek=pdf nr 5 van het geuploade fragment). Het rechtervenster is de scan-weergave, het linker de ''transcriptie'' in wikisource. Ga naar bewerken (directe link: [https://nl.wikisource.org/w/index.php?title=Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/5&action=edit], controleer links met rechts en voordat je de pagiona opslaat, klik bij ''paginastatus'' de groene stip aan. Wijzigingen die je onder de ''Index'' aanbrengt, komen automatisch in het artikel in de hoofdnaamruimte. --[[Gebruiker:Havang(nl)|Havang(nl)]] ([[Overleg gebruiker:Havang(nl)|overleg]]) 3 jul 2025 10:29 (CEST) * Ook [[Rapport van Henricus van Bijstervelt van zijn reis naar Kandy in Ceylon]] is nog niet gevalideerd: klik in bovenste menu op ''bron'' om naar de Index te gaan. Ik heb de link naar dit artikel op wikipedia toegevoegd in de eerste referentie. De link op wikipedia naar wikisource heeft de vorm '''s:nl:Titel''' . Omgekeerd: een link op wiksource naar wikipedia heeft de vorm m:nl:Titel. --[[Gebruiker:Havang(nl)|Havang(nl)]] ([[Overleg gebruiker:Havang(nl)|overleg]]) 3 jul 2025 10:39 (CEST) ijx7w2lbonhw2hutqw6d1mnj3c3nv0l 209573 209572 2025-07-03T08:44:10Z Havang(nl) 4330 /* Relaes */ 209573 wikitext text/x-wiki == Welkom == Dag Zapata1000, hartelijke welkom op de Nederlandstalige Wikisource. Je hebt een zeer interessante bijdrage geleverd in de vorm van het [[Relaes van den ambassadeur Jan Smidt naar Persia]] (zeker in combinatie met je bijdrage op de Nederlandstalige Wikipedia). Ik heb daar nog een vraagje over: zou je iets specifieker kunnen zijn wat betreft de gebruikte bron? In principe kunnen op Wikisource alleen bronnen worden opgenomen, waarvan geverifieerd kan worden dat ze werkelijk gepubliceerd zijn (en waarop geen auteursrechten meer rusten). We doen dat vaak door in de zogenaamde [[Wikisource:Proofread-extensie|Proofread-extensie]] een scan van de originele bron op te nemen, maar het kan natuurlijk ook door te verwijzen naar de bron. In het geval van jouw "Relaes" blijft dit een beetje onduidelijk. Kun je dat wat toelichten? Heb je een aantal pagina's uit het genoemde werk van Dunlop overgetypt, of gescand of ergens op internet gevonden, of zelf getranscribeerd? Dan zou het mooi zijn om dat te vermelden. In een voetnoot, of hoe dan ook. Ik zie/hoor het graag. Hartelijke groet, --[[Gebruiker:Dick Bos|Dick Bos]] ([[Overleg gebruiker:Dick Bos|overleg]]) 30 okt 2022 11:03 (CET) :Hoi Dick, :Het boek van Dunlop staat inderdaad gescand op internet. Bijvoorbeeld bij Delpher en bij het Huygens Instituut. Als bijlage bevat het boek de teksten van allerlei documenten uit het VOC-archief. Zal ik dat vermelden in een voetnoot? [[Gebruiker:Zapata1000|Zapata1000]] ([[Overleg gebruiker:Zapata1000|overleg]]) 30 okt 2022 16:24 (CET) ::Lijkt me een goed plan. Ik heb even zitten zoeken, en kon het niet meteen vinden. Dus een vermelding via een voetnoot in de infobox lijkt me heel verhelderend. Groet, --[[Gebruiker:Dick Bos|Dick Bos]] ([[Overleg gebruiker:Dick Bos|overleg]]) 31 okt 2022 19:29 (CET) :::Ik heb een link op de tekst in het veld 'Bron' gezet, omdat ik niet weet hoe je een voetnoot in een infobox maakt. Als dat niet de bedoeling is kan je het gerust wijzigen. Het vervelende is wel dat dergelijke urls wel eens willen veranderen, en dan krijg je een dode link... Groeten, [[Gebruiker:Zapata1000|Zapata1000]] ([[Overleg gebruiker:Zapata1000|overleg]]) 1 nov 2022 14:53 (CET) ==Relaes== ::Dag Zapata1000, ik heb de tekst ven het ''Relaes'' als fragment uit de scan op ''commons'' gezet, de [[Index:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf]] aangemaakt (zie [[ws:MaakIndex]] en de pagina's proefgelezen. Maar een tweede gebruiker moet de eindcorrectie (=het valideren) doen. We zijn op wikisource met weinigen! Wil jij het valideren van de pagina's doen? Groet --[[Gebruiker:Havang(nl)|Havang(nl)]] ([[Overleg gebruiker:Havang(nl)|overleg]]) 2 jul 2025 20:30 (CEST) :::Hoi Havang, bedankt, dat ziet er heel mooi uit! Hoe kan ik ze valideren? :::Ook het rapport van Van Bijstervelt is mooi geworden. Ik had over hem ook een pagina op Wikipedia gemaakt: [[w:Henricus_van_Bijstervelt|Henricus van Bijstervelt - Wikipedia]] Misschien ergens toevoegen? Ik zou alleen niet weten hoe... [[Gebruiker:Zapata1000|Zapata1000]] ([[Overleg gebruiker:Zapata1000|overleg]]) 3 jul 2025 09:01 (CEST) ::::Dag Zapata, valideren: ga naar bovengegeven Index:Relaes van... , daar zie je de paginalijst, klik als eerste aan: 729 = [[Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/5]] (pg nr 729 in het boek=pdf nr 5 van het geuploade fragment). Het rechtervenster is de scan-weergave, het linker de ''transcriptie'' in wikisource. Ga naar bewerken (directe link: [https://nl.wikisource.org/w/index.php?title=Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/5&action=edit], controleer links met rechts en voordat je de pagiona opslaat, klik bij ''paginastatus'' de groene stip aan. Wijzigingen die je onder de ''Index'' aanbrengt, komen automatisch in het artikel in de hoofdnaamruimte. --[[Gebruiker:Havang(nl)|Havang(nl)]] ([[Overleg gebruiker:Havang(nl)|overleg]]) 3 jul 2025 10:29 (CEST) * Ook [[Rapport van Henricus van Bijstervelt van zijn reis naar Kandy in Ceylon]] is nog niet gevalideerd: klik in bovenste menu op '''bron''' om naar de '''Index''' te gaan. {{smaller|(Validering betreft alleen de gele pagina's in de paginalijst, de rest is nog niet aangemaakt, dat zijn andere teksten)}}. Ik heb de link naar dit artikel op wikipedia toegevoegd in de eerste referentie. De link op wikipedia naar wikisource heeft de vorm '''s:nl:Titel''' . Omgekeerd: een link op wiksource naar wikipedia heeft de vorm '''m:nl:Titel'''. --[[Gebruiker:Havang(nl)|Havang(nl)]] ([[Overleg gebruiker:Havang(nl)|overleg]]) 3 jul 2025 10:39 (CEST) 0t8gv8t5c3nyt1f6gphqgghkjxbpts0 Pagina:Berigten van het Historisch Genootschap te Utrecht. Deel 5 (1853-1856).pdf/434 104 79927 209574 209279 2025-07-03T08:45:34Z Havang(nl) 4330 209574 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" /></noinclude><nowiki /> {{c|{{larger|'''INHOUD.'''}}}} {{lijn|5em}} {{r|blz.}} {{dotlist||[[Rapport van Henricus van Bijstervelt van zijn reis naar Kandy in Ceylon|Rapport gedaan ter ordonnantie van d'Ed. Heer Rijckloff van Goens, Raad ordinaris van India, Gouverneur, Admirael ende Veltoverste deses eylants Ceylon met de resorte van dien, door mij ondergesz. Henricus van Bijstervelt, den 21{{sup|en}} Feb. deses jaars (1671) opgereyst na 't hoff van Candia]], om aan Sijn Maj{{sup|t}}. Ragia Singa Raju de brieven te dier tijt mijn mede gegeven te presenteren, vervattende in 't cort de voornaemste voorvallen, de samenspraacken op diverse tijden met Sijn Keyserl. Maj{{sup|t}}. gehouden en vorders 't geene geduirende mijn residentie aan 't voorsz. Hoff ten dienste der E. Compagnie verricht is. Medegedeeld door Jhr. C. A. Rethaan Macaré|{{pli|3|230}}.}} {{dotlist||Rijklof van Goens, Gouverneur-Generaal van Nederlandsch Indie. 1678-1681. Medegedeeld door P. A. Leupe|{{pli|28|230}}.}} {{dotlist||Memorien betrekkelijk het eiland Ceylon, door den Heer Rijklof van Goens, den Jonge, Gouverneur van dat eiland, bij het verlaten van het gouvernement overgegeven aan zijn opvolger, den Heer Laurens Pijl. 3 December 1679. Medegedeeld door Jhr. C. A. Rethaan Macaré|{{pli|49|230}}.}} {{dotlist||Memorie, opgestelt door den Raad Extraordinair van Nederlands India en afgaande Gouverneur en Directeur van Java's Noord Oostcust Willem Hendrik van Ossenberch, om te strekken tot narigt van zijnen successeur, den Heer Johannes Vos, aankoomende Gouverneur en Directeur van Java's Noord Oostcust. Medegedeeld door Mr. B. W. Tadama|{{pli|178}}.}}<noinclude></noinclude> it36obl7a7x2xndoj10ga5og9b31697 Index:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf 106 80091 209518 2025-07-02T14:10:53Z Havang(nl) 4330 Nieuwe pagina aangemaakt met '' 209518 proofread-index text/x-wiki {{:MediaWiki:Proofreadpage_index_template |Type=boek |Taal=nl |wikidata= |Titel=[[Relaes van den ambassadeur Jan Smidt naar Persia]] |Ondertitel= |Deel= |Auteur=Jan Jansz. Smidt |Vertaler= |Redacteur= |Illustrator= |Stroming= |Jaar=1930 |Uitgever=H. Dunlop in opdracht van MINISTER VAN ONDERWIJS, KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN. |Plaats='s Gravenhage |Druk= |OorspronkelijkeUitgave= |Key= |doe_wikidata= |ISBN= |OCLC= |LCCN= |BNF_ARK= |DBNL= |Bron= |Afbeelding=3 |Voortgang=C |Delen= |Pagina's=<pagelist 1to4=- 5=831 /> |Opmerkingen= |NestedInhoud= |Breedte= |Css= |Header= |Footer= }} nds6i430nlhz3d8lfhjc7cz1qufq97z 209558 209518 2025-07-02T18:16:59Z Havang(nl) 4330 209558 proofread-index text/x-wiki {{:MediaWiki:Proofreadpage_index_template |Type=boek |Taal=nl |wikidata= |Titel=[[Relaes van den ambassadeur Jan Smidt naar Persia]] |Ondertitel= |Deel= |Auteur=Jan Jansz. Smidt |Vertaler= |Redacteur= |Illustrator= |Stroming= |Jaar=1930 |Uitgever=H. Dunlop in opdracht van MINISTER VAN ONDERWIJS, KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN. |Plaats='s Gravenhage |Druk= |OorspronkelijkeUitgave= |Key= |doe_wikidata= |ISBN= |OCLC= |LCCN= |BNF_ARK= |DBNL= |Bron= |Afbeelding=3 |Voortgang=V |Delen= |Pagina's=<pagelist 1to4=- 5=831 /> |Opmerkingen= |NestedInhoud= |Breedte= |Css= |Header= |Footer= }} 1c9qmu46opel9k8qmsejxe8vs4euq46 Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/5 104 80092 209519 2025-07-02T14:25:42Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209519 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|729}}</noinclude><nowiki /> {{c|{{larger|IV. REISVERHAAL VAN JAN SMIDT,<br>26 Juli 1628–14 Juni 1630}}<ref>R. A., Kol. no. 1012 (Overgekomen papieren 1631, II). In hetzelfde archiefnummer trof ik nog aan een "Journael, by den ambassadeur Jan Smidt geduerende de reyse van Persia gehouden". Daar dit laatste handschrift echter grootendeels onleesbaar is geworden, en voor zoover ik kon nagaan, van ongeveer denzelfden inhoud als het "Relaes" is, heb ik aan dit laatste document de voorkeur voor publicatie gegeven. Ook bevat hetzelfde nummer een zeer minutieuse rekening van de door Smidt gemaakte kosten, die ik echter wegens den grooten omvang daarvan achterwege moet laten. De totale kosten van het gezantschap bedroegen ƒ 40.047: 19:-, waaronder aan schenkages ƒ 18.114:2:-.</ref>}} {{c|'''"Relaes van den ambassadeur Jan Smidt."'''}} Alsoo in ’t jaer 1626 in Den Haege was gearriveert den ambassadeur Mousabeeck *, gesonden van den Coninck van Persia aen de Hoog Mog. heeren Staeten Generael en Syne Princ. Ex{{sup|cie}}., met soodaenige ordre als doen gebleecken is. Sijn versoeck bracht mede, dat reciprokelijck een ambassadeur aen sijn Coninck soude affgesonden werden, hetwelcke daernaer alsoo geresolveert is, en sijn tot dien eynde aen de heeren Bewinthebberen overgelevert twee brieven van credentye aen den voorsz. Coninck, den eenen op de name van de Hoog Mog. heeren Staeten en de andere van Sijn Princ. Ex{{sup|cie}}., den naem des gesants daer niet stellende<ref>Hiervóór, bz. 204, en noot 3.</ref>, soo ben ick, Jan Smidt, den 14{{sup|en}} July anno 1628 in Battavia door de heer Coen zaliger tot dit ampt beroepen, hetwelcke by mijn aengevangen is den 26 voornoemt, op welcken dach in Godes naem van Battavia vertrocken ben<ref>Hiervóór, blz. 245.</ref> in compagnie van 4 scheepen, om mijn reyse op Persia te beginnen. Dese scheepen waeren gedestineert vooreerst tot Suratte aen te loopen, om aldaer eenige goederen en contante penningen te lossen, alwaer dat wy gearriveert sijn op den 12{{sup|en}} Octobris, sonder dat ons yet merckelijx op dese voyagie was voorgecomen, hebbende geseylt ontrent 1200 mylen. Suratte is een stadt van redelycke groote, seer gepeupleert, van groote negotie, gelegen in Inderstant<ref>Hindostan.</ref>, onder het gebiedt van den Grooten Mogol; dit is het gerechte deel van Indiën, sijn naem sorterende van den rivier Indus, die ontrent seven mylen van Zuratte in see loopt. Tot den uutganck van dese rivier was Alexander gecomen. Desen Keyser offte Grooten Mogol is buyten twijffel de machtichse potentaet van dese eeuwe. Sijn rijck is seer groot en overvloedich vol volck en alderhande manifactuyren, costelycke waeren en als oock diamanten. Dit landt is eertijts door onwetenheyt Paep Jans<ref>Paap Jan, of priester Jan, door de Engelschen Prester John genaamd, speelt een belangrijke rol in de verbeelding der oude reizigers. Dias, Rubruquius, Marco Polo e.a. houden respectievelijk den vorst van Benin, en een Mongoolschen Khan, opperhoofd van een stam, die tot de Nestoriaansche Christenen behoorde, in Centraal Azië, voor Priester Jan. De Koning van Portugal schrijft in 1513 aan den Paus, dat Albuquerque, tezamen met Priester Jan, de Mohamedanen zal bestrijden. Velen hielden hem voor den vorst van Ethiopië (Abessynië) hetwelk vaak met Hindostan verward werd, zie o.a. ''Der Priester Johannes'' door Friedrich Zarucke, Leipzig (1876-1879), Yule's ''Marco Polo'' en Sykes' ''History of Persia'', II, blz. 147.</ref> landt genaempt. In dese plaetse sijn met redelycke<noinclude></noinclude> 4h2qssukvx1l4n8x0a34e0yy8e0k7h3 Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/6 104 80093 209520 2025-07-02T14:32:10Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209520 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|730}}</noinclude>eer gerescontreert ghenoechsam naer de conditye van ’t landt, alsoo dit een seer trots, hooghmoedigh volck is, die de onse en d’Engelsen met groote onbeleeftheyt dickmael bejegenen. Hierentusschen soo hebbe onse scheepen ’t geordineerde goet alhier gelost en andre voor Persia weder gelaeden, alsmeede verscheyden Persianen met haere goederen. Verscheyden coopluyden van Persia hebben haeren handel op Indiën gefondeert op het jaerlijcx arrivement van onse en der Engelse scheepen aldaer, met dewelcken sy dan naer India met haer gelt overvaeren en met de naestcomende scheepen, met haere retouren, wederom naer Persia overschepen. Dit gebruyck is door d’Engelsen haer eerst ingeruymt tot groote ongelegentheyt van onse scheepen en schaede van de negotie. Dewijl dat wy hiernaer de scheepen verwachten, soo is Mousabeeck den 10 December in Suratte gearriveert<ref>Vgl. hiervóór, blz. 283, en noot 1.</ref>; hy was van Battavia naer de cust van Chormandel met een van onse scheepen gegaen en van daer quam over landt, sijnde een lange, moeylycke reyse; hy beclaechde hem wel, dat de raedt van de heer Coennen niet hadde gevolcht en dat op Battavia naer de scheepen van Persia niet hadde gewacht. Ick hebbe hem gelogeert in mijn huyse en tot vertreck van de scheepen gedefroyeert. Naerdat onse scheepen weder gelaeden waeren, soo sijn in Godes naem op den 5 January 1629, met ses scheepen weder ’t seyl gegaen naer Persia, in compagnie van d’Engelsche scheepen, ende sijn, sonder dat ons yet merckelijcx is gerescontreert, den 5 February tot Gamaron * op de reede gearriveert, hebbende geseylt 300 mylen. Gamaron is een op de (open} vleck, leydt dicht aen de strandt, van de Turcken Bandar geheeten, is geleegen in ’t coninckrijck van Ormus, leydt op de hoochte van 27 graden bynoorde lynie. Tegen den aencompste van onse ende de Engelsche scheepen, soo comen hier jaerlijx een groote menichte van Moorse coopluyden van diverse quartieren, om te vercoopen en haer te provideeren van verscheyden waeren. Hierneffens coomen oock diegheenen, die naer Indiën met ditto scheepen weder sullen vertrecken, soodat, ten tyde dat de scheepen hier leggen, hier een groote menichte van volck vergadert is. In dese wintermaenden tot April toe, is de lucht hier redelijck getempert, maer daernaer in de somertijt maeckt so excessive hetten, dat onverdraeggelijck is, en de inwoonders dese en andere omleggende plaetsen moeten verlaeten en landtwaerts op eenige hooge geberchte haer voor een tijdt onderhouden. De oorsaeck van soo excessive hette in dese omleggende plaetsen, op sodanige hoochte gelegen, en is met gheen redenen te bewysen, alsoo de zee soowel als ’t landt verhit is<ref>De oorzaak van de groote hitte die in deze streken van Mei tot October-November heerscht (Juli-September zijn echter de warmste maanden), is gelegen in de woestijnen, die langs de kusten der Perzische Golf gelegen zijn, nl. de Arabische woestijnen ten Westen, en die van Perzië en Balutchistan ten Oosten en Zuid-Oosten.</ref>. Op den 8{{sup|en}} sijn wy naer landt gevaren end in ’t aencomen van den Sultan<ref>Vgl. hiervóór, blz. 291. Sultan was de titel van den Gouverneur.</ref> vriendelijck ontfangen; neffens hem waeren noch verscheyden coopluyden van onse natie ende eenige Engelsen te saemen, te paert sittende, gelijck mede eenige voor ons bereyt vonden, en sijn alsoo te saemen naer het huys van den Sultan gereden, alwaer een collation gereet vonden; van daer sijn tot ons logiement geleydt.<noinclude></noinclude> 0fe0rp8ok1fq47ob1hrpfshsetah2w9 Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/7 104 80094 209521 2025-07-02T14:38:55Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209521 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|731}}</noinclude><nowiki /> Twee mylen van hier leyt het befaemde eylandt en sterckte van Ormus; het landt is omtrent 3 mylen in ’t rondt onvruchtbaer, sonder versch waeter, vol geberchten. De stadt van Ormus, die soo befaemt geweest is, daer de principaelste handel van alle quartieren uut Asia en oock Turquyen gedreven werde, is door de Persiaenen geheel geruyneert; sijn gelegentheyt was seer tot den handel geapropryeert, werde van twee syde(n) van ’t waeter bespoelt. De huyse waeren van extreme hoogten en seer dicke muren; de straaten seer eng, soodat van de son seer weynich costen beschijnt werden, soodat in de hittetijt beneden als in kelders woonden, in de wintermaenden in de bovenste quartieren. Evenwel, om de grote ongetemperheydt des luchts, soo bleven hier weynnich inwoonders boven de 3 jaeren met der woon; die langer bleven, storven meest wech. Dicht aen de stadt over een pleyn leyt het fort van Ormus; is een sterck massijff gebouw met 4 punten, de ⅔ deelen werden van de zee omringelt, soodat aen de landtsyde alleen benaedert can werden; het heeft aen de landtsyde een dobbelde wal, doch leydt aen de harde (?), soodat bequaemlijck can gemyneert werde, door welcken middel de Persiaenen de Portugeesen door vreese ’t selffde heeft affgedrongen. Het casteel is van schoon geschut versien, ’t welcken daer gevonden wert, doch die plaetse wert niet wel onderhouden. Binnen het casteel is een groote quantiteyt van waeterbacken; dese vervullen sy ordinaerlijck eenmael des jaers, tewyle dat onse scheepen aldaer leggen; andersins souden sulcx haer door de Portugeesen fregatten connen beleth werden. De Sultan, offte gouverneur van ’t casteel, heeft ons eerlijck onthaelt en t’onser aencompste en affscheyt met eenige eerschooten begroetet, hebben hen met een cleyn present vereert. Op den 21{{sup|en}} February cregen tydinge, dat den ouden Coninck gestorven was<ref>Hiervóór, blz. 291.</ref>, tot onser leedtweesen en scaede, alsoo wel voorsaegen de weynich ordre, die in ’t hoff vinden soude. Dese doodt was seer schaedelijck voor den gehelen standt van ’t gebyedt van Persia, alsoo sijn landt seer wyselijck met een groot ontsach van de grooten regeerden. Het rijck van Persia, dat in ’t begin sijnder regyeringe seer verachtert en verarmt was en vol dissentyen, heeft hy seer vermeerdert en verrijckt. Hy heeft tot 12 cooninckrycken en hartochdommen onder sijn gebiedt gebracht en veele van sijnne competituers en van de principaelen van ’t landt doen ombrengen, in welcker plaetsen hy andere van cleynne middelen en staedt, doch ervaerne, cloecke mannen heeft gestelt en alsoo sijn rijck bevesticht. Sal in ’t cort een exempel van sijn proceduyren verhaelen. Omtrent 12 jaren geleden was een ambassadeur van den Coninck van Spaignen<ref>Don Gareia da Silva Figueroa.</ref> aen hem gesonden. Als op een tijt met hem door de stadt reedt, soo passeerden een straet, alwaer verscheyden van de groote (n) laegen, dien hy de handen en voeten hadde doen afhouden, die noch in ’t leven waeren. Hy vraechde den ambassadeur, wat hem van dese saecke dochte, antwoorden niet bysonders, alleenlijck dat hem al te wreedt dochte, waerop de Coninck repliceerden. "Ghy spreeckt naer u verstant, maer sult weeten, dat uwen Coninck engelen te regeren heeft end ick duyvels."<noinclude></noinclude> 9ec2qbwwkz9ushb8h7dmdiwqzvzt7im Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/8 104 80095 209522 2025-07-02T14:45:32Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209522 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|732}}</noinclude><nowiki /> Hy heeft oock uut jalousyen sijn eenige zoon<ref>Vgl. hiervóór, blz. 224. Volgens Herbert (blz. 283) had Shah Abbas, vermoedelijk vooraf, vier zijner zonen doen ombrengen. Olearius (blz. 901 vgg.) doet een omstandig verhaal omtrent de door Shah Abbas gepleegde moorden en wreedheden. Het verhaal omtrent de jacht op het wilde zwijn heb ik bij geen enkelen schrijver aangetroffen, dan alleen in een bijdrage in de ''Kronijck van het Historisch Genootschap'' 1854 (10e deel), blz. 191 vlg., van Leupe, als ge- woonlijk bij dezen auteur, zonder opgave van bronnen of commentaar. Leupe publiceerde vele dergelijke stukken, die hij te hooi en te gras afschreef, zonder verband met iets anders en zonder eenige opheldering.</ref> doen ombrengen, was een jongman van 30 jaeren, van seer aengenamen condityen en van de grooten seer bemindt. Dit was den Coninck al wel bekendt, dan was op sijn hoede. Op een tijdt reedt met sijn soon op der jacht, werden een wilt swijn gewaer, dat tegen een boom rusten, sy naemen te saemen haer booch en de Coninck sprack: "laedt ons versoecken, wie dat rechst sal schyeten". De soon voorquam sijn vader en schoot het swijn door den hals, soodat de pijl in den boom gehecht was. Dit verdroot den Coninck seer en nam den booch van sijn soon en sneedt den pees in stucken, ’t welcke aldaer een hooge affront is. Naerdat naer de stadt waeren gereeden, soo is sijn soon van dien avondt en noch twee dagen daernaer niet ten hove gecoomen. De Coninck dede sijn huys by nachte en by daege bespyeden, vernam, dat eenige van de grootste de prince by nacht heymelijck quamen besoecken. Hy vraechden daernae dese grooten, off sy niet en wisten hoe dat met syne soon gestelt was. Seyden, daervan niet te weeten, dan dat verstonden, dat niet wel te passe was. Vraechde verder, off hem met besocht hadden. Seyden neen. De prince, daernaer te hove gecomen sijnde, wert van sijn vader gevraecht, waer hy soo lange geweest was; antwoorden, dat sieckelijck was geweest. De Coninck seyde hem noch, off hy ondertusschen van niemandt was besocht geweest; seyde neen. Dese antwoorden confirmeerden in hem sijn voorgaende opyniën en jalousyen, hy deden sijn soon het hooft affhouden en de anderen de handen en voeten affcappen, en soo laeten sterven. Uutgesondert dese wreetheyt die naer de natuyr van landt en sijn staedt somtijts nodich was, soo mocht hy by Hendrick de Vierde in meestdendeel geleecken werden. Heeft evenwel deses soons kindt<ref>Nl. Shah Sefi, een nog grootere wreedaard dan zijn grootvader.</ref> voor sijn wettelycke erffgenaem van ’t rijck by testament verclaert, hetwelcke oock alsoo naergecoomen is. Daernaer sijn op den 3 Marty onse en der Engelse scheepen in compagnie van Gamaron naer Suratte vertrocken. Wy hebben ons dagelijx geprepareert tegen onse reyse; d’ambassadeur Mousabeeck versocht mijn instantelijck, dat noch eenige daegen naer hem wachten sonde, om te saemen te reysen. soeckende my te perswadeeren, dat sulcx tot mijnder eere, proffijt en gemack strecken souden. Hebben hem sulcx met beleeffde reedenen affgeslagen, doch meest my verexcuseerende op de langduyricheyt van het vertoeven, alhoewel dat andere redenen my daertoe moveerden en dat oock contrary mijn ordre was. Wy sijn daernaer op den 15{{sup|en}} dito van Gamaron gescheyden, om onse voorgenoomen reyse te vervorderen. De Sultan hadde ons cameelen en lastbeesten bestelt, tot onse schenckagie en voyagiën te voeren. Hy hadde ons oock een guide meede gegeeven, om ons op de wech te brengen, die vooruut sonden. By<noinclude></noinclude> rp6062ockc48kv3b5jq8mdh8xe8b04s Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/9 104 80096 209523 2025-07-02T14:52:55Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209523 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|733}}</noinclude>mijn waeren vijffthien paerden gecoft. Mijn treyn bestondt in acht Nederlanders en Mooren, die principaelijck op de paerden pasten. En naerdat ons eerlijck uutgeley gedaen was, soo sijn van dien avont noch drie mylen gereeden en ’t ’s avonts in een rustplaetse gecomen, genaempt Bandelijn<ref>Bandali.</ref>. Wy hebben ons conform de manier des landts slechtelijck<ref>Eenvoudig.</ref> beholpen. Men vindt hier geen herbergen ofte dorpen onder wegen om te logyeren. Dese rustplaetsen, die men op de wech vindt, wint (I. wert) carrauwensera genaempt<ref>De karavanserais in Perzië, die veelal gebouwd zijn van uit de bergen gehaalde steenblokken, somtijds ook van gebakken steen, bestaan meestal uit een vierkant plein, waaromheen kamers liggen van ongeveer 4 x 4 M. waarin alleen een stookplaats alsmede stallen. Men bedekt de deur-opening het best met een medegevoerd tapijt; vensters zijn er niet, deuren ook niet. Boven de monumentale poort is een groote kamer, Khalwat-Khaneh (= particulier huis) genaamd, voor aanzienlijke bezoekers. In de poort zijn kamers, waarin de dalundar (=poortwachter) woont, die fourage voor de lastdieren en paarden en enkele levensmiddelen, zooals eieren, rijst, kippen e.d. verkoopt. Hij bezorgt ook houtskool, water, brandhout, tabak enz. Midden op het plein is een vierkante verhevenheid, saku genaamd, waarop des zomers de muildier- en kameeldrijvers den nacht doorbrengen, hun eten koken, en een derwish hun den tijd kort met recitaties, vertellingen e.d. Op ver afgelegen plaatsen gebruiken schaapherders vaak de karavanserais om hunne kudden des nachts een veilig verblijf te verzekeren. Soms wordt dan de reiziger verrast door een nieuwsgierig schaap, dat zijn kamer binnenloopt. Men richt de reis veelal zoo in, vooral des winters, dat men iederen avond zulk een pleisterplaats bereikt ten einde tegen regen, sneeuw en koude beschutting te vinden. Des zomers zijn tenten voldoende. Des avonds en des morgens vóór zonsopgang zegt een der bezoekers luidkeels zingend, de voorgeschreven gebeden op. De drukbezochte karavanserai met de talrijke bezoekers, de lastdieren van verschillende soort met hun luid-klinkende klokken, bezoekers, gehuld in lange gewaden en tulbanden, levert een kleurig en levendig beeld op. Wie het nog wil zien, dient zich te haasten, want de karavaan wordt geleidelijk vervangen door de auto en het Oosten zal zijn oeroude karakter en groote aantrekkingskracht verliezen. De laatste beschrijving der karavanserais is die van B. Kellermann: ''Auf Persiens Karavanenstrassen'' (van 1928), een zeer levendige schets.</ref>, sijn steenen geboutsels met verscheyden cleyne plaetsen voor een man off twee. Men vindt hier vier, noch licht, noch yet om op te leggen, alsoo dit plaetsen sijn gemeenlijck alleen op de wech staen. Men moet sijn boyagye, om op te rusten, mede voeren, desgelijckx sijn eeten en drincken. Het valt seer moeylijck by winterdach hier te reysen wanneer men, moe gereeden sijnde, somtijts door regen en sneeu en groote coude op de aerden en somtijts onder den blaeuwen hemel sich moet behelpen. Naerdat aldus vijff dagen hadden gereeden en onder weegen redelijck getracteert en in eenige plaetsen oock gedefroyeert, ’t welck by ons meest betaelt werde alsoo een arm volck is, soo sijn op den 20 ditto tegen den avondt tot Laer * gecomen, hebbende ontrent de 50 mylen gereyst. De Sultan is ontrent een halff mijl van de stadt ons tegemoet gereden met wel 50 paerden en 30 roers, die t’onser aencompste losten. De Sultan, verselschapt met eenige principaelen van de stadt, heeft ons vriendelijck verwellecompt en neffens ons in Laar gereeden; daer sijn oock eenige schooten van ’t casteel geschoten. Wy sijn gelogyeert in een van de principaelste huysen. Den dach daernaer, sijnde den 21 dito, soo is de Soulan<ref>Sultan.</ref> met bycans alle het volck van de plaetse uut der stadt gereeden tot een mijl van daer, alwaer sy seggen een grooten sant off profeet begraven is. Desen dach houden die van Persia en meestendeel van Indiën voor den eersten dach van ’t<noinclude></noinclude> 34nmlsnupidf1wlk8o5w9andn26z7jp Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/10 104 80097 209524 2025-07-02T14:59:30Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209524 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|734}}</noinclude>jaer als de son in Aries compt<ref>Eid-i-Noruz (Feest der Negen Dagen of van het Nieuwe Jaar) noemen de Perzen dit feest, hetwelk van overouden datum is en op 21 Maart begint. De Islam heeft het niet in onbruik doen raken, noch van zijn glans beroofd. De Perzen hebben de gewoonte, ook de armen, den 21{{sup|en}} Maart nieuwe kleederen aan te trekken.</ref>. Desen dach vieren sy met groote ceremonyen, gelijck die van Chyna den eersten February voor ’t begin van ’t jaer stellen en solemneelijck onderhouden. Als drye daegen gepasseert waeren, soo is de Sultan by ons gecomen, hen excuseerende op ’t gebruyck van ’t landt, dat ons niet besocht hadde; heeft belooft ons cameelen te bestellen voor onse reyse naer Siras. Wy sijn met hem gereden om ’t casteel te besichtigen, ’t welck op een seer hooge berch leydt van redelycke sterckte. Dese stadt van Laar is altijt gheweest de hoofftstadt van ’t coninckrijck van Laar. Sy weeten, naer haer seggen de successyen van haeren coningen tot omtrent de 4000 jaeren te verthoonnen. Sy sijn gestaedich door haere eygene conningen geregeert geweest tot ontrent de 25 jaeren geleeden, wanneer dat alsdoen den ouden Coninck<ref>Nl. Sjah Abbas I.</ref> door loosheyt den voorleeden coninck handen heeft gecregen en dit rijck bemachticht<ref>Dit werd niet door Shah Abbas, maar door Imam Kuli Khan, gouverneur van Fars, ten uitvoer gelegd.</ref>, waermede de successie en geslachte van de conningen van Laer geeyndicht is. Dese stadt is niet groot, leyt aen't gebergt is weynich bewoont, alsoo veel inwoonders vertrecken om de groote scattingen en cleyne neeringh. Dese landen, en voorts tot Ormus toe, sijn by de voorgaende historyschryvers onbekent geweest, alsoo Alexander<ref>De auteur vergist zich, want nadat Alexander in 331 v. C. Babylon, Susa en de daar aanwezige staatsschatten had vermeesterd, en vervolgens, door het tegenwoordige Bakhtiarenland trekkende, het hart des lands, het stamland der Akhaemeniden, had bereikt, waar hij zich van de schatten van Persepolis meester maakte, welk paleis hij verwoestte, vervolgde hij Darius Codomannus naar Ekbatana (het tegenwoordige Hamadan), en zette zijn beroemden tocht voort via Centraal-Azië over het tegenwoordige Samarkand naar Hindostan. Op den terugtocht van daar over land naar het Westen, eerst langs de Meceran-kust, en vervolgens landwaarts in, in N.W. richting, lag zijn weg niet ver noordelijk van Lar (325 v. C.). Vooral op den tocht langs de kust leden de troepen ontzettend van de hitte in deze geblakerde en onherbergzame streken. De geheele veldtocht is een in de geschiedenis ongeevenaarde heldendaad, die nooit zal ophouden, de bewondering der wereld te wekken. Aangaande enkele bijzonderheden zie ''Perzië voorheen en thans'', blz. 85 vgg.. en de zeer uitgebreide litteratuur over Alexander den Groote.</ref> noch sijn naercoomlingen soo vert in ’t landt niet getreden sijn; meene dat sulcx naergelaten is door de harde wegen en onvruchtbaerheyt der selffden. Wy sijn alhier tot den 28 ditto gebleven, alsoo de cameelen niet eerder becomen costen en sijn op dato naer den middach vertrocken. De gouverneur heeft ons een stucks weegs geleydt. Wy hadden aen hem en eenige van de sijnnen eenige presenten vereert, daer ’t hier doch al om te doen is, en sijn dien avondt noch drie mylen door quade weegen gereeden en gellogeert in een muskyte<ref>Moskee.</ref>. Wy sijn aldus dagelijx voortaen gepasseert, met seer notabels op den wech gemoetende. Wy passeerden verscheyden affgebrocken forten die meest op hooge steyle bergen gefundeert waeren. Dese waeren gesticht ten tyde, dat die van Laar en Siras van haer eygen conninge geregyert waeren, welcke beyde rycken by de<noinclude></noinclude> 2uatoysbr9ipcmrp1ddvnfhi6oxfig1 Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/11 104 80098 209525 2025-07-02T15:27:13Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209525 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|735}}</noinclude>voorleeden coninck geïncorporeert sijnde, hadde de selffde doen demolyeren. Wy sijn onderweegen, alsoo een forier van Laar mede hadden, meestal gedefroyeert, ’t welck met cleyne geschencken hebben erkent, sijn op verscheyden plaetsen oock vriendelijck ontfanghen, de rustplaetsen en tractementen waeren hier wat beeter. Soo sijn dan op den 4en Aprilis gecomen tot een dorp, seven mylen van Siras gelegen. Ick hadde die nacht mijn tolck vooruut gesonden, om logement voor ons te procureren, alsoo de hartoch niet in de stadt was. Naer middach sijn in een dorp gecomen twee mylen van de stadt. Hier werden ons aengedient, dat indien wy wilden tot anderdaechs beyden, dat met meerder eerre ons wilden inhaelen, soo niet, dat voort souden ryden, souden haer wellecom weesen. Soo sijn dan opgeseeten en sijn ontrent een halff mijl van de stadt van eenige van de stadt gerescontreert end onderweegen eenige malen gedroncken. Wy sijn van dese gecommitteerden geconvoyeert en geleyt in ’t ’s Connincks huys ende aldaer gelogeert, en van wegen des hertochs soon vry tractement toegeseyt, hadden 60 mylen gereyst. Dit cooninckshuys is een treffelijck gebouw met een schoonen hoff, waerin meest alle de vaderlantse vruchten wassen. Hier staan oock eenige weegen met schoone uutermaeten hoogen cypresboomen besedt. De inwoonders seggen, dat dese boomen al ontrent de 400 jaeren geplant sijn en dat ontrent de 1000 jaeren staen moogen. Dewyle dat wy dan te Zyras vertoeffden, ten deelen om onse paerden te rusten en dat ons cameelen bestelt werden, soo sijn van verscheyden van ’t hoff versocht en verwellecomt, alsmede van den Sultan, des hartochs soon, denwelcken wy mede hebben gaen begroeten, en sijn van hem wel getracteert, alsoo een maeltijt tegen onse compste hadde doen bereyden. Siras heeft voor desen een vry coninckrijck geweest<ref>Herhaaldelijk hadden nakomelingen van veroveraars, en nog in het begin der 15e eeuw Tamerlan's nakomelingen, zich in de provincie Fars geheel of gedeeltelijk onafhankelijk gemaakt en daar plaatselijke dynastieën gevestigd. De naam Fars is dezelfde als de Grieksche naam Persis, naar den oorspronkelijken Perzischen naam Parsa; na de Arabische overheersching werd de P als F uitgesproken. Fars is de wieg van de twee grootste dynastieën die Perzië hebben beheerscht: de Akhaemeniden (559-331 v. C.) en de Sassaniden (226-651 n.C.) en naar dit gewest noemt men in Europa het geheele land, hetwelk de bewoners echter Iran noemen. De provincie is zeer uitgestrekt en levert wegens de groote verschillen in hoogte boven de zee zeer uiteenloopende producten op: tarwe, gerst, opium, katoen, dadels, zuidvruchten, druiven, appelen, peren, abrikozen, perziken. Het is een zeer bergachtig land, met toppen van + 4000 M. die met eeuwige sneeuw bedekt zijn. In het Z.w. zijn uitgestrekte eikenbosschen. In de bergen komen veel mouflons, patrijzen en hazen voor, ook wolven, beren, panters en bij de rivieren en moerassen allerlei waterwild. De provincie herbergt vele honderdduizenden nomaden, herders, die de beroemde tapijten en zadelzakken weven. De beroemde "Astrakhan" lamsvellen zijn van hen afkomstig, althans gedeeltelijk. Toen Fars door Shah Ismail in het begin der 16e eeuw bij het Rijk werd ingelijfd, had het ongeveer 6 eeuwen van een zoo goed als onafhankelijk bestaan gekend. Zelfs in onzen tijd bekleedde de familie der Kawams, die uitgestrekte landgoederen in Fars bezit, de positie van erfelijke feodale vorsten, hoewel zij geen titels voert. In het begin der 19e eeuw hielp haar hoofd Fath Ali Shah op den troon. Hij werd later omgebracht. Het tegenwoordige hoofd voert nog heden een vorstelijken staat te Shiraz. Het nieuwste werk hierover is: Annemarie von Nathusius, ''Im Auto durch Persien''. Dresden 1926.</ref>, dan is door den voorleeden coninck mede ondergebracht. De stadt is dicht aen ’t geberchte gelegen, dan daerontrent sijn treffelycke valeyen gelegen. Hier wassen seer treffelycke<noinclude></noinclude> 6mmlj82j3hr3upmp898va9vl0hpbzjg Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/12 104 80099 209526 2025-07-02T15:37:49Z Havang(nl) 4330 /* Wikisource:Niet proefgelezen */ Nieuwe pagina aangemaakt met 'wijnnen, die seer geëstimeert sijn<ref>De druiven, van welke de destijds zeer gewilde Shirazwijn gemaakt wordt, groeien te Kholar, een dorp dat ongeveer 50 K.M. ten Noorden der stad ligt. Zij worden in manden met kameelen naar de stad vervoerd. De O. I. C. had te Shiraz een huis waar wijn werd gemaakt. Men beweert, dat de wijnstok van Kholar door de Arabieren in den Khalifentijd nar Spanje werd gebracht en dat Xeres aan Shiraz zij… 209526 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="1" user="Havang(nl)" />{{c|736}}</noinclude>wijnnen, die seer geëstimeert sijn<ref>De druiven, van welke de destijds zeer gewilde Shirazwijn gemaakt wordt, groeien te Kholar, een dorp dat ongeveer 50 K.M. ten Noorden der stad ligt. Zij worden in manden met kameelen naar de stad vervoerd. De O. I. C. had te Shiraz een huis waar wijn werd gemaakt. Men beweert, dat de wijnstok van Kholar door de Arabieren in den Khalifentijd nar Spanje werd gebracht en dat Xeres aan Shiraz zijn naam zou hebben ontleend. Inderdaad is Sherry, hoewel beter, een wijn die op dien van Shiraz gelijkt.</ref>. Aen de eene syde van de stadt leggen seer groote en costelycke hoven, de gemeente is hier arm en seer subiect, de gemeenne vrouwen hebben hier groote vryheyt en tot oncuysheyt seer genegen. Van Syras wert in de oude cronycken niet vermaent; nochtans is Alexander tot hier gecoomen is, hetwelcke beweesen wert door de ruyne van Pentapoli<ref>Persepolis. Omtrent deze merkwaardige bouwvallen van den tijd der Akhaemeniden zie o.a. Flaudin et Coste, ''Perse Ancienne'', Dieulafoy, ''l'art antique de la Perse'', Stolze, ''Persepolis'', Curzon II, blz. 132-196, en het ''Journaal van Cunaeus'' uitg. A. Hotz, blz. LXXXV-XCV, met een uitgebreide bibliografie. Persepolis ligt op twee dagreizen afstands van Shiraz; het is niet zeker of deze stad in den tijd van Alexander den Groote reeds bestond. De Bruin, in zijn bekende "Reizen" geeft uitstekende afbeeldingen en een belangwekkende beschrijving. In het eind der 17e eeuw kon de Bruyn een uit de bouwvallen van Persepolis uitgehouwen beeld ten geschenke zenden aan burgemeester Witsen te Amsterdam, zeker van diens belangstelling. Perzische oudheden trokken ten onzent destijds meer de aandacht dan thans, nu Perzië's bodem nog archaeologische schatten blijkt te bevatten, waarvan men vroeger nooit gedroomd had. De studie daarvan heeft de geleerden in kennis gebracht met beschavingstijdperken die zoovele duizenden jaren achter ons liggen, dat het geen overdrijving is te zeggen dat in vergelijking daarmede Alexander de Groote, ja zelfs Cyrus en Sanherib bijna onze tijdgenooten worden. De Fransche geleerde de Morgan heeft als leider der archaeologische delegatie in Perzië in de tumuli bij Suza overblijfselen gevonden van een beschaving die ongeveer tien duizend jaren oud moet zijn. (Zie de Morgan's ''Mémoires sur la délégation en Perse'').</ref> ten versoecke van Chais door hem doen verbranden. Dese ruyne leydt ontrent 10 mylen te syde van Siras, staen noch overeynde ontrent 16 calommen van uutermaten groote en overcunstich werck. Desen coninckrycken Syras, Laar en Ormus werden geregieert door den hartoch van Siras, diewelcke alle d'incoomen van dien ontfangt. Hierover is hy verobligeert 8000 man op syne costen te velde te brengen ende eenige hondert duysende jaerlijex aen den Coninck op te brengen. Hy is genoechsaem souverain in dese landen. Wy hebben aen sijn soon en eenige principaelen van 't hoff met redelycke presenten vereert en, naerdat onsen affscheyt van den hartochs soon hadde vercregen, soo sijn den 20 voorschreven opgeseten, naerdat wel 5 dagen naer de cameelen hadden gewacht, om onse reyse naer Spahan te volbrengen. Wy hadden een fourier van des hartochs wegen met ons om ons te geleyden. En sijn alsoo, sonder dat ons yet merckelijx voorgecomen is, gereyst tot den 29 dito, dat gecomen sijn in een dorp genaempt Fertabas<ref>Waarschijnlijk bedoelt schrijver Aminabad, omstreeks 1554 gesticht door den vader van Imam Kuli Khan, ter beveiliging tegen de Bakhtiaren-nomaden. (''Journaal van Cunaeus'', blz. 129, noot 1).</ref>, alwaer het rijck van Syras geeyndicht is en het coninckrijck van Meden off Persia begindt, en voorts 't's anderdaechs tot Spanneck gecoomen, een dorp, twee mylen van Spahan gelegen. Hier hebben wy verwacht advijs van den coopman Visnich, die een logement voor ons procureerden en aen 't hoff onse compste verwichtichde. Op den 12 May<ref>Het hiervóór, blz. 727, genoemde "Journael" heeft den 3en Mei als datum van inkomst der ambassade te Ispahan.</ref> sijn 't 's mergens opgeseten en naer de stadt gereeden en sijn ontrent ¼ mijls van de stadt gemoet van verscheyden grooten van 't hoff,<noinclude></noinclude> 5vw5fhcdcanj3ao3pjpda3bxd7pn1na 209527 209526 2025-07-02T15:38:06Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209527 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|736}}</noinclude>wijnnen, die seer geëstimeert sijn<ref>De druiven, van welke de destijds zeer gewilde Shirazwijn gemaakt wordt, groeien te Kholar, een dorp dat ongeveer 50 K.M. ten Noorden der stad ligt. Zij worden in manden met kameelen naar de stad vervoerd. De O. I. C. had te Shiraz een huis waar wijn werd gemaakt. Men beweert, dat de wijnstok van Kholar door de Arabieren in den Khalifentijd nar Spanje werd gebracht en dat Xeres aan Shiraz zijn naam zou hebben ontleend. Inderdaad is Sherry, hoewel beter, een wijn die op dien van Shiraz gelijkt.</ref>. Aen de eene syde van de stadt leggen seer groote en costelycke hoven, de gemeente is hier arm en seer subiect, de gemeenne vrouwen hebben hier groote vryheyt en tot oncuysheyt seer genegen. Van Syras wert in de oude cronycken niet vermaent; nochtans is Alexander tot hier gecoomen is, hetwelcke beweesen wert door de ruyne van Pentapoli<ref>Persepolis. Omtrent deze merkwaardige bouwvallen van den tijd der Akhaemeniden zie o.a. Flaudin et Coste, ''Perse Ancienne'', Dieulafoy, ''l'art antique de la Perse'', Stolze, ''Persepolis'', Curzon II, blz. 132-196, en het ''Journaal van Cunaeus'' uitg. A. Hotz, blz. LXXXV-XCV, met een uitgebreide bibliografie. Persepolis ligt op twee dagreizen afstands van Shiraz; het is niet zeker of deze stad in den tijd van Alexander den Groote reeds bestond. De Bruin, in zijn bekende "Reizen" geeft uitstekende afbeeldingen en een belangwekkende beschrijving. In het eind der 17e eeuw kon de Bruyn een uit de bouwvallen van Persepolis uitgehouwen beeld ten geschenke zenden aan burgemeester Witsen te Amsterdam, zeker van diens belangstelling. Perzische oudheden trokken ten onzent destijds meer de aandacht dan thans, nu Perzië's bodem nog archaeologische schatten blijkt te bevatten, waarvan men vroeger nooit gedroomd had. De studie daarvan heeft de geleerden in kennis gebracht met beschavingstijdperken die zoovele duizenden jaren achter ons liggen, dat het geen overdrijving is te zeggen dat in vergelijking daarmede Alexander de Groote, ja zelfs Cyrus en Sanherib bijna onze tijdgenooten worden. De Fransche geleerde de Morgan heeft als leider der archaeologische delegatie in Perzië in de tumuli bij Suza overblijfselen gevonden van een beschaving die ongeveer tien duizend jaren oud moet zijn. (Zie de Morgan's ''Mémoires sur la délégation en Perse'').</ref> ten versoecke van Chais door hem doen verbranden. Dese ruyne leydt ontrent 10 mylen te syde van Siras, staen noch overeynde ontrent 16 calommen van uutermaten groote en overcunstich werck. Desen coninckrycken Syras, Laar en Ormus werden geregieert door den hartoch van Siras, diewelcke alle d'incoomen van dien ontfangt. Hierover is hy verobligeert 8000 man op syne costen te velde te brengen ende eenige hondert duysende jaerlijex aen den Coninck op te brengen. Hy is genoechsaem souverain in dese landen. Wy hebben aen sijn soon en eenige principaelen van 't hoff met redelycke presenten vereert en, naerdat onsen affscheyt van den hartochs soon hadde vercregen, soo sijn den 20 voorschreven opgeseten, naerdat wel 5 dagen naer de cameelen hadden gewacht, om onse reyse naer Spahan te volbrengen. Wy hadden een fourier van des hartochs wegen met ons om ons te geleyden. En sijn alsoo, sonder dat ons yet merckelijx voorgecomen is, gereyst tot den 29 dito, dat gecomen sijn in een dorp genaempt Fertabas<ref>Waarschijnlijk bedoelt schrijver Aminabad, omstreeks 1554 gesticht door den vader van Imam Kuli Khan, ter beveiliging tegen de Bakhtiaren-nomaden. (''Journaal van Cunaeus'', blz. 129, noot 1).</ref>, alwaer het rijck van Syras geeyndicht is en het coninckrijck van Meden off Persia begindt, en voorts 't's anderdaechs tot Spanneck gecoomen, een dorp, twee mylen van Spahan gelegen. Hier hebben wy verwacht advijs van den coopman Visnich, die een logement voor ons procureerden en aen 't hoff onse compste verwichtichde. Op den 12 May<ref>Het hiervóór, blz. 727, genoemde "Journael" heeft den 3en Mei als datum van inkomst der ambassade te Ispahan.</ref> sijn 't 's mergens opgeseten en naer de stadt gereeden en sijn ontrent ¼ mijls van de stadt gemoet van verscheyden grooten van 't hoff,<noinclude></noinclude> ouiy06h6axvhp5ocradit3gvayi10es Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/13 104 80100 209528 2025-07-02T15:40:40Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209528 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|737}}</noinclude>waeronder een nieuw gemelt hertoch was, daerneffens eenige sultans en oversten van 1000 paerden. Dese hebben ons te samen vriendelijck verwellecompt; neffens haer quamen oock noch eenighe Nederlanders ende Engelsen ende Armeniërs, sijnde Cristen coopluyden, aldaer woonachtich, en sijn alsoo te saemen naer de stadt gereeden en ons tot ons logiement geacompagneert. Ons is een redelijck tractement uut den naem van den Coninck toegeleyt, te weeten 36 toman ter maendt, sijnde ƒ 1400; dan, hiervan is veel affgegaen en sijn niet meerder als ontrent ⅔ parten ontfangen, ten deele omdat hiervan veele moste vereert werden voor diegheene, die ’t selffde ontfingen, ten anderen dat naer ’t vertreck van den Coninck sonder ordre alles confuselijck toeginck, sijnde in ’t hoff niet één man van aucthoriteyt gebleven; om gelt te tellen was daer gheen last, om de arme ghemeente te quellen waeren duysent handen. Wy sijn onderwylen in ons logement gebleven, somtijts van eenige van ’t hoff besocht. De Coninck en eenige principaelen ons adverteren, dat vroolijck souden sijn en goet chyer maecken. Op den 10 ditto is d’ambassadeur Mousabeeck in Spahan gearriveert, alwaer weynich gunst gevonden heeft. Op den 12 dito is by mijn gecomen in compagnie van Huyberto Visnich, der E. heeren Bewinthebberen oppercoopman aldaer. Naer verscheydenen redenen heeft op mijn versocht, dat hem souden vertoonen de presenten, voor den Coninck gedestineert, ’t welck als hadde gedaen, soo hebben die hem te gering gedacht en van geen aensien, alsoo niet één treffelijck stuck onder was, doordien mijnne gescencken tot Battavia en onderwegen vergaedert hadde. Soo is dan met ghemeen advijs goetgedacht, dat mijn gescencken soude vergrooten met een party ongerse<ref>Hongaarsche.</ref> guldens, alsoo ’t gout en silver hier de beste presenten sijn en op cureusheyt sonderlingh niet passen. Voor eenige van de grooten sijn meede eenige presenten geordonneert. De presenten, voor den Coninck geordonneert, beliepen tot negen duysent guldens. Dat soo hooch monteerden, was wel tegen mijn hart en sin; dan, werde so voor best ingesien bysonder om dese coniunctye des tijts, in denwelcken soo verscheyden gescencken van soo groote waerdye aen desen nieuwen Coninck souden werden geoffereert. Op den 24 deses, alsoo nu haeren vasten volendt was, soo is ons aengeseyt, dat wy by den Coninck souden comen, alsoo een generael bancket was. Wy sijn ontrent 10 uuren te hoove gereden. Aldaer gecomen, sijn geleyt door een hoff ende eenige caemers, sijn gecomen in een sael neffens der aerde van matilycke grooten, met tapeeten beleyt, sonder eenich verciersel; in ’t midden van dien was een viercante plaetse vol waeters om de coeltes wille. De Coninck sadt op tapeeten neder in de eenne hoeck van de caemer; rontsom hem saeten verscheyden van de grooten in ’t hondert, als men seydt, met weynich ceremoniën. Ick ben met mijn swyte voor hem gecomen, hebbe mijn geboogen ende mijn getoont sijn handen te cussen; die van mijn swyte hebben het onderstel van sijn cleet gecust, haer toonnende sijn voeten te cussen. Hebbe hem overgegeven de brieven van de Hoog. Mog. heeren Staten-Generael en Sijn Princelycke Ex{{sup|cie}} en daerneffens een schrift in ’t Parsiaens gestelt, waerin in ’t cort begrepen hadde de intentie ende oorsaecke mijnnes<noinclude></noinclude> hxy9aja0gl6qyax8kiyg5gt8us5xv6h Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/14 104 80101 209529 2025-07-02T15:43:51Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209529 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{738}}</noinclude>compst. Hy heeft deselffden te saemen overgegeven in handen van sijn secretarius, doordien desen dach tot vrolijckheyt by haer gedestineert was; mijn werde een plaetse geordonneert schuynover, niet verde van Sijn Mag. De Coninck heeft mijn tweemael toegedroncken op de gesontheyt en welvaeren van Sijn Princelycke Ex{{sup|ci}}. en eenige discoursen gemoveert; dan alsoo de redenen ende antwoorde mosten door een hartoch, de opperhoffmeester, oover end weeder gebracht, soo en costen van gheen vervolch consideratiën sijn; ten anderen soo en was de tijt off plaetse daertoe niet geapropryeert. Wy hebben aldus drie uuren geseeten en somtijts eens rondtom gedroncken; achter den Coninck saeten eenige speelluyden, met dewelcken de Coninck verscheyden discoursen maeckten. Ondertusschen soo dronck hy somtijts touback en wijn en speelden oock met eenige cleyne appelkiens, gelijck men in ons landt de kinderen met bickelen speelen; somma vernamen hier weynich grootsheyt off konincklycke magnificentiën. Hiernaer sijn opgeresen en naer den anderen in een grooten hoff gegaen, alwaer veel taefelen op tapiten op der aerden nedergedeckt waeren, neffens loopende waters onder de boomen. Daer werde seer abondantelijck gescafft, te saemen in goudt; de schootels waeren meest al tsamen omtrent de groote van een ton; de spyse was te saemen met gelycke verheven decksels bedeckt; was een groote costelijckheyt te sien; daer werden oock bancket gheschafft; dan plomp en rouw naer der Persiaenen aert, die de oude Parthen ten deelen noch verthoonen. Naer de maeltijt sijn opgestaen en geleyt op ’t Conincks huys en gepasseert een lange sael, de middel van welcken doorgaens beset was met alderley faetsoen van gouden vlessen, kannen en andere manier van vaeten van overgroote waerdy, meestal met gesteenten besedt, als paerlen, robynen, smarauden en ander soorte; diamanten sijn by haer weynich in ’t gebruyck. Desen sael gepasseert, sijn gecoomen in een gaeldery, alwaer de Coninck sadt met de principaelste van ’t hoff. Hier waeren eenige fruyten gestelt en werden niet weynich gedroncken. Het middel van dese gaeldery was langs mede overhoopt met vlessen, coppen, schaelen, soo dicht met gesteente besedt, dat quaelijck goudt bekennen conden. Als wy aldus ontrent uuren geseten hadden en dat sy presumeerden off bemerckten, dat ick vermoeyt was, den meestendeel van den dach op haer manier op d’aerde, gelijck de snyders, geseeten te hebben, soo is mijn van een van de grooten, die de Coninck sulcx hadde doen verstaen, van sijnnent aengeseyt, dat byaldien vermoeyt was van soo lang op haer manier alsoo te sitten, dat met licentie van den Coninck wel mochten vertrecken en dat hiernaer soo dickmael by Sijnne Ma{{sup|t}}. souden commen, als ’t mijn belieffde, met andere complimenten, onder anderen, dat tusschen Sijn Maiesteyt en onse Prince gheen differentie en was. Hiermede affscheyt genoomen hebbende van Sijn Mag{{sup|t}}., soo heeft den hertoch van Siras mijn alle vrientschap van weegen sijnne Coninck toegeseyt. Op alle dese presentatyen soo werden mijn in ’t cort gerepliceert naer tijts gelegentheyt en mijn tolck verde achter mijn stondt en de plaetse seer eng was. ’s Anderdaechs sijn weder ten hoove ontbooden, om onse geschencken te doen presenteeren, alsoo desen dach geordonneert was, omdat alle ambassadeurs, princen en legaten en ondersaeten haere ghaeven souden presenteeren. Neffens de duer van ’t hoff op een wat voorheeven plaetse, soo sadt den Coninck met eenige<noinclude></noinclude> j7gyr68ou3evdqzbhjfcrl7px2h406j 209530 209529 2025-07-02T15:44:03Z Havang(nl) 4330 209530 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|738}}</noinclude>compst. Hy heeft deselffden te saemen overgegeven in handen van sijn secretarius, doordien desen dach tot vrolijckheyt by haer gedestineert was; mijn werde een plaetse geordonneert schuynover, niet verde van Sijn Mag. De Coninck heeft mijn tweemael toegedroncken op de gesontheyt en welvaeren van Sijn Princelycke Ex{{sup|ci}}. en eenige discoursen gemoveert; dan alsoo de redenen ende antwoorde mosten door een hartoch, de opperhoffmeester, oover end weeder gebracht, soo en costen van gheen vervolch consideratiën sijn; ten anderen soo en was de tijt off plaetse daertoe niet geapropryeert. Wy hebben aldus drie uuren geseeten en somtijts eens rondtom gedroncken; achter den Coninck saeten eenige speelluyden, met dewelcken de Coninck verscheyden discoursen maeckten. Ondertusschen soo dronck hy somtijts touback en wijn en speelden oock met eenige cleyne appelkiens, gelijck men in ons landt de kinderen met bickelen speelen; somma vernamen hier weynich grootsheyt off konincklycke magnificentiën. Hiernaer sijn opgeresen en naer den anderen in een grooten hoff gegaen, alwaer veel taefelen op tapiten op der aerden nedergedeckt waeren, neffens loopende waters onder de boomen. Daer werde seer abondantelijck gescafft, te saemen in goudt; de schootels waeren meest al tsamen omtrent de groote van een ton; de spyse was te saemen met gelycke verheven decksels bedeckt; was een groote costelijckheyt te sien; daer werden oock bancket gheschafft; dan plomp en rouw naer der Persiaenen aert, die de oude Parthen ten deelen noch verthoonen. Naer de maeltijt sijn opgestaen en geleyt op ’t Conincks huys en gepasseert een lange sael, de middel van welcken doorgaens beset was met alderley faetsoen van gouden vlessen, kannen en andere manier van vaeten van overgroote waerdy, meestal met gesteenten besedt, als paerlen, robynen, smarauden en ander soorte; diamanten sijn by haer weynich in ’t gebruyck. Desen sael gepasseert, sijn gecoomen in een gaeldery, alwaer de Coninck sadt met de principaelste van ’t hoff. Hier waeren eenige fruyten gestelt en werden niet weynich gedroncken. Het middel van dese gaeldery was langs mede overhoopt met vlessen, coppen, schaelen, soo dicht met gesteente besedt, dat quaelijck goudt bekennen conden. Als wy aldus ontrent uuren geseten hadden en dat sy presumeerden off bemerckten, dat ick vermoeyt was, den meestendeel van den dach op haer manier op d’aerde, gelijck de snyders, geseeten te hebben, soo is mijn van een van de grooten, die de Coninck sulcx hadde doen verstaen, van sijnnent aengeseyt, dat byaldien vermoeyt was van soo lang op haer manier alsoo te sitten, dat met licentie van den Coninck wel mochten vertrecken en dat hiernaer soo dickmael by Sijnne Ma{{sup|t}}. souden commen, als ’t mijn belieffde, met andere complimenten, onder anderen, dat tusschen Sijn Maiesteyt en onse Prince gheen differentie en was. Hiermede affscheyt genoomen hebbende van Sijn Mag{{sup|t}}., soo heeft den hertoch van Siras mijn alle vrientschap van weegen sijnne Coninck toegeseyt. Op alle dese presentatyen soo werden mijn in ’t cort gerepliceert naer tijts gelegentheyt en mijn tolck verde achter mijn stondt en de plaetse seer eng was. ’s Anderdaechs sijn weder ten hoove ontbooden, om onse geschencken te doen presenteeren, alsoo desen dach geordonneert was, omdat alle ambassadeurs, princen en legaten en ondersaeten haere ghaeven souden presenteeren. Neffens de duer van ’t hoff op een wat voorheeven plaetse, soo sadt den Coninck met eenige<noinclude></noinclude> o471k2zxiqxzqcobzco7me2a8aj8ufc Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/15 104 80102 209531 2025-07-02T15:47:00Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209531 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|739}}</noinclude>van de sijnnen; tegen hem over sadt den ambassadeur van Indiën, een groote van Turckyen, ick en de president van de Engelsen en eenige anderen. Voor het hoff is een seer groote plaetse gelegen. Hier stonden al in ordre gestelt, diegheene de presenten souden draegen. De presenten van den ambassadeur van Indiën, off den grooten Mogol, werden eerst voorgedraegen, wel van 2000 persoonen, alsoo in de menichten van draegers een groot deel van de magnificentie bestaedt. Waeren seer costelijck; belyepen wel, naer wy verstonden, ontrent de 16 tonnen goudts. Des hertochs van Siras sijn presenten waeren de tweede. Beliepen wel 3 tonnen gouds. De onse, de derden, werden van 62 persoonen gedraegen, beliepen ontrent ƒ 9000. De prins van Babilonyen<ref>Vermoedelijk wordt hiermede de gouverneur bedoeld van Baghdad en Mesopotamië, toen nog onder Perzië behoorende.</ref>, de vierde, bedroegen ontrent 120 duysent guldens en alsoo voorts tot in groote getaelen toe, soodat op dien dach den Coninck een groote schat en veelderley rariteyten gepresenteert werden. Opdat een weynich mentie maecken van Spahan, sijnde het hoff van het gebiedt van Persia, soo is gelegen op de hoochte van ontrent 33 graden by Noorde. Is een stadt van de groote als Amsterdam met groote buytensteden offte fauborgs, met dewelcke neffens Parijs mach geleecken werden, vol volcx en dicht betimmert; leydt dicht aen de geberchten, hoewel veel goede valeyen ontrent heeft. De huysen sijn van buyten seer slecht, alsoo van aerde of cley en weynich calcx vermengelt opgetrocken sijn; van binnen is ’t wat beeter, alsoo met calck bestreecken sijn, gelijck oock de principale huysen. Van buyten sijn seer constich in het vermetselen (!) van haere wooningen, die sy ghemeen in plaetse van solders gebruycken, die seer cierlijc met goudt en verwen toemaecken. Dit geschiet oock ten deele, omdat het houdt hier seer extreme dier is. Het branthoudt wert van 20 á 40 mijllen verde hier op cameelen te merckt gebracht; in veele hondert plaetsen in de stadt werdt het houdt voor de gemeente by de pondt vercofft. Van andere lijfftochten gaet redelijck toe, alsoo groote toevoert heeft van alle omleggende plaetsen; heeft abondantie van fruyten, waermede de ghemeent haer wonderlijck weeten te behelpen. In ’t begin des rijx van den voorleden Coninck, soo was dese stadt soo niet bewoont. Hy heeft getoont een groote begeerte, die hy hadde, om dese stadt te verheerlycken. Tot dien eynde heeft getimmert costelycke paleysen en woninghen en hooven en een seer magnifyque kerck en toorn, die niet volbout is, en om dese plaetse te meerder te versorgen, soo heeft hy uut verscheyden landen op de Christenen en Turcken verovert, aldaer veel duysenden van Christenen doen brengen, waeronder veel coopluyden, en eenige van groote middelen sijn. Van desen, te weeten aen yder natye apart, hadde hy een quartier apart gedesigneert, in denwelcken sy in goede ordre en oock veel treffelycke wooninghen en veelhoven hebben gebout, en leven alsoo met haere vrouwen en kinderen vreedtsaemelijck, en alsoo onder haer veel ervaerne coopluyden en cloecke mannen sijn, die haer wel weeten te erneeren, soo dryven sy treffelycken handel op verscheyden quartieren, tot een groot gerijff en behulp van Persia. Haer leere is meest conform de oude Grieckse kerck, doch het gevoel van Arrius meest conform, behalven dat noch veel andre supersityen hebben. Sy houden twee vasten in ’t jaer en drie<noinclude></noinclude> ibfj6w12i00vg1h9y4vr5prcqckojn0 Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/16 104 80103 209532 2025-07-02T15:51:18Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209532 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|740}}</noinclude>vastendagen yder weeck. Op alle dese dagen onthouden haer van vleys, vis, eyeren, melck, booter etc. Hebben in ’t jaer een vastendach meerder als van andere vrye dagen. Haere bischoppen versien liberaelijck van alle noodtdrufft, doch van geen gelt. De principaele van alle dese natiën sijn de Armenyers en Julfalynen.<ref>In de brieven veelal "Solfalynen" genaamd, naar Djulfa, de voorstad van Ispahan, waar zij wonen. Van hieruit gingen velen naar Java, ook thans nog.</ref> Op den 2 Juny soo hebben den hartoch van Siras besocht ende met hem van verscheyden saecken gediscoureert, aengaende mijn particulier en de Compagnie. Dese is een seer beleeft man van groeten aensien; is de principale patron van onse natiën. Hy heeft ons alle faveur en gunste toegeseydt en, naerdat ons eerlijck hadde getracteert, soo sijn met alle bewysen van vruntschap van hem gescheyden. Wy hadden hem met avijs van Visnich twee dagen te vooren een redelijck present te huys gesonden. Op den 6 ditto heeft den voorsz. hertoch een generael bancket gehouden, op hetwelcke de Coninck met alle de grootste van ’t hoff mede verscheenen is, alwaer hy ons mede geroepen heeft. En alsoo nu verscheydenmael mentie ghemaeckt is van bancketten, sal ’t cort haerre forma verhaelen. Men verschijnt op denselffden ontrent ’t ’s mergens ontrent 10 uuren; yder werdt naer sijn aensien geset op een tapijt neder, daer werdt dan enige fruyten naer sasoen gestelt, als oock croppen van salaet en concommers. Dese concommers eeten veel, alsoo cout sijn om op te drincken. Hebben meermael voor den Coninck alleenlijck concommers sien staen, daer hy hartelijck aff adt, alsoo de Persiaenen rouw van eeten sijn. Ondertusschen wort gestadelijck rondtom gedroncken; haere speelluyden zingen en speelen doorgaens met weynich melodye. Ontrent een uuren werden de fruyten weggenoomen en ontrent 2 à 3 uuren wert de spyse opgedragen; de plateelen op damaste cleederen neder sonder servetten, teljooren off messen; in plaetse van servetten eenich plat deech<ref>Hiermede bedoelt de schrijver de platte brooden, die ook thans in Perzië gebruikt worden. Men gebruikt er geen gist voor de bereiding, hoewel het brood, mits versch gebakken, zeer smakelijk is. Het brood wordt gebakken in ovens, op den grond waarvan men een laag kiezelsteentjes of grind heeft gelegd, die verhit worden door de daarover strijkende vlammen; op die steentjes worden de platte stukken deeg door middel van een houten spaan uitgespreid en zoo gebakken. De oven wordt vooraf verhit met in de woestijn groeiende doornstruiken, die met een heldere vlam branden en veel hitte geven.</ref> bycans vol ... seer dun en tay, ontrent een ellen in ’t rondt. De hoenders, gansen en andre ghevogelt, schuerren met de handen; schappenvleys wert op weynich bancketten gestelt; ossenvleys eeten niet. Naerdat de spyse een uur oft twee gestaen heeft, wert affgenomen en noch een goede tijt gedroncken. Wy sijn op den 10 gereden in den hoff van Mamet Alibeeck, van denwelcken vriendelijck ontfangen sijn, en met de fruyten van sijn hoff getracteert. Hebbe hem de affayren van de Compagnie gerecommandeert. Dese Mamet Alibeeck hadde by den voorleeden coninck de meeste auctoriteyt boven alle die het hoff frequenteerden. By deesen Coninck was ’t seer verkeert; bewesen hem evenwel deselffde eer en respect, die hem van voorgedaene vrientschap schuldich waeren en hebben hem conform onse ordre met een present vereert. In discoursen met hem sijnde, soo wenschten meennichmael mijn dat geluck,<noinclude></noinclude> lym395pi07frbo25stq4ovjo50h5pf3 Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/17 104 80104 209533 2025-07-02T15:55:27Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209533 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|741}}</noinclude>dat hadde mogen gecoomen sijn ten tyde van de voorleden Coninck, dat geheel op een ander manier met mijn en mijnne saecken souden gegaen hebben, dat hy alsdan metderdaet betoont sonde hebben, wat hy by den ouden Coninck vermocht en wat vrientschap hy ons souden hebben connen doen. Dat de tyden nu verandert waeren, evenwel dat naer sijn vermoogen in alles sijn devoir soude doen. Dese man, die in weetenschap en wijsheyt en in kennisse van matyerye van staet al die nyeulingen van ’t hoff te boven ginck, hebben sy van der handt geschooven, en opgeleyt een ambassade te doen aen den Mogol van Indiën voor de tijdt van 3 á 4 jaren. Dese reyse moste by provisie op sijn eygen costen doen; soude hem veel duysende costen. De Cooninck heeft op desen dach doen onthalsen den broeder van den Coninck van Gylan<ref>Gilan, een provincie aan de Caspische Zee. Zie Qarib Shah, hiervóór, blz. 306, 328, 329 en 430.</ref>, die tegen hem gerebelleert hadden, den Coninck selff gevanckelijck gestelt. Voor ’t hoff saegen wel 100 hooffden op staecken staen en op der aerden leggen van des Conincks ondersaten. Dese spectaculen sagen wy meenichmael, alsoo der Persiaenen manier is, dat, wanneer eenige victorie op haere vyanden becoomen, meenichte van hooffden aen ’t hoff senden tot een teycken van haere victorie. De huyt van de hooffden stoppen vol stroy en die versenden alsoo. ’s Anderendaegs sijn genoodight op een bancket by eenen Goodie nasar, een Armeniër. Dese is de principael van alle de Cristenen, is oock haere richter in alle civile saecken. Dese was by den voorleeden (Coninck) seer geacht; dese hadt ditto Coninck in ’t begin sijns rijcks onder andermaelen eens geassisteert met 200 duysent guldens ten tyde dat seer benout was, sonder gelt, sijn volck gemuyteneert en sijn vyanden en rebellen sterck te velt. Met dit weynnich gelt bracht sijn volck op; doen werde meester van velt en van sijn rijck. Dese vrientschap heeft hem daernaer wel gerecompenseert. Op den 15 dito sijn weder by den Coninck op een generael bancket geroepen, alwaer gecomen sijnde en op onse plaetse geseten, wel drie uuren naer de Coninck hebben gewacht, die ten laesten met den soon van den Hartoch van Syras geheel beschoncken inquam<ref>De dronkenschap aan het hof, waarin zoowel Shah Abbas I als zijne nakomelingen het voorbeeld gaven, was in strijd met de godsdienstige voorschriften. De Sefeviden, die aanspraak maakten op heilige afstamming (zie Inleiding), trokken zich daarvan niets aan, en hunne onderdanen verdroegen alles van hen. De latere vorstenhuizen waren veel matiger.</ref>. Mamet Alibeeck, die aen mijn syde sadt, sach mijn aen en suchten, andere lachten, eenige toonden droevige mynen. Corts daernaer is ons de spyse voorgebracht, alles naer de oude gewoonte met rijs gemenget; dese maeltyden vallen lastich, bysonder voor die ongewoon sijn alsoo te sitten. Op alle dese byeencomste en over de maeltijt wert niet notabels, curieus off aenmerckenswaerdich bespeurt. Het drincken gaet continuelijck om, dan staet vry te weygeren. Het dansen is daer niet gebruyckelijck, wert alleenlijck gedaen by de hoeren en soodemijtse jongers, daertoe gehuyrt ofte ontbooden werde. Daer werden gheen proopoosten van consequentie off consideratie voorgestelt. De meeste hoop swygen, weynich redenen overluydt gevoert, verscheyden spreecken met haerre naestgeseetenen in ’t heymelijck. Naer de maeltijt is de Coninck met eenige in de gaeldery gegaen,<noinclude></noinclude> r143ntrm5qyw1rw1qqmdriyeqzvhi7n Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/18 104 80105 209534 2025-07-02T15:59:17Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209534 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|742}}</noinclude>alwaer mede ben geseeten; beneden op de plaetse verscheenen eenige worstelaers en werden eenige guychgeleryen aengerecht. Tegen den avont soo werde de gevangen Coninck van Gilan, die gerebelleert hadt, voor den Coninck verthoont, die met sijn handt winckeden, te kennen gaff, dat hem souden depescheeren. Sy hebben hem geleydt aen een hoogen mast, die dicht daerby opgericht was. Sy sloegen een scherpe haeck tusschen sijn caeckebeen door en hijsten hem omhooge sy schooten op hem verscheyden pylen sonder scharp; tegen den nacht werde door last van de Coninck met een roer doorschooten. Ondertusschen heeft Godtie * Nasar en andere principaele van de Armeniërs en Sulfalynen ons somwylen besocht en sijn 13 July op een maeltijdt van ons getracteert. En werden op dato ingebracht ontrent de 2000 hooffden van eenige rebelleerden. Huysbeecken<ref>Vgl, hiervóór, blz. 191, noot 5. Uzbegen, bewoners van Turkestan, thans bekend als Tartaren. Turkomannen, of Turkmenen. Zij werden Uzbeg genoemd naar Uzbeg Khan van de Gouden Horde" en bewoonden de sedert de jaren tachtig der vorige eeuw bij Rusland ingelijfde Khanaten. Zij zijn vermoedelijk afstammelingen van de bewoners van het oude Turan, tegen wie de Meden en Perzen duizenden jaren lang te strijden hebben gehad. Cyrus lijfde het geheele gebied bij zijn rijk in. Het eind van de onafhankelijkheid der Khanaten kwam in 1881 toen Geok Tepe door Skobeleff werd ingenomen en vele duizenden Turkmenen, mannen, vrouwen en kinderen, zonder genade werden omgebracht. De tragedie van Geok Tepe heeft een zóó geweldigen indruk op de bewoners gemaakt, dat zij zich geheel aan Rusland hebben onderworpen. Gedurende de 19e eeuw, tot 1881, had Perzië veel van hen te lijden gehad. Perzische pelgrims op weg naar Meshed in Khorassan, werden vaak gevangen genomen en als slaven verkocht. Maakte Rusland zich tegenover het in de 19e eeuw machtelooze Perzië in dit opzicht verdienstelijk, het bracht tevens aan den alouden doorvoerhandel van Perzië met Centraal-Azië, waarvan o.a, de O. I. C. profiteerde, den nekslag toe, door de grenzen van Centraal Azië in de jaren 90 der 19e eeuw tegen alle uit het Westen en uit Indië in Perzië ingevoerde waren te sluiten. De handel in stapelartikelen, zooals textielen, thee, indigo enz., welke via Tabriz, Ispahan, Shiraz en Yezd zelfs de grenzen van China bereikten, verloor een groot deel van zijn omvang, en Perzië werd nu een lokale markt. Vooral aan den Engelschen en Britsch-Indischen handel, maar incidenteel ook aan dien van Nederland en andere Europeesche landen, bracht Rusland door zijne ultra-protectionistische politiek groote schade toe. Het was inderdaad mede het reusachtige open "hinterland" van Centraal-Azië, hetwelk de O. I. C. tot hare handelsoperaties in Perzië in staat stelde, en tot ver in de 19e eeuw Perzië tot een zoo belangrijke markt maakte. Omtrent de Turkmenen zie o.a. Curzon's Russia in Central Asia. London 1889.</ref> genaempt; twee van haer principaele cappiteynen deden den Coninck de cop affslaen. Op den 27 dito soo hadde de hartoch. Tochtachan genaemt, een generael bancket aengericht, op twelcken de principaelen van het hoff compareerden. Wy sijn daer mede geweest. Op 't laeste van 't bancket werden hier geleyt twee van de voorsz. Huysbeecken, die de Coninck vry hadden gestelt en met een gouden rock vereert, om in haer landt te vertoonnen, dat oock genaede by de Coninck te vercrygen was. Het scheen, dat sy dese Huysbeecken vreesden, alsoo een strijtbaerre natye is en by naemen in de conjunctye, dat de tydinge van de aencomst van de Turck continueerde en voor vast gehouden werden, die met een leeger van 250 duysent mylen<ref>l. man.</ref> op Bagadet affquam. Wy sijn op den 3 July gereden in twee oorden van moonnincken, in haerre cloosters besocht, alsoo verscheyden malen ons hadden wesen besoecken en vergast. De eenne sijn van de ordre van de Carmelyters, d'andere sijn Augustyners. Het sijn Portugeesen van Goa, aldaer gesonden; hebben bequaeme cloosters<noinclude></noinclude> p4p75slkeodpokuoka2feqazpxfgp49 Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/19 104 80106 209535 2025-07-02T16:38:22Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209535 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|743}}</noinclude>aldaer gesticht, doch aldaer geen vruchten<ref>Het is den Europeeschen zendelingen, ook in later eeuwen, nooit gelukt, onder de Perzische Mohamedanen bekeerlingen te maken; wel lieten enkele Armenische Christenen zich somtijds bekeeren tot het Katholicisme of Protestantisme, maar hoofdzakelijk uit wereldsche overwegingen. De Perzen hebben het hun in de 7{{e}} eeuw min of meer opgedrongen Mohamedaansche geloof geleidelijk tot een bestanddeel van hunne nationaliteit gemaakt. Zie hierover: Gobineau, ''Religions et Philosophies en Asie Centrale''. Van zeer recenten aard, en zeer belangrijk, is ook Leopold Weisz: ''Unromantisches Morgenland'' en een "Vortrag", geciteerd door Franz Babinger in "Islam" in ''Religionen der Erde'' 1929, blz. 498. Die "Vortrag" moet zeer interessant zijn, maar Babinger citeert er maar uit zonder ons te vertellen waar die te vinden is.</ref>, alsoo de Persiaenen botte superstitieuse menschen zijn. De president van de Engelsen heeft mede een treffelijck bancket bereydt, waerop hy ons en verscheyden Persiaenen, alsoock do voornaemste Cristenen genodicht hadde. De Coninck hadde onderwylen den soon van den Hartoch van Siras hertoch van Laar en Ormus gemaeckt, om in absentie sijns vaders de saecken aldaer te verrichten en alsoo verstonden, dat hy gereet was, om naer sijn gouvernement te vertrecken, soo sijn wy op den 3 July op een speelhuyse van sijn vader hem gaen besoecken ende voorvallende saecken van de Compagnie affairen hem recommandeert, gelijck wy oock hem ten hoochsten den Hartoch van Siras bevaelen, de negotye van de Compagnie<ref>De laatste 3 woorden staan in het hs, bij vergissing twee maal.</ref> in Spahan, die door de schult van Visnicht wat haperden<ref>Zie Instructie, dd. 26 Augustus 1626 (no. 130) en Smidt's brief, dd. 21 Juli 1628 (no. 131).</ref>. Wy hebben eenige maelen mentie ghemaeckt van de affayren van de Compagnie, gelijck hiernaer noch meerder doen sullen. Soo staet te noteeren, dat behalven het poinct van d'ambassade, hetwelcke meest in complimenten bestondt, de macht mijn gelimiteert was van yets vast te besluyten, soo was mijn hierboven door de heer Coennen<ref>Jan Pietersz. Coen.</ref> belast opsicht te neemen op de proceduyren van de dienaers der heeren Bewindhebberen en op haerre negotie aldaer, doch alles onder de handt, sonder uutterlycke mijn eennige negotie aen te trecken. Toen wy van Batavia vertrocken, soo bevondt hem ditto Coennen becommert, doordien dat het tarderen van de meerdere scheepen hem onversien vondt van behoorlijck capitael, tot de jaerlijckse provisiën voor het cantoor van Suratte en Persia<ref>Zie hierover Visnich's brief, dd. 1 November 1628 (no. 143), en den brief van den G.G, aan dezen, dd. 18 Juli 1628 (no. 126) waarin hem wordt opgedragen, het contract met den Shah te hernieuwen en door schenkages te bewerken, dat men geen schade zoude lijden door het feit, dat de Compagnie zich niet had gehouden aan het oorspronkelijke contract met Molaim Beg (nos.93 en 94) waarbij zij zich verplichtte, jaarlijks voor 30.000 toman aan goederen en voor 10.000 toman aan contanten te zullen aanvoeren. De G.G, had slechts voor f 100.000 (+2500 toman) kunnen zenden. De oorzaak hiervan was, vermoedelijk, de eenigszins benarde toestand der Compagnie, waardoor van uit Nederland niet voldoende contanten werden verzonden. Volgens Mansvelt (blz. 84) bedroeg toen het kapitaal in Indie niet meer dan ƒ 4 à f 5 millioen. Tegenover het kapitaal der Compagnie ad f 6%, millioen stond reeds in 1622 een opeischbare schuld ad f 8 millioen.,,Het vermoeden ligt voor de hand" zegt Mansvelt,,,dat men voor een passief stond, zonder dat Bewindhebberen toen nog op een gevestigde positie in het Oosten konden wijzen." Wat Visnich ook mocht misdreven hebben, de samenloop der omstandigheden, zooals bovengenoemde contract breuk, het overlijden van Shah Abbas en de verzwakte positie van den Gouverneur van Fars, dit alles was hem zeer ongunstig.</ref>.<noinclude></noinclude> 6znrxay3rhejqon3r8lwsgyj80zlw6b Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/20 104 80107 209536 2025-07-02T16:41:42Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209536 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|744}}</noinclude><nowiki /> Hetgheen aen contant voor Persia ontbrack, wert meest gesuppleert met peper, welcke spetye aldaer minst begeert is<ref>Dit was slechts tijdelijk; later bleef peper een der grootste artikelen.</ref>. Soo was ditto Coennen hierin beswaert, vreesende, dat van Coninckswegen swaericheyt souden maecken alle het gesonden cargasoen't'ontfangen, dewijl de helfft van 't gecondioneerde contant niet mede en brachten. Soo hadde hy aen mijn serieuselijck gerecommandeert, dat soude besorgen, dat alle de goederen mochten gelevert te werden en, soo ergens aen haeperden, dat by den Coninck ende Hertoch van wegen de prince ten dienste van sijnne ondersaeten souden versoecken. Dit point was by mijn al in 't werck gestelt en mijn was alle faveur van den Hartoch toegeseydt. Ten anderen was mijn geordineert de handt aen te houden, dat het contract, met den voorleeden Coninck gemaeckt, twelcke nu geëyndigt was, voor andere drie off ses jaeren souden gecontinueert werden. Dese onderhandelinge werde by Visnich secretelijck gecontramineert en met onreden openbaerlijck tegensproocken en dat, om sijn particuliere insichten en baedtsuchticheyt; hy allegeerde wel frivole oorsaecken sonder redene, maer sijn extreme gierijcheyt en ambitie die hadden een ander insicht. Het was hem niet genoech, dat hy in de tijt van ses jaeren wel 200 duysent guldens hadde verovert en vergaedert; op wat manier is ons meestendeel wel bekent. Dit verhaelde contract en heeft evenwel geen effect gesorteert, soo door quade meneën van Visnich, die ick wel te boven ghecoomen souden hebben, ten anderen door een groote langduyrrige sieckte, daerin gevallen ben en daernaer door 't vertreck van den Hartoch van Siras, die genoechsaem onse patron is en hem onsen handel ten hoochste importeert, alsoo onse scheepen in sijn gebiedt lossen en laeden ende goederen door ditto sijnne landen opgevoert werden. Ick hadde dito Visnich soo dickmael vermaendt, dat alle onse saecken vereffenen, dewijl dito Hartoch hier was, alsoo niet één tot ons naerdeel souden dorven spreecken, als ditto aen ons syde was. Hy heeft altoos tijdt soecken te delayeren. Wy sijn op den 9 July genoodicht op een maaltijt by Moelambeeck, des Conincks coopman, aen welcken ons goederen volgens het contract doorgaens gelevert hebben en van wie wy de syde ontfangen. Is een machtich man, die in auctoriteyt grotelijcx by dese Coninck toegenoomen heeft, twelcke de heeren meesters al te schaedelijck geweest is. Is geprocedeert door de onversoenlycke haet die Visnich en Moelambeeck malcanderen lange tijdt gedraegen hebben. Ick hadde seer gheerne haerluyden gereconsilyeert, alsoo de Compagnie seer schadelijck geweest is en nu wel voorsach wat deselffde in dese nieuwe regyeringe soude connen baeren. Moulambeeck had alles in mijn hande gestelt, bereydt sijnde tot mijnder versoeck hem te reconcilyeren. Visnich wilde nergens nae luysteren en soo sijn des Compagnies dingen seer verachtert. Soude hem wel tot redenen gebracht hebben en sijdt (l. zijn) quaedt voornemen verbroocken; dan mijn sieckte, als verhaelt, heeft alles beledt. Doen heeft Visnich de ruyme toom gehadt, heeft mijn verkeerdelijck van alles geïnformeert. En alsoo buyten matyerye is, soo lange woorden over dit ponct te maecken, soo sal hier eyndighen en dit alleen seggen, dat het soude vreemt sijn daer een<noinclude></noinclude> 3l2dzq6myucd66cv18edgmtl6bgw008 Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/21 104 80108 209537 2025-07-02T16:49:41Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209537 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|745}}</noinclude>dienaer van de Compagnie hem directelijck souden bandeeren tegen sijnne meesters voordeel. Soo staet te mercken, dat sijn conscyentie hem overtuychden en dat oock voorseeckert was, dat hy door ordre van de heeren meesters soude opontbooden werden en door de heer Jan Pietersz. Coen zaliger gelicht. Soo was sijn eenige intentie de saecken in sulcke confusie te stellen, dat, opontbooden sijnde, verstaen soude connen werden, dat de Compagnies saecken sonder sijn ervaerrenheyt niet soude connen gereddert wert (l. werden). Sulcx is gebleecken, dat, naer hy door Coennen zaliger opontboden werdt, heeft door alle versocht, om den Raedt te perswadeeren, dat verstaen mocht werden, dat hy neffens den gesonden directeur. De la Court, souden overblyven, hetwelcke hem affgeslaegen sijnde, is schelmachtich by nacht wechgereeden.<ref>Vgl, hiervóór, blz. 367 vlg. Over de geheele Visnich-episode trof ik in de ''State Papers'', Colonial, East-Indies and Persia 1630-1634, blz. 200, alleen het volgende aan in een brief, dd. Ispahan 26 September 1631: "..., their former principal. Visneck, fled these parts, pretending for Holland and left his accounts unfinished or cleared with Mullaymbeage (Molaim Beg), by whose conveyance he made his escape". Indien dit laatste juist is, zou men daaruit kunnen afleiden dat Visnich's haat voor Molaim Beg slechts gesimuleerd was en deze laatste hem integendeel een clandestiene provisie uitkeerde.</ref> Tot Malambeeck, alsvoore verhaelt, gecomen sijnde, soo vonden daer veel principaele van 't hoff van de Cristenen. Visnich ende president van de Engelsen, alwaer ontrent drie uuren geseten sijnde, is questie tusschen Visnicht en de Engelsman geresen en, alsoo Visnicht sijn mes begonde te trecken, is daerover van de Mooren qualijck getracteert, doch hebbe hem ontset<ref>Noch in de "'State Papers'', noch in de ''Letters from the East'' is hierover iets te vinden.</ref>. Sijn<ref>Dit "sijn" is overbodig.</ref> daernaer weeder door verscheyden inductie uuterlijck gereconcilyeert sijnde, soo is Visnich by den Engelsman gaen sitten en sijn arm om den hals slaende, veynsende hem yets secreet te willen seggen, soo is opgestaen, den Engelsman met sijn arm nederdruckende en heeft denselffden vooraleer op de been cost comen, seer deerlijck getracteert, doen datelijck weggeloopen en te paerden ontcoomen. De Engelsman daernaer, door quade informatiën, heeft een van ons volck gequest. Wy sijn over alle dese confusiën gescheyden, alhoewel de maeltijt noch niet aengerecht was. De Engelsman heeft sich t's anderendaegs seer by mijn doen verexcuseeren, desgelijcx heeft Moulambeeck persoonlycke gedaen, versoeckende, dat de saecken ten quaedtse niet wilden gedencken, beclaechde hem seer over Visnich, die oorsaecke was van sulcken onheyl, tot synen huyse geschiet. In dese coniunctye mijn vindende, dat wel goede raedt en resolutie van noode hadde, soo ben in langduyrige coortse vervallen, die mijn ten uuterste brachte. Corts daernaer is mijn volck te saemen met gelycke sieckten bevangen. Het scheen, off al tsamen vergeven waeren, was geen ophouden aen<ref>Hier wordt niet onduidelijk te kennen gegeven, dat Visnich aan Smidt en de zijnen eenig vergif, althans een sterk purgeermiddel had ingegeven, althans had doen ingeven. Visnich was waarschijnlijk vaak in min of meer kennelijken staat van beschonkenheid, maar dat was denkelijk met vele anderen het geval, ook met de Engelschen. Dergelijke dronkemanspartijen waren dan ook in het geheel niet ongewoon.</ref>. Hierentusschen ginck Visnich sijn gange en deede alles conform sijn intentie. Als mijn somtijts quaem besoecken, perswaedeerde mijn naer sijn gelieve.<noinclude></noinclude> t05dxmcq8pu4k6khtvu7tojj860r7lw Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/22 104 80109 209538 2025-07-02T16:54:28Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209538 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|746}}</noinclude><nowiki /> Moulambeeck quam mijn eenighmael besoecken, gaff mijn wel goeden raedt, dan dorste dien in die tijdt noch niet volgen; wilde oock niet schynen te verwerpen. Sijn avijs was, dat alle simulatyen aen den syde setten en de Compagnies saecken openbaerlijck souden by der handt neemen, presenteerde mijn groote avangyen by den Coninck te ververwen(!). Gecomen sijnde tot den 17 July en seer swack sijnde, soo hebbe by den Hartoch van Siras gesonden en doen weeten, hoe dat verstaen hadde, dat Sijnne Mag{{sup|t}}., apparentelijck in corte wel mochte uut der stadt vertrecken en dat ick door mijn swacheyt hem niet souden connen volgen; daerop hem vriendelijck versochte, dat by den Coninck wilden aenhouden, dat my behoorlijck depesche mochte becoomen en dat myne brieven van de Hoog. Mog. Heeren Staeten-Generael en mijn ....<ref>In het hs. opengelaten.</ref> metten eersten mochte werde verantwoordet. De voorsz. Hartoch heeft ons alle sijn faveur naer vermogen toegeseyt, dan evenwel ons geraeden, dat ons hierover souden adresseeren aen den hartoch Tochta Chan, opperhoffmeester, wiens ampt hy seyden te weesen soodaenige depeschen te vervorderen. Dat voordese geen mentie en hebbe gemaeckt van het solliciteeren van mijn affscheyt, soo is de voornaemste oorsaeck geweest, de opmerckinge van de sayson van ons affreysen, waervan d'ordinary tijt is ontrent het beginn van October; de soomermaenden sijn niet wel mogelijck om reysen als by nacht. Ons werde meede aengedient van een groote afronte, den ambassadeur Mousabeeck door eenige Cristenvrouwen op de straet aengedaen, ter oorsaecken dat hy weygerden te voldoen aen eenne van haerre natye een goede somma van penningen, daerin hy gecondemneert was. Ditto Mousabeeck heeft hem seer verloopen van 't begin, dat in Persia arriveerden, door sijnne groote gyericheyt en sinistre practyken, die hy gebruyckten. Hy heeft aen onse natie, nochte aen mijn saecke, niet veel gunste beweesen. De groote vrientschap aen hem beweesen heeft niet gedacht. Over eenige gepretendeerde fingeerde inyuriën heeft soecken te wreecken. Wy hebben daernaer tot onser leedtweesen verstaen, hoe dat den Hartoch van Syras voorgenoomen hadde uut het hoff te vertrecken. Het uutgeven was, dat hy om sijn gesontheyt vertrock naer eenige naergelegen geberchten, om aldaer hem in de coelte te vermaecken en te gaen yaegen, maer inderdaet was de tegenheydt, die hy in 't hoff hadde, en misbruycken van dien. Hy sach daer verscheyden, die by den voorleeden Coninck noch <ref>Lees: niet.</ref> in staedt off aensien geweest waeren, de familiaeste by den Coninck te sijn. By 3 à 4 bestonde het principaele beleydt van het rijck. Dese wisten de tijdt wel in waer te nemen en van de gelegentheyt haer wel te apronecheeren<ref>Dit woord is vermoedelijk verminkt.</ref>. Daer werde in 't hoff seer sterck gedroncken, waervan de Coninck wel de principaelste was, waerdoor sijn respect oock gemindert werden, soodat eenige maelen gebeurt is, dat sommige met hooge woorden malcanderen in presentie van Sijn Magesteydt geïniuryeert hebben, eenige oock handtdaedich geworden sijn. Dese proceduyren waeren de Coninck wel leedt, dan alsoo hy jonck was en sijn auctoriteyt noch niet te seer bevesticht, soo most noch voor een tijdt dissimuleeren, behalven dat eenige van<noinclude></noinclude> czxxaawamcgo3h8dq1j6kx5xisaq3ns Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/23 104 80110 209539 2025-07-02T16:57:46Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209539 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|747}}</noinclude>desen als principaele instrumenten gebruyckt waeren, waerdoor de Coninck soo subitelijck in sijn rijck gestelt werde. Dit onverwacht vertreck van den Hartoch is de saecken van de Compagnie seer schaedelijck geweest, alsoo Moulambeeck, des Conincks coopman, alsdoen hem heeft soecken te revengeeren over Visnich, questie moverende over het manckament van gelt en te groote overschoot van peper, twelck veel importeerde; ditto coopman soude hem niet hebben dorven roeren, soo de Hartoch present waere geweest. Dese questie soude by mijn wel voorgecoomen sijn in presentie van den Hartoch, die mijn all faveur hadde toegeseyt, off soo mijn sieckte mijn niet hadde beledt. Het voorhaelde vertreck heeft in mijn saecke oock verachteris en verhinderis gebracht; de licentie en abuysen in 't hoff werde dagelijcx grooter. De grooten, die doen regeerden, hadden noyt van de intentie van des oudes Conincks ambassade verstaen, gaeven in 't laetste eenichsins bedectelijck te verstaen, dat over mijnne besendige behoorden te handelen met den Hertogh van Siras, alsoo sijn governament toucheerde en dat mijnne intentye hem bewust was. De gewisse machtige affcompst des Turcks en vreese van rebellye causeerden in 't hoff gheen cleynne alteratye, soodat weynich lust hadden op vreemde affairen te dencken. Sy monsterden en sonden dagelijcx veel volck aff, soodat ten eynde byeenbrachten ontrent de 80 duysent mannen, meest te paerden. End alsoo daerentusschen de differentye tusschen den Coninck coopman en Visnich vermeerderde en malcanderen niet coste verstaen, soo is by het hoff verstaen, haere questiën te stellen in handen van Mamet Alibeeck, twelcke my door Visnich sijnde geraporteert en mijn assistentie versocht, soo hebben daetelijck aen Mamet Alibeeck dese saecke ten hoochsten doen recommandeeren, diewelcke voor antwoordt gaff, dat bereydt was, alles wat sijn vermogen was, te effectueren, daerneffens oock mijn doende aenseggen, dat hy besorgen souden, dat vóór het vertreck des Conincks mijn expeditye soude procureren. Op denselffden avondt hebbe noch aen den hartoch Tochta Chan gesonden, om de bovenste saecke hem mede te recommandeeren; dan was met den Coninck uutgereeden. Des anderen daechs weeder tot sijnnen huyse gesonden; dan, bevonden, dat geheel vroech was uutgereeden. De oorsaecke, dat dito hartoch soo qualijck te spreecken was, procedeerde door verscheyden nieuwe swaricheden, in 't hoff gemoveert, oock dat de Hartoch van Gorgestan<ref>Georgië.</ref> sijn ambassadeur aen 't hoff hadde gesonden, diewelcke gheen cleyn naerdencken causeerde, als in 't journael<ref>Vgl. hiervóór, blz. 729, noot 1.</ref> verhaelt staet. Hebbe den 1{{sup|en}} Augusti weder tot Mamet Alibeeck gesonden, versocht, dat mijn een uuyre soude stellen, om hem te spreecken; dan vonden hem bereydt, om metten Coninck uut te ryden; dan, dede my aenseggen, dat op naestcommenden dach mijn selffs wilden besoecken. D'oorsaecke, dat den voornoemde hertoch en Mamet Alibeeck soo instantelijck sochte te spreecken, quam doordien<noinclude></noinclude> evtgk83ab25xj8wqf01dpzi7q9btkb2 Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/24 104 80111 209540 2025-07-02T17:02:09Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209540 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|748}}</noinclude>Visnich sich vindende besedt van in Compagnies saecken te verde verloopen te hebben, nu het te laet was seer ernstich mijn assistentie versocht. Op den 3 Augusti is Mamet Alibeeck tot onsen huyse gecomen, en naerdat de saecken van de Compagnie ten hoochsten hem hadde gerecommandeert, soo hebbe hem de translaeten van myne brieven aen de Coninck<ref>Vgl. nos. 105 en 109.</ref> hem overgegeven ende expeditye van deselffde bevoolen. Hy vertoonden sich t'onvreeden en bedroeft over de standt des hoffs. Onder andere seyde mijn: Ick, die eenige malen van den ouden Coninck versocht hadde acht negen daegen licentye te hebbe, te mogen vertrecken, om ordre op mijn saecke te stellen, heb sulcx niet conde vercrygen. Worde nu in soo verde landen voor drie vier jaeren wechgesonden; presenteerden mijn andermael sijn dienst, doch rondelijck mijn uutseggende, dat weynich in dese tijdt voor mijn te verrichten was. Als nu wederom een tijdt cranck was geweest en weynich by mijn conde verricht werden, soo is op den 14 ditto Moelambeeck, des Coninckx coopman, mijn coomen besoecken, claegende seer over de vileyne prociduyren van Visnich, die geen moeyten off oncosten hadde gespaert, om hem by de groote in affgunst te brengen. Hebbe hem naer vermogen ter neder gesedt. Onder verscheyden vityen die in 't hoff domineerden, soo waeren de jalousyen ende envie niet de minste, welcken onder anderen oock causeerden verachternisse in verscheyden affairen, soodat degheenen, die vóórdesen het meeste bewindt van saecken hadden gehadt, nu haer sochten te onttrecken van aller vreemden off particulierren negotiën. Sy deden haer door haerre portiers excuseeren, off dat sy sliepen, dat qualijck te pas waeren, off dat by haer vrouwen waeren, off ten hoochsten geoccupeert; als eenige lang gewacht hadden, soo quaemen in haeste voort, voorgevende dat van den Coninck ontbooden waeren. Sy reeden oock dickmaels haer achterduerren uut. Tot dese verwartheyt off bescruemtheyt waeren sy meest gemoveert door de ongescickte proceduyren van eenige grooten, ten deele vrienden van de Coninck, die in presentie van den Coninck en den Raedt — soo wanneer sy eenige affayren voorstelden off recommandeerden — spottelijck seyden: hoe sijn hem sijn handen gesmeert, hoe is zijn tong gesalft. Dusdanige confusiën maeckten een grooten onderlingen haedt en uutstel van saecken. In verscheyde uutheemse saecken, alsoock van eenige ambassadeurs, werden niet uutgericht, werden geremitteert tegen het vertreck des Coninck. Het optrecken van den Coninck tegen het affcoomen van den Turck werden opentelijck uutgespreyt, als tot meerder ontsicht<ref>Ontzag?</ref>; warde doch by de meesten gehouden, dat pro forma gescheyde. Daer waerren verscheyden opinyen en dispuyten over dit optrecken. De Coninck was hiertoe selff onwillich. Sijn overgrootmoeder, die drie Coningen overleeft hadde, een vrouw van seer groote auctoriteyt, compareerden eenich mael in den Raedt<ref>Vrouwen hebben aan het Perzische hof dikwijls groote macht uitgeoefend. Dat was het geval met Atossa, dochter van Cyrus; onder de regeering van Xerxes met Parysatis; onder die van Darius II en Artaxerxes Mnemon, tijdens de Sassaniden en ook in den Chalifentijd (Harun al Rashid en Sheherazade).</ref>. Sy ontriedt dese saecke ten hoochsten, soo om sijn jonckheyt, als andere redenen. Evenwel men liedt<noinclude></noinclude> f1ofv9dtwqknyi5xonnwi8oyoilrklx Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/25 104 80112 209541 2025-07-02T17:10:44Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209541 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|749}}</noinclude>openbaerlijck uutspreyden van het optrecken van den Coninck, alle noodtwendicheyt daer toe preparerende. Nochtans daernaer, als die ongunsten in 't hoff toenaemen, en dat eenige van groote geslachte haerselffven hooger beroemden, als diegheennen, die by den overleeden en desen Coninck het oppergebiedt in de legers hadden gehadt, soo is ten laesten naer 't optrecken van den Coninck op de wech genoechsaem door de protestatie van de veltoversten hy genootsaeckt geweest verder te trecken. En alsoo ick bevonde, dat de verschillen tusschen Visnich en de coopman van de Coninck vermeerderde, alsoo het eene verschil uut het ander rees, soo hebbe ick scrifftelijck aen den hartoch Senechal<ref>Zainal Khan.</ref> en den hartoch Tochta Chan geremonstreert, dat de coopluuden mijn claegden, dat Molambeeck met groot ongelijc haer bejegende, dat haerre goederen nu daer soolange in soo groote hitten hadden gelegen en dat de regentijdt haest souden genaecken. Tochta Chan heeft belooft, hierin alle sijn divoir te doen, versoeckende, dat hem verexcuseeren soude byaldien hem tegens my niet en quiteerde conform sijn genegentheyt; dat de groote occupatiën van 't hoff ende het leger hem ten uuterste travailleerden. De hertoch Tochta Chan, generael van de cavallarye, antwoorde mijn met een brieff, met alle belofften en oock soodanige complimenten als een minder aen sijn meerder doet, mijn oock toeseggende, dat mette eerste tijtsgelegentheyt mijn souden commen besoecken. Hebbe oock op den 23 Augusty aen den Hertoch van Siras gesonden over de voorseyde oorsaecke, om hem te vermaenen, dat van sijnnenweegen aen Moelambeeck serieuselijck wilde vermaenen, dat de coopluyden geen oorsaecke van clachte gegeven werde, dat hy ordre souden stellen, dat de goederen ontfangen werden, en dat hy naer vermoogen alle vlijt aenwenden soude, dat hy provisie van syde soude procureren tot betaelinge van ditto goederen. Ditto Hertoch heeft mijn schriftelijck geandtwoort, met overtollige complimenten sijn faveur toeseggende naer vermogen. De oorsaecke, dat ick soo verscheyden maelen de affayren van Visnich hadde gerecommandeert, is gescyet eensdeels ten aensien de nootwendicheyt van de saecken, ten anderen dat, naerdat Visnich door sijn perticuliere motyven geduyrende mijn sieckte en buyten mijnne weeten, sonder noyt het contract was affgegaen<ref>Zonder ooit het contract nagekomen te zijn (?)</ref>, alsoo dese goederen noch conform het contract mosten gelevert werden, twelck als door mijn tolck was te weeten gecomen, mijn misnoegen hem hadde doen verstaen, soo heeft mijn willen doen verstaen, alhoewel dat anders geïnformeert was, dat hy contrary het contract niet hadde gehandelt, maer dat een simpel provet<ref>Preuve, Geschenk (?)</ref> was gedaen<ref>Ik kan deze zin niet ophelderen.</ref>. Eenige dagen daernaer is by my gecomen, hem seer verbaest toonnende: Heer ambassadeur, men doet ons ongelijck. Wy coomen by U, om te claegen over het ongelijck, dat men ons doet; ghy sijdt onse ambassadeur; wy moeten onder vleugelen schuylen etc. Ick hebbe hem doen wel hart bestrafft over sijnne loose proceduyren; ick hebbe aengenomen alle mijn divoir te doen, doch met protestatie, dat ick wel seecker wist, dat in sijnne verdrayde<noinclude></noinclude> 6s8l3xb9kc7w1g5vjke0bbasygup2jp Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/26 104 80113 209542 2025-07-02T17:12:29Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209542 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|750}}</noinclude>weegen niet goedts voor mijn te verrichten was, jae, dat mijnselffs soude contramineeren, alsoo mijn misgunnen soude yets goets uut te richten. De Hartoch Senalchan, op den 28 Augusty mijn tolck en een van mijn volck gemoetende, heeft mijn seer doen groeten en toegeseydt, dat soo haest haerre feest over was mijn wilde spreecken. Daernaer op den 30, heeft de Coninck een generael bancket gehouden, daer wy meede opgeroepen waerren, daer oock gehoopt hadden te comen, dan en heeft niet connen geschieden, tot mijn groot leedtweesen, alsoo tot dien tyde mijn met een groote coortse besedt vont. Dese coortse berooffden dien sy bevangen had niet alleen sijn gesontheyt, maer oock voor een tijdt van sijn sinne. Op deselffde manier was het oock met mijn volck gestelt. Op den 7 September heeft de Coninck tot mijnne logement gesonden, om te vernoemen, hoe met mijn gestelt was. Hebbe op haerre manier doen antwoorden dat tot dyenst wel was, en dat verhoopte Sijnne Mayesteyt voor sijn vertreck te sien. En sijn op desen dach verscheyden hooffden op de marckt gebracht van eenige rebellen van een provencie. Candahaer genaemt, diewelcken in dese tijdt haer nu eerst geopenbaert hadden. En alsoo wy tsanderdaegs verstonden, dat de Coninck naer de middach op de medaen<ref>Plein.</ref> coomen souden, soo hebben ons tegen den avondt derwaerts gevoecht; dan vernaemen, dat niet uutgecoomen was en dat in conversatye met sijnne vrienden geraeckt was. Daer sijn expresse tydinge per poste op den 9 in't hoff gecomen van het naerderen van den Turck, die in verscheyden troupen hem verdeelt hadde, dat de Vesir Bagadet * naerderde. Oock mede verstonden, dat de Huysbeecken * op een nieuw tegen den Coninck gerebelleert waeren en in des Conincks landen gevallen. Tegen alle dese rumoeren soo werde in 't hoff ordre gestelt en eenige van de groote affgevaerdicht. Door alle dese geruchte van oorloge beducht sijnde, dat de coninck wel eerder uut Spahan mochte vertrecken als wel was gedacht, so hebbe dan schriftelijck mijn affscheyt en depeschi versocht, remonstrerende, dat tot mijnnen leedtweesen Sijnne Mag, op de weg niet souden connen volgen; daeromme Sijnne Mag, ordonneren, dat ick vóór sijn vertreck soude moogen werden gedepescheert. Mijn versoeck den Coninck gepresenteert sijnde, heeft sulcx geconsenteert, den secretarius belast, dat mijn affscheyt souden gereedt maecken. Hy heeft mijn oock toegestaen het uutvoeren van 12 paerden, die ick hadde versocht. Twee dagen daernaer, dat mijn versoeck was voorgestelt soo is de Coninck subitelijck opgetrocken uut Spahan naer een van syne hoven, drie mylen van der stadt, om aldaer 6 á 7 daegen te vertoeven. Ick hebbe mijn mamander * off opsiender van mijn huys, een man van aensien, neffens mijn tolck daerneffens gesonden om mijn depesche by den secretarius te procureeren, met ordre, dat sowanneer dat sulcx souden becoomen hebben, mijn in haeste te aviseeren, om dan datelijck mijn derwaerts te voegen, om persoonlijck den Coninck te salueren. Mijn affgesonden, hebben niet naergelaeten den secretarius te soliciteeren,<noinclude></noinclude> tfxryzpr5hl30bbv2a2imenc4zrkbns Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/27 104 80114 209543 2025-07-02T17:33:07Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209543 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|751}}</noinclude>die hun alle toesegginge dede. Dan, alsoo hierop continuelijck insteerden, soo heeft ten laesten bekendt, dat tot sijnne grooten leedtweesen het translaet van de brieven van sijn Princelycke Ex{{sup|cie}}.<ref>No. 105.</ref> verleydt was en dat naer veel gedaen moeyten niet hadden connen vinden. Dit accident quam mijn onverwacht voor, alsoo ick mijn gereet hielde, om alle uuyren, ontbooden sijnde, te moogen op sitten. Hiermeede scheen my oock benomen mijn intentie om den Coninck in ditto hoff te spreecken. Soo hebbe datelijck ordre gestelt, dat op een nieuw mochte werden getransporteert; dan bevonde, dat de secretarius, door dien ditselffde moste geschieden, uut de stadt was, waervoer dat 4 daegen hiermede verloeren werde, die mijn voorneemen frusteerden. Dit mancquament van 't translaet van de brieven is meest geprocideert door dese oorsaecke, dat, alsoo de Persiaenen een suspichieuse natie is, soo hadden sy belast de brieven van sijn Princ. Ex{{sup|cie}} by yemant te laeten translateeren, om het {met} mijn te confereren, soodat schijnt dat, dese translaeten daernaer op sijn behoorlycke plaetse niet geleyt waere en in dit optrecken niet te vinden waerren. Soo hebbe dan den mamander met mijn tolck met haerre voorgaende ordre weder affgevaerdicht. Ick soude neffens haer wel mede gereyst hebben, dan vondt niet geraeden, aldaer in 't velt onder sooveel confusie van volck te verbeyden, de meer ick met al mijn volck noch seer swack waeren, soodat maer twee van haer neffens mijn souden hebben connen reysen. De wech was den gehelen dach vol volcx en stoff en aldaer geen plaetse om te logeeren. Yder moet sijn tendt medevoeren, andersins moeten haer onder den blaeuwen hemel behelpen. Ick hadde wel lange tevooren al gedacht mijn affscheyt te versoecken met soo weynich circumstantie als soude moogelijck sijn. Ick waer van meeninge óff die te versoecken aen den Coninck op een bancket, óff hem op de jacht te vinden en aen hem alsoo mijn versoeck doen voorstellen, doordien ick beducht was in volle vergaederinge sulcx voor te wenden, vreesende voor eenige confusie. Want in gevalle sy eenige voorstellen hadden gemoveert, so vonde my gebonde. Indien de oude Coninck hadde geleeft, soo soude ick apparentelijck daer slecht affgecoomen hebben. In mijnne brieven aen den Coninck waeren dese woorden geïnsereert; Ende dan voorts met uwe Mayesteyt te handelen op 't stuck van de hostiliteyt tegens de Portugeesen en over seeckere andere poncten. Nu was het seecker, dat de Coninck op de Portugeesen seer was gepiqueert en dat een groodt deel van sijn ambassade was gefondeert op 't maecken van een gemeen contract tegen de Portugeesen, streckende by naemen, om vooreerst Mascata<ref>Maskate was in 1508 door Albuquerque voor Portugal veroverd. Nadat Ormuz in 1622 aan Portugal ontrukt was, werd Maskate de voornaamste marinebasis in deze wateren, hoewel Maskate buiten de Perzische Golf gelegen is. Daarom vestigden de Portugeezen zich ook te Bender Cong, aan de kust der Perzische Golf. In 1650 werden zij voorgoed door de Arabieren uit Maskate verdreven. Of het den Shah met zijne plannen tegen die stad ernst was, moet zeer betwijfeld worden, want de stad van de landzijde aan te vallen moet hem zoo goed als onmogelijk zijn geweest wegens den verren afstand en de onherbergzame streken, die men met een leger had door te trekken. Maskate, waartoe ook het op den tegenoverliggenden oever van Hindostan liggende Gwadur behoort, is thans een Britsch protectoraat.</ref> te atta-<noinclude></noinclude> 37ostmaeuyspgwc9gbvmn95wp4e2mcq Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/28 104 80115 209544 2025-07-02T17:36:33Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209544 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|752}}</noinclude>queeren, sijnde een haeven en sterckte, van waer de Portugeesen de sijnnen groote overlast doen. Tot dese aenslach waeren van noode geweest ses goede scheepen ten minsten. Dese intentie des Coninck was ditto heer Coennen wel bekent, ghelijck hem mede was bewist de swacheyt van onse macht, die doenter tijdt in Indiën hadden. Hier over sneedt mijn aff alle manieren van tractaeten<ref> D.w.z.: bovendien had men Smidt verboden, tractaten te sluiten; ongetwijfeld een verstandige maatregel.</ref>. Ten anderen so had genoech verstaen de manier in Persia gebruyckelijck, dat wanneer een ambassadeur alsoo voor de Coninck verschijnt hem op een nieuw met een present begroet. Hiertoe was ick weynigh geprovideert, dochte my oock niet geraeden meerder aensien van de consitutye des hoffs te despenderen.<ref>De beteekenis van het tweede gedeelte van dezen zin ontgaat mij geheel.</ref> De ambassadeur van Indiën, tot dien eynde voor den Coninck verschijnende, presenteerde hem op een nieuw 160 duysent gulden. De mamander en die tolck, die affgesonden waeren, deeden haer divoir, brieven uut des secretarius handen te becomen, dewelcke met moeyte becomen hebbende door de groote occupatie des hoffs en by naemen, dat daernaer den Coninck so quaelijck te spreecken vonden, soo liepen hier 6 á 7 dagen mede door. De Coninck vertoonde hem uuterlijck seer facheux, alsoo nu geresolveert was, dat hy tot ontrent de grensen van Bagadet souden trecken om met syne raedt dichter by der handt te sijn. Hy gaff qnaelijck yemant acces, om te spreecken. 's Mergens rede hy op der jacht; den naer middach brocht over met sijn vrouwen en daernaer met drincken; ontrent 4 uuyren saten op, om noch twee mylen te ryden, soodat verscheyden van grooter aensien in veel daegen gheen ghelegentheyt en vonden om hem te spreecken. En alsoo, gelijck voorhaelt is, de tijt hiermede doorliep, en dat de Coninck ondertusschen ontrent 12 mylen verder getrocken was, evenwel, also ick ende eenige van de mijnnen wat cloecker geworden waeren, soo hebbe voorgenomen den Coninck te volgen. Hiertoe soo heb een van mijn dienaers expres aen mijn mamandaer en tolck vooruutgesonden en hen geordonneert den hertoch Senalchan sulcx te commandeeren. Sv hebben den hertoch hierover aengesproocken en mijn intentie verhaelt. De voorschreven hartooch heeft haer sulcx seer ontraeden, de meerder dat geresolveert was dat de Coninck noch 3 à 4 mylen dagelijcx soude voorttrecken, soodat ick seer qualijck souden doen, den Coninck door sulcke quade ongelegen weegen te volgen, de meer ick noch swack waerre. Seggende voort in vryheyt tegen den mamandaer, die sijn dienaer was: wat sal den ambassadeur connen uutrechten, als hier gecoomen sal zijn? Ick sal maeken dat uwe brieven in corten tijdt van den Coninck sullen verseegelt werden, hetwelck u alleen resteert; de Coninck is een kindt, die hem van geenderley saecken verstaedt, noch reeden weet te geven; wat aenspraeck sal hy met hem connen maecken? Daerenboven soo verthoont hy hem nu soo moelijck, dat qualijck yemant hem can comen te spreecken. Hierenboven soo sal hy van sijn voorstel moeten tracteeren met den Hartoch van Siras, aen wie dese saecke<noinclude></noinclude> lfm17j0epgaxz579rrc2uotmq2y8oky Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/29 104 80116 209545 2025-07-02T17:42:26Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209545 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|753}}</noinclude>toucheert weegen de regyeringe van sijnne landen en van dese poncten geïnformeert is." Ditto mamandar quam door faveur des hartochs den Coninck selff te spreecken en alsoo hem van mynenweegen sprack en mijn voorneemen verhaelde, soo heeft hem mede sulcx affgeraeden, ten aensien van de verre gelegen plaetse en dat hy verstaen hadde, dat ick cranck was. Heeft hem verder bevoolen veel woorden van complymente. Gelijck alsvoore verhaelt is, dat ick een van mijn dienaers aen mijn tolck affgesonden hadde, hem aviseerende, dat ick van meenige was den Coninck te volgen, soo hadde ik mijn met twee van de mijnnen vaerdich tot dito reyse gemaeckt. De voorgehaelde mamandar dan zijn affscheyt becomen hebbende, soo sijn hem mede ter handt gestelt de gewoonnelycke geschencken, als men van weegen den Coninck aen een ambassadeur op sijn vertreck vereert, te weeten twee gouden rocken, een gordel, een tulbandt en een jonck peerdt. Met dese geschencken is de mamandar den 27 Septembris uut het leeger gecomen. De copye van de Coninck brieven heeft niet connen becomen, alsoo de secretarius de<ref>die</ref> weygerden, seggende by haer geen manier te sijn. Hier hebbe in 't cort ten deele verhaelt de maniere van mijn expeditie, diewelcken by Visnich en sijns gelycke, boose menschen, wert gecalomnyeert, omdat mijn depesche in mijn absentie vercregen is, daer ick nochtans deselffde van 't begin aen op dese wyse, van noodtswegen hadde moeten versoecken en om eenige consideratyen. Het is waerachtich, dat ick daernaer den Coninck wel gesocht hebbe te spreecken, om simpelijck mijn affscheyt te nemen, maer niet om yets te tracteeren, offte eenighe nieuwe voorstellen te doen, alsoo genoechsaem voorhaelt is, dat sulcx niet geschiet is. Is voorgecoomen en beledt door eenige uterlycke onverdachte toevallen, en onser aller swachheyt, maer niet door eenich verbodt off verhindernisse. Hadde wel gewenst den Coninck in 't laeste te sien, want soude tot mijn eer en profijt gestreckt hebbe. De gemeene saecken sijn daerby niet geïntresseert. Mijn commissie en ordre vereysschten eennichsins weynich byeencompste. De Conincklycke brieven betuygen haerre vergenouchsaemicheyt en sy mentioneeren mijnnen naem tot mijner eere. Ick hebbe mijn respect by den Coninck en de groote gemaintineert sooveel mijn qualiteyt vereyschte, niettegenstaende dat Visnich, uut een verwaende groodtsheyt en vileyn hart, mijn respect by verscheyden heeft soecken te verminderen, opentlijck seggende, dat ick maer een coopman was, van de Prince daertoe niet geordonneert, maer in Battavia daertoe gestelt.<ref>Hetgeen waar was.</ref> Soo is de tolck, beducht sijnde, dat mijn op de wech soude begeven, in post affgecoomen, medebrengende de Coninclycke brieven aen de Hoog. Mog. Heeren Staeten Generael en Sijn Princ. Ex{{sup|cie}}<ref>Nos. 175 en 176</ref>. Verhaelde ons verder, dat de Coninck en Senalchan<ref>Zainal Khan.</ref> haer seer ontraden hadden, dat ick het leger souden gevolcht hebben. Ditto tolck ontraeden mijn sulcx noch meerder, ten aensien de groote<noinclude></noinclude> drdojwd0g9ym8650l3pd1nifweciqub Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/30 104 80117 209546 2025-07-02T17:44:49Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209546 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|754}}</noinclude>ongelegentheyt en gebreck, op de weg gepasseert. Hy hadde den mamander in 't leger gelaeten, om copyen van de brieven te versoecken. De Coninckx coopman Moelambeeck is neffens de Coninck opgetoogen, en soo hy uutgaff, om den Coninck een weynich tijts te convoyeren, maer sijn intentie was anders, als wel gebleecken is. Hy adviseerden ondertusschen aen de syne, dat tegen sulcken tijdt meenden tot Spahan te sijn; dan, ten laesten soo heefft hy doen weeten, dat hy licentie van Coninck becoomen hadde te vertreken voor een seecker quartier, om sijnne particuliere affayren te verrichten en om syde voor den Coninck te procureeren. Tot dese tijdt toe soo lach een soo costelijck cargasoen van de Heeren meesters noch op d'aerde needer en de regentijdt was dagelijx voorhanden. In absentie van Moelambeeck soo conde dese goederen niet gelevert werden. Daerenboven soo en was in Spahan niet een baele syde voorhanden tot de betalinge van dit cargasoen. Doen heeft men in haest expressen uutgesonden, om syde by Moelambeeck te procureeren en met veel moeyten en costen soo hebben noch tot 250 baelen toe becomen. Het cargasoen beliep tot ontrent de 900 baelen toe.<ref>D.w.z. de geïmporteerde goederen vertegenwoordigden de waarde van 900 balen zijde.</ref> Dit is een van de vruchten van de viantschap van Visnich tusschen Moelambeeck, alsoo andersins de volle leverancie van syde ons genoech verseeckert was, gelijck hy andere documenten genoechsaem heb beweesen. Wy hadde geresolveert ontrent den 10e Octobris van Spahan naer beneden te vertrecken, alsoo dit wel de bequamste saisoen is. Nochtans, alsoo Molambeeck aen de syne aviseerden, dat hy van meenige was in corter tijdt weder tot Spahan te sijn, soo hebbe ten aensien van de Compagnies dienste, die sulcx vereyschten, en ter instantie van Visnich, die sulcx op mijn versochte, besloten noch een tijdt tot de compste van Molambeeck te verbeyden. Naer 't vertreck des Coninckx soo en was geen ordre in hoff, maer een puyre confusie, alsoo niet één man van auctoriteyt gebleven was. Duysent handen waeren daer, om te ontfangen en rooven en qualijck één om te tellen. Mijn was een tractement toegeleydt, als verhaelt; dan, naer vertrecken van de Coninck hebbe sulcx niet wyder ontfangen, soo ten aensien, dat de Coninck soo confuselijck was vertrocken, ten anderen, als oock voorhaelt hebbe, dat geen persoon van aensien gebleven was. Soo Molambeeck noch wedergecomen was, soude dese en andere fauten wel geremedyeert hebben. In Spahan was gebleven een vesier, van dewelcken wy ons tractement hadden ontfangen. Ter tyde van mijn vertreck uut Spahan soo resteerden ons noch 700 gulden. Dese en cost mijn tolck van hem met becoomen, hoewel hem dickmael aenspraeck. Twee dagen naer mijn vertreck uut Spahan soo gaf hy twee sapeeten in betaelinge, alsoo hy by het hooft van den Coninck swoer, dat geen 100 gulden in sijn macht hadde. Met diergelycke protestatiën hadde hy mijn tolck om soo cleyne somma een lange tijt opgehouden, gelijck aen verscheyde anderen dede, die van Coninckx wegen gelt te eysschen hadde. Hy was van een yder voor een onbeschaemde fyelt gedacht, twelck aen hem bevonden hebben. Hy was soo stoudt, dat hy aen mijn tolck voorstelden, om mijn aen te dienen, dat middel hadde, om mijn noch twee maenden tractement<noinclude></noinclude> h6zrf02jybrkeejv2r00s9k2y9kn6ms Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/31 104 80118 209547 2025-07-02T17:48:04Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209547 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|755}}</noinclude>te bescaffen, soo hem de helft off daerontrent van wilden laeten genieten. Hebbe hem doen seggen, dat van mijnselff middelen genoech hadden en soo wanneer mijn tractement niet liberalijck van Conincxweegen my werde toegeleydt, dat mijn met sulcke practycken niet souden behelpen. Wy hielden 't voor seecker dat hy dese twee maenden tractement daernaer in reeckeninge gebracht sal hebben. De soon van de Coninckx coopman<ref>Deze wordt in de brieven ook vaak aangeduid als "de Joncker".</ref>, die tot Battavia overleeden was, die moveerde verscheyden questiën wegen de Compagnie tegen Visnich. Hy dede mijn mede hierover aenspreecken, alsmede over eenich verschil van Sr. Jan Luycas van Hasselt. Dese soon van den coopman genaempt Mamet Tachy, was by testament van sijn vader voor erfgenaem bekent, doch hadde aen de heer Coenen de opsicht bevoolen. Dese voorhaelde leyde naer 's vaeders overlyden soodaenighe leven, dat, byaldien by Coennen zaliger daerin niet waer versien, de vaders en Coninckx goederen in cort doorgebracht soude hebben. Sijn principaele goederen werden versegelt en alsoo neffens sijn andere goederen naer Persia gesonden. Dese voorsicht was by desen Mamet Tachi, een de snootse schelm, soo qualijck opgenomen, dat hem overal onderwege ende in 't hoff, hem ten hoochsten heeft soecken te wreecken, veel vileynyen van de heeren Meesters en de heer Coennen uutsouwen. Hy vertoonde sich mede tegen my heymelijck een bitter vyandt, alhoewel anders tegen hem hadde verdient. In somma alle de oncosten en moeyten, met dese luyden gepasseert, sijn qualijck geloondt. Wy hebben onse devoir gedaen, om de ongefondeerde questiën van den guyt Tachi te stutten. Sijn pretentie op Jan Hasselt warde affgedaen, doch dito moveerde noch een particulierre questie tegen Visnich van 120 duysent guldens. Hiermeede wilde mijn niet moeyen; hy hadde hem daerin gesteecken sonder mijn weeten off consent. Doch dese questie sal by den Coninck moeten werden gedecideert. Visnich sal hem hiervan, naer mijn oordeel, libreren, doch evenwel is seecker, dat hy den Tachi door sijn hooffdicheyt in groote schaden heeft gebracht, soodat door sijnne crediteurs met drie dienaers was bewaert. Hierentusschen soo verbeyden wy met groote hartseer naer de compste van Molambeeck, alsoo de beste coniunctye des tijdts verby ginck en de reegenmaendt van November genaeckte. De goedren laegen noch, alsvoorre verhaelt, tot groodt peryckel. Ick sonde aen Visnich een groote tente, die ick hadde, daer hy sijn beste goederen onder cost verbergen. Hy heeft se niet willen gebruycken, seggende, dat de peryckel en schade van de regen hem niet aen en trock, dat de goederen laegen tot last en schaede van den Coninck en dat Moelambeeck dat soude moeten verantwoorden, die naer sijn vertreck geen ordre hadde gestelt tot den ontfang. Ick vraechde hem off hy noch geen questie genoeg hadde en hoe dat hy een saecke van sulcke importantye soo cleyn cost achten. Doch soo is, door Godes beleyden, de Compagnie voor een al te groote schaede en questiën als miraculeuselijck bewaert, doordien dat in de geheele maendt November, en in 't beginsel van December als niet heeft geregent, twelcke hier al te seltsaem geschiet<ref>Dit is onjuist. Zeer dikwijls komen de eerste regen- en sneeuwbuien eerst tegen Kerstmis.</ref>. Wy sijn hierentusschen den ambassadeur Mamet<noinclude></noinclude> q88ugjfrp1511mgvsbb9cl52dmf4ek2 Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/32 104 80119 209548 2025-07-02T17:54:29Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209548 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|756}}</noinclude>Alibeeck gaen besoecken en van hem ons affscheyt genoomen. Hy lach een quartier gaens buyten de stadt onder sijn tenten, hem ten volle preparerende naer sijn voyagie op Indiën. Hy heeft ons met eenige fruyten getracteert. Hy hadde ons seer geerne op 't avondtmael gehouden; dan, alsoo hy met de coordtse bevangen was, hebben sulcx geweygert. Dat Mamet Alibeeck hier buyten in 't velt lach, was ten deele, omdat hy het hoff nit wilde sien, daer niet een man van waerdye was, en alwaer sy (l. hy) voor dese sooveel vermoogen hadde. Ten andre hadde hem verhaest, ten aensien dat hy een geluckigen dach tot sijn uuttrecken in waer hadde genoomen. Die van Persia observeeren met een groote superstitie die distinctie van alle de dagen des jaers, alsoo sy de eenige voor geluckich, d'anderen ongeluckich achten. Hiertoe soo hebben sy boeckskens ghemaeckt in forma van allmenacken, waerin het geluck van yder dach off uuyr gedestingueert is. Soowanneer zy haer op een reyse sullen begeven, soo neemen hier op een dapper opsicht. Als daer een seer geluckige dach voorhanden is, soo sullen sy een mijl off halff, off daerontrent, uut der stadt trecken, en aldaer haer voorts tot haerre reyse prepareren, om die goede uure of dach niet te verliesen. Gelycke ceremonyen gebruycken sy in de wedercompste in 't incoomen van de stadt. Ontrent drie mylen van de stadt leydt een ronde hooge berch, de (l. die) sy seggen dat deselffde is de eertijts Arabella genaempt geweest is, ten tyde van Alexander wel befaemt. Wy vernaemen op den 4 November uut de dienaers van Moulambeeck, dat hy vermeenden tegen den volle maen tot Spahan te sijn, en byaldien hy alsdan daer niet en was, dat hy ordre soude stellen waernaer sy haer hebben te reguleeren. Wy hebben geresolveert tot die tijdt noch aff te wachten en hebben ons alleynskens tegen den reys te prepareeren, ons besorgende van bonte rocken en mutsen, alsoo in de wintertijdt op de wech van Spahan extreme cout can maecken, soodat tegen de natuyr schijnt te stryden<ref>Dit is onjuist. Gedurende de maanden December-Februari zijn temperaturen van 0° Fahrenheit geen hooge uitzondering in de gebergten en op de hoogvlakten; vandaar dat bijna iederen winter daar lastdieren en niet behoorlijk gekleede menschen doodvriezen.</ref>, leggende ditto Spahan op de hoochte van Sevilla in Spangnen. De vorst en is hier soo hart niet als in 't vaderlandt, maer de winden sijn scarper en schadelycker. Wy waerren altesaemen noch seer swack en met de cortse bevangen. Ick was niet weynich becommert, met soo daenige geseltschap mijn op de wech te begeven en dat in de quaeste saysoen des jaers. Ons quam hier mede besoecken de ondergouvernaer van Siras, die ons tot Syras groote vriendtschap hadde beweesen. Hy trock naer 't leger, alsoo hy overste van 500 paerden gemaeckt was. Riedt mijn seer aff, langer in hoff te blyven en beclaechde seer de miserabele standt van 't geheele rijck, alsoo nergens ordre noch regel en vondt. Dese voorhaelde, Chalibeeck<ref>Ali Beg, vermoedelijk een afstammeling van de dynastie der Atabegs, dan wel een afstammeling van Tamerlan.</ref> genaempt, was van de affcompste van de<noinclude></noinclude> clrg52ch40ae82jc1omeyocma3v0qds Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/33 104 80120 209549 2025-07-02T17:59:53Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209549 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />757</noinclude>voorgaende Coninck van Siras en, byaldien ditto Coninckrijck weder in sijn vrye staedt mochte coommen, soo soude hy de naeste erffgenaem sijn. In 't hoff quam de tydinge, dat de Portugesen met 25 fregatten op het eylandt Kismus waeren geweest, tselffde geplundert en de persoonen, die haer op 't fort conden salveeren, weggevoert. Ditto eylandt leydt ontrent 3 mylen van Ormus. Ontrent halff Novembris verstonden voorseeckerlijck, dat Molambeeck voor dit jaer tot Spahan niet te verwachten was, maer dat hy, door ordre van de hooger<ref>Op hoog bevel.</ref>, opgetrocken was, om syde voor het toecomende jaer te procureeren. Ditto heeft oock ordre aen sijn volck gegeven, om de goederen van Visnich te ontfangen, doch sijn noch wel twaelff (dagen) aengeloopen voor aleer dat Visnich daertoe heeff connen geraecken, en heeft dese fyelen<ref>Fielten.</ref> met smeecken en gaeven daertoe noch moeten brengen. Indien hy haeren meester met de halve courtosye hadde bejegent, soo soude de goederen al over de vier maenden sonder peryckel algelevert sijn geweest, en de syde ten volle daertegen ontfangen. Hierentusschen werde Visnich met eenige processen en by naemen van Mamet Tachy soo van wegen de Compagnie als van sijn particulier gemolesteert. Wy intercedeerden by den derogan<ref>Daroga *.</ref> offte opperrechter naer vermogen, oock door intercessye van goede vrienden. Hy dede mijn alle faveur toeseggen, twelcken oock beweesen heeft. Wy vereerden hem met een cleyn presendt, dat hem seer aengenaem was. Aen Visnich in sijn persoon bewees hy alle cleynnicheyt.<ref>Vernedering.</ref> Eenmaal, in een vergaderinge van veel hondert persoonen, soo scholt hem uuyt voor een fielt, een rabout, en landtlooper. Dit quam Visnich mijn claegen uut spijt met weennende oogen. Als nu seeckerlijck verstonden, dat Molambeeck van dit jaer niet was te verwachten, soo hebbe ick oock met aenraeden van Visnich mijn tot de reyse geprepareert, het volck van Molambeeck ten hoochsten doenden vermaenen, dat de gelegentheyt van het schoon weder niet souden voorby laeten gaen, alsoo de veranderinge van dien dagelijcx te verwachten was; sy hebben mijn alle belofften gedaen en ten laeste den 25 Novembris daer eerst gecoomen. Het was aldaer gelijck een miracel in de nateur geobserveert: het schoon weer dat de geheele maent van November is geweest<ref>Dit is volstrekt geen uitzondering, eerder de regel.</ref>; de Compagnie is hierdoor van een overgroote schaede en questiën gelibieert. Soo sijn wy dan ten laesten op den 26 November opgeseeten en op dien dach drie mylen gereeden tot een dorp. Spanneck genaempt. Visnich, de president van d'Engelsen en andere vrienden hebben ons tot daertoe geconvoyeert. Wy sijn hier noch twee dagen gebleven, verwachtende naer noch eenige lastpaerden ende rest van ons bagagie. Wy hebben dickmael mentie gemaeckt van de hardicheyt en ongemack van de wegen van Persia, maer dito gerijff soude mogen gebalanceert werden met de veylicheyt derselffden, wandt meenne niet, dat eenich landt dit rijck<noinclude></noinclude> hazf1dzsdwpj2zk3njnko9yonihu42j Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/34 104 80121 209550 2025-07-02T18:06:18Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209550 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|758}}</noinclude>daerin te boven gaet. In 't begin des rijckx van den ouden Coninck, soo waeren de weegen in Persia geheel onveylich, soodat quaelijck te gebruycken waeren. Hiertegen heeft soo grooten naersticheydt en straffe aengewendt, dat hy die gebracht heeft tot sulcken seeckerheyt. Daerenboven hadde hy geordonneert, dat eenich passagyer, beschaedicht sijnde, hem adresseere aen de overicheyt van de naeste plaetse, hem sijn schaede aenseggende<ref>Dit systeem bestaat nog.</ref>. By dese werdt alle devoir aengewent, dat de quaetdoenders achterhaelt werden, twelck soo sy niet en effectueerde, soo is die plaetse gehouden de schaede te restitueeren. Door dit gebruyck en door de harde straffen<ref>Nog in het eind der 19e eeuw werden straatroovers levend begraven.</ref> soo sal men selde van eenige swaericheyt op de wech hooren, ghelijck als ons noyt yets voorgecoomen is. Met gelycke gerustheyt en seeckerheyt soo passeert de persoon van de Cooninck sonder hellebarders, archyers<ref>Boogschutters.</ref>, offte andere lijffwacht. Op dese maenier rijdt oock op de jacht, geacompagneert sijnde met 15 á 25 persoonen. Van Spanneck sijn wy den 28 November opgeseeten en voorts onse reyse met gewenscht weder gecontinueert. Wy bevonden naer twee dachreysen een groote veranderinge van een coude locht; de bergen overal met sneeu bedeckt. Wy passeerde evenwel dese wegen ende eenige hooge geberchte, met minder molestye als hy (l. wy} wel hadden gehoopt. Godt sy geloofft, die ons op dese reyse soo veel gunste heeft beweesen. Onse reyse alsoo continueerende, soo sijn wy den 11 December met veel sneeuw tot Siras gearriveert. Wy sijn gelogeert in 't Conincks huyse alsvoore, en alsoo wy hier niemandt van auctoriteyt en vonden, soo hebben onse eygen despense gehouden, twelcke mijn oock geraden was tot Spahan van den onder gouverneur Chalibeeck, in cas dat ick den Hertoch daer niet vonde, doordien ick andersins veel nieuwe — — — — <ref>In het hs. opengelaten.</ref> en dienaers soude hebben moeten contenteeren en met vereeringe versien. De Hertoch was drie dagen voor onser aencompste uut Siras naer het leger vertrocken, in grooter haest van den Coninck opontbooden, met dese woorden: dat indien hy ten ontfangen van sijn gebodt een stuck broots in der handt hadde, om in de mont te steecken, tselffde soude nederleggen en datelijck opsitten. De oorsaeck hiervan was, dat de Turcken subitelijck Bagadet genaedert waeren en een stadt, twee dagen reysen daer van gelegen, met gewelt ingenoomen en alles omgebracht. Byaldien ditto Hertoch aldaer hadde gevonden, soo souden sulcx profytelijck en eerlijck voor mijn gescheennen hebben, alsoo ick wel geadverteert was van het goet tractement, dat hy mijn soude beweesen hebben en een present van paerden, die aen mijn gedaen. Van sijn goede genegentheyt was wel verseeckert door sijn eygen propoosten. Hy hadde tot Spahan een groodt miscontentement over de actyen van Visnich. Evenwel soo was sijn vertreck mijn niet onangenaem, om eenige consideratyen, want alsoo de handelinge van mijn voorstel aen hem meest toucheerden, soo soude hy ongetwijffelt eenich tractaet voorgestelt hebben, de meerder in dese coniunctie, dat de Portugesen soo corts geleeden het eylandt Kismus hadden affgeloopen, en op andere plaetsen hem dreychden; en alsoo wy tot dusdaenige<noinclude></noinclude> 6tny0qkviz7jcyo1wdmpxgt5kjy2ux3 Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/35 104 80122 209551 2025-07-02T18:10:22Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209551 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|759}}</noinclude>tractaeten niet voorsien<ref>Gemachtigd.</ref> waeren, en dat de presenten by ons wel driedobbel souden hebben gerecompenseert geweest, soo hebben wy sijn absentie sonder misnoegen gepasseert. Ten tyde, dat wy tot Siras laegen om ons en onse paerden wat te vermaecken, soo maeckten soo ongestuymich weder van sneeu en vorst en daernaer reegen, dat men 't ongeloofflijck voor dier quartieren gelegentheyt souden achten<ref>Shiraz ligt even hoog als Ispahan, en sneeuwbuien zijn er des winters volstrekt niet zeldzaam.</ref>. Hier sijnde, soo quamen hier 3 Nederlanders by ons, die 5 dagen naer ons van Spahan vertrocken waeren<ref>Vermoedelijk assistenten in dienst der Compagnie.</ref>. Sy en wiste niet ten volle te verhaelen van de groote coude en ongemack, op de wech by haer gepasseert, soodat wy wel ten tyde vertrocken waeren. Sy rapporteerde mede, dat de goederen by Visnich al meestendeel gelevert waeren met schoon weeder. Wy hebben alhier tot Siras tot den 22 December gebleven, wachtende een tijdt naer veranderinge van weeder, twelcke becoomen hebbende, daetelijck opgeseeten sijn. Wy hebben op dien dach noch ses mylen gereden, door den quade diepe wech, met veel sneeuw besedt. Ontrent drie uuyren in den avondt quamen tot onse rustplaetse, daer wy seer qualijck geaccommodeert waeren. Des anderen daechs vonden weynich sneeu op de wech en op den tweeden dach geen, alsoo de constitutie van den hemel ende locht hier te subijt verandert. De coude nam hier daegelijcx aff en cregen een soeter lucht. Op den 30 December ontrent 14 mylen van Laar gecoomen sijnde, soo vonden hier het coorren en gras op 't velt in forma als by ons in de maent April, soo dat wy in zes winterdach reysen alsoo wy twee dagen onderweegen hadden gerust, ons bevonden verlost van soo moeyelycke coude weeder en ons getransporeert in een soo aengenaemen locht. Wy sijn voorts op den 2 January tot Laar gecoomen. Wy bevonden het huys van den Hartoch voor ons geprepareert. Is een schoon gebouw met een playsanten hoff, met orangyen, lymoenen, en citroenboomen besedt, in haer volle fleur te aengenaemer om te sien, dewijl de boomen in Spahan en Siras sonder bladeren en groenten hadde gelaeten. Wy vonden Laar als d'andere plaetsen sonder overheyt noch ordre. De Sultan, die in 't opreysen ons soo grooten vrientschap bewesen hadde, die quam ons tot Siras besoecken en versocht op mijn instantelijck, dat hem voor een daech op sijnne erffgoederen souden comen sien, om een vrolycken dach met hem te mogen hebben, dat hy groote begeerte hadde, om aen mijn te doen verstaen wyen dat hy was. Hebbe hem sulcx niet connen weygeren; dan, het quaet weder heeft het belet. Hy was in questie met de gemeente van Laar. Hy was van daer vertrocken met intentie van niet weeder te keeren. Naerdat wy tot Laar drie dagen hadden gerust, soo sijn wy den 5{{sup|de}} weeder opgeseeten, alsoo de tijdt van het arrivement van onse scheepen genaeckten, waer dat wy naer verlangden, en sijn alsoo voorts gepasseert, sonder dat ons yets notabels op de wech gerecontreert is, tot dat wy op den 12{{sup|en}} dito tot Gamaron gearriveert sijn. Wy sijn aldaer met grooter eere ontfangen, de casteelen oock verscheyden schooten schyetende, en sijn geleydt in een huys, voor ons bereydt.<noinclude></noinclude> 4u4d4crnd805b9tm5l6p3i10tgywjbr Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/36 104 80123 209552 2025-07-02T18:13:29Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209552 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|760}}</noinclude><nowiki /> Wy verwachten alhier naer onse scheepen van Suratti tot den ultimo voorschreven, dat alhier arriveerden ses Nederlantse scheepen, onder het commandement van Anthony del Court, die in de plaetse van Visnich quam succederen. In haer compagnie quamen noch 4 Engelsen scheepen. Den 7 February is Visnich tot Gamaron gearriveert; hy verthoonde goede mynen 't sijnder aencompste tegen den commandeur Del Court, seggende overluydt, dat hy verhuecht was te aenschouwen den persoon, die hem quam verlossen. Dan, sijn perticuliere discoursen vielen daernaer soo veranderlijck, dat sijn desseyn daeruut genoech conden begrepen werden, te weeten, dat niet gesindt was te verhuysen. Onderwylen soo is ordre gestelt, dat onse scheepen in aller vlijt mochten gelost en gelaeden werden. Visnich en rusten ondertusschen oock niet. Hy leyden alderley middelen aen, opdat by den Raedt mochte verstaen werden tot sijnne overblyven aldaer. Hy heeft mondelingh en daer schriftelijck in den Raedt verthoont diverse redenen, die hy seyde, dat hem moveerden te versoecken een jaer in Persia noch over te blyven. By den Raedt werde eenstemmich geresolveert en hem geantwoort, dat sijnne gealligeerde redenen haer niet bastandt scheennen te sijn, om te willen contraryeeren de resolutie, by de heer Generael Coenen genoomen, maer dat sy ordineerden, dat hy metten eersten hem souden gereet maecken en aen boort vervoegen, om sich naer Battavia te transporteeren. Hy heeft geseyt, dat seer wel tevreden was. Daernaer heeft noch verscheyden folyen aengerecht, te lang om te verhaelen; nochtans uutterlijck vertoonnende dat bereyt was om naer Battavia te gaen. By mijn werde nochtans altijdt contrarie gevoelen ten aensien van sijn bedrieggelijck hart, sijn overgroote middelen, sijn kindt, dat hy by een vrouwe hadde, die voor drie jaeren hadden getrouwt, en bovenal sijn conscyentie. Onder de handt soo socht hy den Raedt, soo in de wijn, te solliciteeren en te corrompeeren. Tot meerder bedecksel van sijn opsedt, soo heeft hy aen een yder aengeseydt, dat hy op den 3 Marty sijn foy<ref>Afscheidsmaaltijd.</ref> wilden geven; hiertoe heeft hy genoodicht den Sultan en veel andere Moorren, alle d'Engelsen en Nederlanders, soodat wel 60 persoonen sterck waeren. Hy heeft de maeltijt in 't velt doen bereyden, alwaer wel vrolijck geweest sijn en lustich op sijn behouden reys gedroncken werd. Ontrent en uuyr naer sonnenonderganck soo sijn tsaemen wedergekeert. Visnich is sijn caemer gegaen en met eenige noch gebrande wijn gedroncken. Daernaer, ontrent drie uuyren in den avont is opgestaen en uutgegaen, seggende dat hy by een sloor <ref>Vermoedelijk een vrouwspersoon van verdachte zeden.</ref> ginck; dan, is met een Fransman en twee Moorse dienaers doorgereeden. De commandeur Del Court heeft hem 's mergens doen naervolgen dan was te veel vooruut, is niet achterhaelt. Wy hebben op dato den 14 Marty ons affscheyt van den Sultan genomen, en hem met een redelijck present vereert, recommanderende hem de negotie<noinclude></noinclude> t1au31c7gae4any7a3w20ups81tk25h Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/37 104 80124 209553 2025-07-02T18:15:55Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209553 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|761}}</noinclude>van onse natyën. Dese dach was gedistineert om te vertrecken. De Engelsen waeren al twee daegen geleeden gereet geweest, evenwel ten aensien het verhindernisse, dat de vlucht van Visnich causeerden, soo hebben geresolveert noch twee dagen naer ons te wachten. Om met meerder beleeftheyt Visnich van daer te crygen, soo was by de heer Coenen geordonneert, dat hy commandeur van de vloot souden sijn. Dese plaetse dan vaceerende aen mijn, is die by den commandeur en den Raedt mijn geoffereert; dan, hebbe deselffde om redenen affgeslagen en goetgevonden, dat de vlagge soude wayen op 't schip, daer de commandeur van Battavia op gecomen was en dat tot der tijdt dat in Surati souden gecomen sijn. Soo sijn wy dan op den 6<ref>Vgl. hiervóór, blz. 308, noot 2, waar het vertrek op 16 Maart wordt gesteld.</ref> ditto in Godes naeme van Gamaron vertrocken met ons 6 scheepen, in compagnie van vier Engelsen, en sijn alsoo sonder eenich rescontro geluckelijek op den 26 voorschreven in de com van Sohaly gearriveert. Daer is datelijck ordre gestelt tot het lossen en laeden van onse scheepen. Het commandement van de vloot hebbe ter instantie van den directeur Haesel en sijnne Raedt aengevangen. Soo hebbe mijn dan aen boort vervoecht en met grooter vlijt de scheepen in 8 daegen meest affgelaeden. En alsoo tot Surati ons niet bysonder is voorgecoomen, soo sijn wy op den 25 April weder 't seyl gegaen, om met Godes hulpe onse reyse op Batavia te voleynden. Wy waeren met de Engelsen versproocken, om by den anderen te houden tot voorby de hoochte van Goa, alsoo wy verwitticht waeren, dat de Portugeesen een armado tot Goa hadden toegerust, doch niet weetende tot wat eynde, dan, hebben daernaer verstaen, dat sy deselffde gebruyckt hebben tot het ontsedt van Mallacca. Soo sijn wy dan, conform ons accoort, by den anderen gebleven, passeerende met een goede resolutie dicht voorby Goa in 't gesichte van 't landt; en vier daegen daernae sijn van den anderen gescheyden en voorts onse reyse met goede spoedt continueerende, soo sijn den 14e Juny 1630 voor Battavia gearriveert, alwaer wy eerst verstonden het overlyden van den heer Coennen zaliger en dat de Ed, heer Generael Speck in sijn plaetse was gesuccedeert, aen denwelcken wy het raport van onse reyse hebben gedaen. {{lijn|6em}}<noinclude></noinclude> 8wetxdm96fgnyybuxk32zswrxoncnxp Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/1 104 80125 209554 2025-07-02T18:16:13Z Havang(nl) 4330 /* Zonder tekst */ 209554 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="0" user="Havang(nl)" /></noinclude><noinclude></noinclude> 6fy8ix6czju8r0lz5ain22z7t1pjvxr Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/2 104 80126 209555 2025-07-02T18:16:24Z Havang(nl) 4330 /* Zonder tekst */ 209555 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="0" user="Havang(nl)" /></noinclude>RIJKS GESCHIEDKUNDIGE PUBLICATIËN UITGEGEVEN Z. EXC. DEN IN OPDRACHT MINISTER KUNSTEN EN VAN VAN ONDERWIJS, WETENSCHAPPEN. 79 DUNLOP, BRONNEN ÏOT DE GESCHIEDENIS DER 008TIND18CHE IN COMPAGNIE PERZIË. EERSTE DEEL. ’S-GRAVENHAGE MARTINUS 1930 NU HOEF<noinclude></noinclude> 6zmaxhhysck0eat7gxxfkpr21v9xbdp Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/3 104 80127 209556 2025-07-02T18:16:32Z Havang(nl) 4330 /* Zonder tekst */ 209556 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="0" user="Havang(nl)" /></noinclude>BRONNEN TOT DE GESCHIEDENIS DER OOSTINDISCHE COMPAGNIE IN PERZIÈ UITGEGEVEN H. DOOR DUNLOP. EERSTE DEEL 1611—1038. ’S-GRAVENHAGE MARTINUS NU HOF F 1930<noinclude></noinclude> 1yw70micunnjso6e4wwu8a1k9aqbjiy Pagina:Relaes van den ambassadeur Jan Smidt (naar Persia, 1628-1630).pdf/4 104 80128 209557 2025-07-02T18:16:38Z Havang(nl) 4330 /* Zonder tekst */ 209557 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="0" user="Havang(nl)" /></noinclude>N. V. De Zuid-Holl. Boek- en Handelsdrukkerij, Den Haag<noinclude></noinclude> fzed78p4m09uznqer5k9xze4wndenvl Index:Koninklijke Courant 1809 no 054.pdf 106 80129 209565 2025-07-03T07:24:16Z Vincent Steenberg 280 Nieuwe pagina aangemaakt met '' 209565 proofread-index text/x-wiki {{:MediaWiki:Proofreadpage_index_template |Type=tijdschrift |Taal=nl |wikidata= |Titel=Koninklijke Courant |Ondertitel= |Deel= |Auteur= |Vertaler= |Redacteur= |Illustrator= |Stroming= |Jaar=1809 |Uitgever= |Plaats= |Druk= |OorspronkelijkeUitgave= |Key= |doe_wikidata= |ISBN= |OCLC= |LCCN= |BNF_ARK= |DBNL= |Bron=pdf |Afbeelding=1 |Voortgang=C |Delen= |Pagina's=<pagelist 1=1 /> |Opmerkingen= |NestedInhoud= |Breedte= |Css= |Header= |Footer= }} qrpfaq7pz7r1n87xunt0bcob2aa6t8u Pagina:Koninklijke Courant 1809 no 054.pdf/2 104 80130 209566 2025-07-03T07:26:01Z Vincent Steenberg 280 /* Proefgelezen */ 209566 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Vincent Steenberg" /></noinclude><section begin="konstantinopolen"/>nogmaals iets aantevangen, en zulks te meer, dewijl men verneemt, dat de pacha van Rudschuk gereed is, met eene armee van 60,000 man, tegen de vijanden der seimens te velde te trekken. {{rechts|{{smaller|(''Hamburger correspondent van den'' 25 ''van sprokkelm''.)}}|2em}} <section end="konstantinopolen"/> <section begin="rusland"/>{{center|{{larger|{{sp|RUSLAN|0.8em}}D.}}}} <section end="rusland"/> <section begin="petersburg"/>{{c|{{sc|Petersburg}} ''den'' 8 ''van Sprokkelmaand''.}} {{gap}}De buitengewone gevolmagtigde gezant van het oostenrijksch hof, vorst ''van Schwartzenberg'', is alhier aangekomen. {{rechts|{{smaller|(''Hamburger correspondent van den'' 25 ''van sprokkelm''.)}}|2em}} <section end="petersburg"/> <section begin="duitsland"/>{{c|{{larger|{{sp|DUITSCHLAN|0.8em}}D.}}}} <section end="duitsland"/> <section begin="straalsund"/>{{c|{{sc|Straalsund}} ''den'' 21 ''van sprokkelmaand''.}} {{gap}}De slooping der vestingwerken, die nu reeds ongeveer 4 maanden duurt, zal als nu, ten laatsten binnen drie weken, voleind zijn; hebbende men tot dat einde 3600 werklieden opgeroepen. {{rechts|{{smaller|(''Hamburger correspondent vati den'' 25 ''van sprokkelm''.)}}|2em}} <section end="straalsund"/> <section begin="frankfort"/>{{c|{{sc|Frankfort}} ''den'' 22 ''van Sprokkelmaand''.}} {{gap}}Heden is alhier publiek gemaakt den volgenden brief, welke in dato den 12den van wijnmaand 1808, door H.H. M.M., de Keizers vau Rusland en Frankrijk, tot geleide der ter dier tijd plaats gehad hebbende vredes-onderhandelingen, zoude zijn geschreven aan den Koning van Engeland: {{gap|6em}}{{sc|{{sp|Sir}}e!}} {{gap}}»De omstandigheden, waarin Europa zich bevind, hebben ons te Erfurt verzameld. Onze eerste gedachte was aan den wensch en aan de behoeften van alle de volken toetetreden, en bij eene schielijke bevrediging met Uwe M. het heilzaamst middel te zoeken, tegen de rampen, die alle natien drukken.” {{gap}}»Wij uiten aan Uwe M. onzen opregten wensch dienaangaande door dezen brief.” {{gap}}»De lange en bloedige oorlog, die het vasteland doorloopen heeft, is geeindigd, zonder mogelijkheid om hernieuwd te worden.” {{gap}}»Verscheide veranderingen hebben in Europa plaats gehad; verscheide staten werden verdelgd. Men moet er de oorzaak van zoeken in den staat van onlust en van nooddruft, waarin de stilstand des zeehandels de grootste natien geplaatst heeft. Groote veranderingen kunnen nog plaats grijpen, en dezelven zullen allen tot schade der engelsche natie zijn. De vrede is dus het eenigste belang van Engeland. Wij vereenigen ons, om Uwe M. te smeken de stem des menschdoms gehoor te geven; die der hartstogten te doen zwijgen; te zoeken, met het voornemen er toetekomen, om alle de belangens te vereenigen, en door dit middel alle de thans bestaande mogendheden te behouden, en het geluk van Europa, en van het geslacht, aan welkers hoofd de voorzienigheid ons geplaatst heeft, te verzekeren.” {{rechts|{{sc|{{sp|Alexande}}r}}.{{gap}}{{sc|{{sp|Napoleo}}n}}.{{gap|2em}}<br>{{smaller|(''Journal de francfort van den'' 25 ''van sprokkelm''.)}}|2em}} <section end="frankfort"/> <section begin="pruissen"/>{{c|{{larger|{{sp|PRUISSE|0.8em}}N.}}}} <section end="pruissen"/> <section begin="berlyn"/>{{c|{{sc|Berlyn}} ''den'' 25 ''van Sprokkelmaand''.}} {{gap}}Volgens de van Koningsbergen ingekomen jongste berigten, van den 17den dezer maand, was het met den losdooi van den Weixel nog niet zoo ver gekomen, dat eene veilige overvaart over dezen stroom met zware transporten reeds uitvoerlijk was; uit dien hoofde, gelijk ook wegens de nog aanhoudende onpasselijkheid der Koningin, die wel volstrekt van geen gevaar is, edoch hoogstdezelve het uitgaan, en dus, nog te meer, de reis verhinderde, is er, omtrent den dag des vertreks van den Koning en de Koningin, gelijk ook van hun gevolg, nog niets kunnen bepaald worden. Ook heeft Z. K. H. de prins ''Augustus'', uit hoofde van de onzekerheid van de overvaart over den Weixelstroom, de reis nog niet aangenomen. {{rechts|{{smaller|(''Hamburger correspondent van den'' 28 ''van sprokkelm''.)}}|2em}} <section end="berlyn"/> <section begin="oostenrijk"/>{{c|{{larger|{{sp|OOSTENRY|0.8em}}K.}}}} <section end="oostenrijk"/> <section begin="weenen"/>{{c|{{sc|Weenen}} ''den'' 18 ''van Sprokkelmaand''.}} {{gap}}Z. Keiz. M. heeft gepasseerden zondag, bij Hoogstdeszelfs verjaardag, op welken dag ook de kroonprins aartshertog ''Ferdinand'', (geboren den 19den van grasmaand 1793,) zijne meerderjarigheid bereikte, eene groote promotie tot luitenants-veldmaarschalken en generaal-majoors gedaan. {{rechts|{{smaller|(''Hamburger correspondent van den'' 28 ''van sprokkelm''.)}}|2em}} {{lijn|8em}} <section end="weenen"/> <section begin="wetenschappen"/>{{c|{{larger|{{sp|WETENSCHAPPE|0.8em}}N.}}}} <section end="wetenschappen"/> <section begin="geschiedenis"/>{{c|{{sc|{{sp|geschiedeni}}s}}.}} {{c|''Schets van het leven van'' Appollonius ''van Thyanes''.}} {{c|({{smaller|Vierde vervolg.}})}} {{gap}}Zijnen terugtogt nam hij over zee. De geheele kust, van de monden der Indus af, tot aan de uitwatering der Tiger, in den perzischen zeeboezem, zijnde langs gevaren, trok hij den Euphraat op, en kwam nogmaals te Babijlon; alwaar hij ''Bardanes'' nog aan het roer der regering vond, van wien hij hetzelfde onthaal genoot als te voren. {{gap}}Over Ninive, reisde hij naar Antiochie, van daar naar Seleucie, stak vervolgens naar het eiland Cijprus over, om den tempel van Venus te Paphos te bezigtigen, en vestigde eindelijk zijn verblijf, voor eenigen tijd, in Ioniën. {{gap}}Aldaar werd hij nu met de grootste eerbewijzingen ontvangen. Steden en volken ijverden om het zeerst om hem hunne bewondering te betuigen; de godspraken zongen zijnen lof; de god der geneeskunst zond hem van Pergamus zijne zieken, om hun te doen genezen, en van toen af, schijnt ''Apollonius'' zich indedaad als thaumaturgus, of als iemand die wonderen kon verrigten, te hebben uitgegeven. {{gap}}Een der vermaardste, van die, welke hem worden nagegeven, in dien tijd te hebben uitgewrocht, is het doen ophouden der pest te Ephezen. Hij had dezelve, zegt zijne historieschrijver, eenigen tijd te voren voorzien; dan de bewoordingen, welke deze hem tot het doen van deze voorspelling in den mond legt, misschien wat duister zijnde, werden door de Ephesers in den wind geslagen. Hier over gramstorig, verliet hij hen, en bezocht de andere steden van Ionien. Welhaast echter werd zijne voorspelling bewaarheid, en de Ephesers, door de pest aangetast, riepen hem te hulp. Hij beloofde hen nog dienzelfden dag de pest te zullen doen ophouden, en deed hen, dien ten gevolge, in den schouwburg bijeenkomen. Aldaar zagen zij een’ ouden lelijken bedelaar, in vodden gekleed, en op eene bijzondere wijze de oogen verdraaijende. »Valt op dezen vijand der goden, riep ''Apollonius'' de Ephesers toe, en overdekt hem met steenen.” Verwonderd en gestoord over een zoo onmenschelijk bevel, wilden de Ephesers in het begin geenszins gehoorzamen, maar toen ''Apollonius'' op zijn bevel staan bleef, en eenige, alleen uit jok, eenige steenen hadden beginnen te werpen, toen zag men de oogen van den bedelaar flonkeren, en hij begon verschrikkelijke blikken op de menigte te werpen: toen erkende men hem voor den kwaden geest der pest, en wierp hem met zoo vele steenen, dat daarvan een soort van terras, boven op hem, verheven werd. Eenige dagen daar na, wilde ''Apollonius'' de Ephesers doen zien, welk dier zij gedood hadden; hij deed de steenen opruimen, en zij vonden, geenszins een mensch, maar een’ zwarten hond, zoo groot als een leeuw, en uit wiens mond, eene menigte schuim voortkwam. De pest hield op, en men rigtte, ter zelfder plaatse, een beeld op, verbeeldende den hond, welke men aan ''Hercules'', aan wien ''Apollonius'' de eer der genezing van de Ephesers toeschreef, toewijdde. {{gap}}''Apollonius'' schreef zelf, in zijne verdediging voor Keizer ''Domitiaan'', waarvan wij hier onder nader zullen spreken, de voorbewustheid van het aankomen der pest geenszins toe aan bovennatuurlijke oorzaken, maar aan zijne eigen zintuigen, welke, zeide hij, door zijne matige levenswijze, en gestrenge onthouding, zoo veel meer verfijnd waren, dan die van anderen; zoo dat hij, eerder dan iemand, vele indrukken gewaar werd, en zaken bemerkte, somtijds voor zij geschied waren. Wat ’er van zij’ wij hebben reeds aangemerkt, dat het onmogelijk is, gevallen, welke zoo lang geleden zijn, en welker geloofwaardigheid alleen berust op de getuigenis van een schrijver als ''Philostrates'', die nog daarenboven ettelijke honderd jaren, na dat dezelve zijn voorgevallen, heeft geleefd, te beoordeelen; maar durven evenwel aanmerken, dat dezelve, zoo als de heer ''Crevier'' zulks schijnt te gelooven, geenszins voor toverij of duivelskunsten zijn aantezien. {{gap}}Thans hield ''Apollonius'' zich ook van tijd tot tijd met het duivelbannen en bezweeren van booze geesten bezig. Onder anderen dwong hij eene vrouw, met welke een zijner leerlingen, ''Menippus'' genaamd, op het punt stond te trouwen, te bekennen, dat zij eene ''Empusa''&nbsp;<ref>{{smaller|Een schaduwbeeld van verhitte inbeelding, welke hare lekkernij stelt in het eten van menschen-vleesch: om aan hetwelk te geraken zij alles in het werk stellen, om, vooral jonge lieden, in hun net te lokken, dewijl het hen niet geoorloofd is hunne lust te verzaden zonder het voorwerp derzelve te verstrikken en te betooveren. Door het geheele oosten heerscht nog heden het geloof aan dergelijke spoken.}}</ref> was, en dat zij zijnen leerling, welke zij ep alle mogelijke wijze liefkoosde, en voor wiens oogen zij zeer bemiddeld scheen, slechts zocht, te trouwen, om hem vet te mesten, en zich daar na op zijn vleesch en bloed te vergasten. {{gap}}In Griekenland, werwaards hij nu getrokken was, hield hij zich eenen zeer langen tijd op; hij woonde alle de feesten en schouwspelen bij, en bezocht de vermaardste tempels; overal den hervormer vertoonende. Te Athenen weigerde de hierophant hem in de geheimnissen van de eleusinische ''Ceres'' intewijden, verklarende, dat hij geenszins eenen bedrieger zoude heiligen, die, aangaande den eeredienst der goden, niet behoorlijk dacht. ''Apollonius'', geenszins hier mede verlegen, antwoordde terstond: »Gij hebt de grootste mijner misdaden vergeten te melden; en deze is, dat ik meer van die geheimnissen weet, dan gij, die er de priester van zijt.” De priester ontroerd, door den hoogen toon, welken ''Apollonius'' tegen hem aannam, werd handelbaarder, en bood eindelijk aan, hem intewijden. »Neen, antwoordde deze; gij zult zulks geenszins doen, maar uw’ opvolger,” en de zaak viel ook zoodanig uit. {{gap}}Na vervolgens een keer naar het eiland Creta te hebben gedaan, nam hij voor naar Rome te gaan. In dien tijd regeerde ''Nero'', welke geenszins een vriend der wijsgeeren was: dan alhoewel alle zijne vrienden hem die reis afrieden, hem het gevaar dier onderneming voor oogen stellende, bleef hij standvastig, zeggende: »dat, na zoo vele wilde dieren in de woestenijen van Arabien en Indie te hebben gezien, hij wel eens een tijran wilde bezigtigen, en beproeven of die ook verscheiden hoofden, scherpe nagels en sterke tanden had.” De vrees maakte echter meer indruk op zijne discipelen, welke hem allen, op acht na, verlieten, en schijnt, des niettegenstaande, ook op onzen wijsgeer zijne werking te hebben gedaan; want in Rome zijnde, kwam er een man aan zijne herberg, die zich eene broodwinning bezorgde door de verzen van ''Nero'' optesnijen; en ieder, die niet opgetogen van verwondering scheen, of den zanger niet wel betaalde, werd schuldig aan gekweste majesteit. ''Apollonius'' en zijn gezelschap hoorden nu dezen man vrij onverschillig aan, die dus niet naliet hen ten eerste van oneerbiedigheid, jegens den vorst, te beschuldigen. De wijsgeer scheen niet geroerd door deze bedreigingen, maar liet echter niet na den muzijkant ruim te <section end="geschiedenis"/><noinclude></noinclude> 243acb7g67t73k9n07zxn7o6vvuqbxb Pagina:Koninklijke Courant 1809 no 054.pdf/3 104 80131 209567 2025-07-03T07:28:23Z Vincent Steenberg 280 /* Proefgelezen */ 209567 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Vincent Steenberg" /></noinclude><section begin="geschiedenis"/>doen betalen. Ook hield hij zich, gedurende zijn verblijf in Rome, zeer stil, en vermijdde alles wat eenigzins van hem zoude kunnen hebben doen spreken. Evenwel liet hij niet na eene jonge dochter, die, op het punt van trouwen staande, gestorven was, en welke, uit dien hoofde, door haren bruidegom zeer beschreid werd, van de doode optewekken. ''Philostrates'' durft echter niet verzekeren, dat de persoon wezenlijk dood was, en verhaalt, dat de ommestanders dezelfde twijfel hadden gevoed. Hoe het zij, deze daad, en misschien eenige onvoorzigtige woorden, die hij zich had laten ontvallen, haalden hem, niet tegenstaande zijn voornemen om op zijne hoede te zijn, eene beschuldiging op den hals. {{gap}}Voor ''Tigellinus'' gekomen zijnde werd deze prefekt der Prætorianen niet weinig verwonderd, als hij zag, dat de akte van beschuldiging, waarin de bezwaren tegen ''Apollonius'' stonden aangeteekend, wit papier in zijne handen werd, waarop geen spoor van schrift meer te vinden was. Hij ondervroeg nogtans den beschuldigden zeer in ’t geheim, maar zond hem vrij en frank weder terug. Niet lang daarna, het zij dat Nero, zoo als ''Philostrates'' verhaalt, toenmaals alle de wijsgeeren uit Rome verbande, het zij om eenige andere redenen, ging ''Apollonius'' uit Rome, en reisde naar Spanje, om de straat van ''Herkules'' (tegenwoordig de straat van Gibraltar) en Kadix te gaan berigten.{{float right|(''Het vervolg hierna''.)}}{{clearboth}} {{lijn}} {{references}} <section end="geschiedenis"/> <section begin="mengelingen"/>{{c|{{larger|{{sp|MENGELINGE|0.8em}}N.}}}} {{gap}}In Frankfort en in eenige andere steden van Duitschland houd zich tegenwoordig bij wijlen een ''Albinos'' op, genaamd ''George Gamber'', geboortig van Offenbach, bij Landau, en omstreeks de 27 jaren oud. Hij is vrij groot en schijnt van een sterk ligchaamsgestel te zijn. Hij heeft de haren, de baard, de wenkbrauwen, de oogpinken, met een woord al het haar, van eene bijzondere witte kleur, welke geenszins gelijkt naar die van door ouderdom grijze haren, evenmin als naar dat laffe blonde, hetwelk, aan sommige menschen eigen is, maar trekkende een weinig naar het gele: zijne haren zijn zeer zacht op het gevoel. Zijn vel is bijzonder fijn en bijna doorschijnende. Zijne wangen hebben eenen ligte rozen kleur. De Iris<ref>{{smaller|De Iris is de kleur, die den pupil of oogappel, welke doorgaands zwart is, omgeeft; en waardoor dus wordt uitgemaakt of men zwarte, blaauwe, bruine oogen enz. heeft.}}</ref> in zijne oogen is van een violetrood; en het geen het verwonderlijkste is, bestaat, hier in, dat ook de pupil geheel rood is. Deze pupil is in eenen altoosdurenden staat van zamentrekking. Het minste buitengewoon schijnsel van licht veroorzaakt hem eene onaangename gewaarwording; ook doet hij, gedurende den dag, niets dan met de oogen knippen. Hij ziet de voorwerpen slechts op eenen kleinen afstand, en zoekt werktuiglijk alle middelen, om zich voor een te groot daglicht te behoeden. Gedurende de schemering, onderscheid hij de voorwerpen, zelfs op eenen redelijken afstand, vrij beter; maar ook dan spant zich de pupil, niet dan zeer weinig uit. De vader, de moeder en twee broeders van dat mensch hebben alle zwarte haren; maar hij heeft eene jongere zuster, die, even als hij, alle de merkteekenen heeft, zoo als wij die hebben beschreven, en die de ''Albinos'' kenschetsen. {{lijn}} {{references}} <section end="mengelingen"/> <section begin="publiekefondsen"/>{{c|{{larger|{{sp|PUBLIEKE FONDSE|0.8em}}N.}}}} {{gap}}Den 27sten van sprokkelm. 1809 waren, op de beurs van Parys, de prijzen der publieke fondsen als volgt: 5 pCt. geconsol., interest doende met den 22sten van herfstm. 1808, 79 fr. 80 c. ''Idem'', interest doende met den 22sten van lentem. 1809, 0 fr. 0 c. Aktien van de fransche bank, 1192 fr. 50 c. {{gap}}De beursprijs van diversche effecten was, op zaturdag den 4den van lentemaand 1809, te Amsterdam, als volgt: {{c|{{sc|{{sp|Hollan}}d.}}}} {| | Oude obligatien | 2½ | pCt. | 33 | à | 34 |- | Recepissen geforc. negotiatie 179{{smaller|{{frac|5|6}}}} | style="vertical-align:bottom;" | 2½ | style="vertical-align:bottom;" | {{lijn}} | style="vertical-align:bottom;" | 54¼ | style="vertical-align:bottom;" | à | style="vertical-align:bottom;" | 34½ |- | Dito vrijwillige negotiatie 1797 | style="vertical-align:bottom;" | 5 | style="vertical-align:bottom;" | {{lijn}} | style="vertical-align:bottom;" | 65¼ | style="vertical-align:bottom;" | à | style="vertical-align:bottom;" | 65½ |- | Dito negotiatie 1804 | 5½ | {{lijn}} | 72 | à | 72½ |- | Obligatien negotiatie 1807 | style="vertical-align:bottom;" | 6 | style="vertical-align:bottom;" | {{lijn}} | style="vertical-align:bottom;" | 101¾ | style="vertical-align:bottom;" | à | style="vertical-align:bottom;" | 102¼ |- | 50 jarige renten 178{{smaller|{{frac|8|9}}}} | 5 | {{lijn}} | 79 | à | 80 |- | 20 jarige dito 1804 | 5 | {{lijn}} | 42 | à | 42¼ |- | Nat. schuldbrieven | 2½ | {{lijn}} | 35 | à | 35¼ |- | Nat. schuldbrieven | 3 | {{lijn}} | 39¾ |- | Dito losrenten | 2½ | {{lijn}} | 34¼ | à | 34¾ |- | — dito | 3 | {{lijn}} | 39¼ | à | 39¾ |- | — — 179{{smaller|{{Frac|8|9}}}} | 3½ | {{lijn}} | 45¼ | à | 45¾ |- | — — 1801 | 3½ | {{lijn}} | 45¼ | à | 45¾ |- | — domeinen | 4 | {{lijn}} | 78½ | à | 79 |- | — dito 1802 | 5 | {{lijn}} | 65 | à | 65½ |- | Bat. rescript, losbaar na den vrede | style="vertical-align:bottom;" | 4 | style="vertical-align:bottom;" | {{lijn}} | style="vertical-align:bottom;" | 53 | style="vertical-align:bottom;" | à | style="vertical-align:bottom;" | 55¼ |- | Certif. negot. 1808 | style="vertical-align:bottom;" | 7 | style="vertical-align:bottom;" | {{lijn}} | style="vertical-align:bottom;" | 90¼ | style="vertical-align:bottom;" | à | style="vertical-align:bottom;" | 90½ |- | Recepissen van dito | style="vertical-align:bottom;" | 7 | style="vertical-align:bottom;" | {{lijn}} | style="vertical-align:bottom;" | 90 | style="vertical-align:bottom;" | à | style="vertical-align:bottom;" | 90½ |} {{c|{{sc|{{sp|amerikaansche fondse}}n.}}}} {| | Bij ''Stadnitski'', van 1787 | style="vertical-align:bottom;" | 6 | style="vertical-align:bottom;" | pCt. | style="vertical-align:bottom;" | 209 | style="vertical-align:bottom;" | à | style="vertical-align:bottom;" | 211 |- | Bij ''van Staphorst'', van 1789 | style="vertical-align:bottom;" | 6 | style="vertical-align:bottom;" | {{lijn}} | style="vertical-align:bottom;" | 199 | style="vertical-align:bottom;" | à | style="vertical-align:bottom;" | 203 |- | Bij ''Crommelin'' | 6 | {{lijn}} | 130 | à | 131 |- | Bij ''van Staphorst'', van den 1sten van louwm. 1791 | style="vertical-align:bottom;" | 6 | style="vertical-align:bottom;" | {{lijn}} | style="vertical-align:bottom;" | 87 | style="vertical-align:bottom;" | à | style="vertical-align:bottom;" | 87½ |- | Bij ''Idem'', van den 1sten van grasm. 1791 | style="vertical-align:bottom;" | 5½ | {{lijn}} | 79½ | à | 80 |- | Bij ''Idem'', van den 1sten van hooim. 1791 | style="vertical-align:bottom;" | 5½ | style="vertical-align:bottom;" | pCt. | style="vertical-align:bottom;" | 77 | style="vertical-align:bottom;" | à | style="vertical-align:bottom;" | 77½ |- | Bij ''Idem'', van den 1sten van slagtm. 1791 | style="vertical-align:bottom;" | 4½ | style="vertical-align:bottom;" | {{lijn}} | style="vertical-align:bottom;" | 64½ | style="vertical-align:bottom;" | à | style="vertical-align:bottom;" | 65 |- | Bij ''Idem'', van den 1sten van zomerm. 1792 | style="vertical-align:bottom;" | 4½ | style="vertical-align:bottom;" | {{lijn}} | style="vertical-align:bottom;" | 64½ | style="vertical-align:bottom;" | à | style="vertical-align:bottom;" | 65 |- | Bij ''Hope en comp''., C. S. | style="vertical-align:bottom;" | 5½ | style="vertical-align:bottom;" | {{lijn}} | style="vertical-align:bottom;" | 107 | style="vertical-align:bottom;" | à | style="vertical-align:bottom;" | 107½ |- | Bij ''van Staphorst'', C. S. | style="vertical-align:bottom;" | 5½ | style="vertical-align:bottom;" | {{lijn}} | style="vertical-align:bottom;" | 102¾ | style="vertical-align:bottom;" | à | style="vertical-align:bottom;" | 103¼ |- | colspan=6 style="text-align:center;" | {{sc|certificaten van origin. fondsen}}. |- | Bij ''van Staphorst'', C. S. | style="vertical-align:bottom;" | 3 | style="vertical-align:bottom;" | pCt. | style="vertical-align:bottom;" | 63 | style="vertical-align:bottom;" | à | style="vertical-align:bottom;" | 63½ |} {{c|{{sc|{{sp|Denemarke}}n}}.}} {| | Op de kroon, bij ''Finman'' | 4 | pCt. | 95¾ | à | 96¼ |- | Op de bank, bij ''Dull'' | style="vertical-align:bottom;" | 4 | style="vertical-align:bottom;" | {{lijn}} | style="vertical-align:bottom;" | 98½ | style="vertical-align:bottom;" | à | style="vertical-align:bottom;" | 99½ |- | Op de tollen, bij ''Idem'' | style="vertical-align:bottom;" | 4 | style="vertical-align:bottom;" | {{lijn}} | style="vertical-align:bottom;" | 91½ | style="vertical-align:bottom;" | à | style="vertical-align:bottom;" | 97½ |- | Aziatische comp., bij ''Idem'' | style="vertical-align:bottom;" | 5 | style="vertical-align:bottom;" | {{lijn}} | style="vertical-align:bottom;" | 93½ | style="vertical-align:bottom;" | à | style="vertical-align:bottom;" | 94½ |} {{c|{{sc|{{sp|Spanj}}e}}.}} {| | Bij ''Echenique'' | 3½ | pCt. | 47 | à | 48 |- | Bij ''Hope en comp''., van 1805 | style="vertical-align:bottom;" | 3½ | style="vertical-align:bottom;" | {{lijn}} | style="vertical-align:bottom;" | 76½ | style="vertical-align:bottom;" | à | style="vertical-align:bottom;" | 77 |- | Bij ''Hope en comp''., van 1807 | style="vertical-align:bottom;" | 5½ | style="vertical-align:bottom;" | {{lijn}} | style="vertical-align:bottom;" | 70 | style="vertical-align:bottom;" | à | style="vertical-align:bottom;" | 70¼ |} {{c|{{sc|{{sp|Oostenrijksc}}h-{{sp|keizerlijk}}e.}}}} {| | Op de weenerbank, bij ''Goll en comp''. | style="vertical-align:bottom;" | 5 | style="vertical-align:bottom;" | pCt. | style="vertical-align:bottom;" | 34¾ | style="vertical-align:bottom;" | à | style="vertical-align:bottom;" | 36½ |- | Dito, bij ''Idem'' | 4½ | {{lijn}} | 32½ | à | 34 |- | Dito, bij ''Idem'' | 4 | pCt. | 32½ | à | 34 |- | Certificaten, bij dito | style="vertical-align:bottom;" | 5 | style="vertical-align:bottom;" | {{lijn}} | style="vertical-align:bottom;" | 31½ | style="vertical-align:bottom;" | à | style="vertical-align:bottom;" | 31¾ |- | {{sc|Rusland}}, bij ''Hope en comp'' | style="vertical-align:bottom;" | 5 | style="vertical-align:bottom;" | {{lijn}} | style="vertical-align:bottom;" | 85½ | style="vertical-align:bottom;" | à | style="vertical-align:bottom;" | 86¼ |- | {{sc|Portugal}}, hij dito | style="vertical-align:bottom;" | 5 | style="vertical-align:bottom;" | {{lijn}} | style="vertical-align:bottom;" | 97¾ | style="vertical-align:bottom;" | à | style="vertical-align:bottom;" | 98¼ |- | {{sc|Napels}}, bij dito | style="vertical-align:bottom;" | 6 | style="vertical-align:bottom;" | {{lijn}} | style="vertical-align:bottom;" | 92½ | style="vertical-align:bottom;" | à | style="vertical-align:bottom;" | 93 |- | {{sc|Zweden}}, bij ''Hogguer'' en ''Hasselgreen'' | style="vertical-align:bottom;" | 5 | style="vertical-align:bottom;" | {{lijn}} | style="vertical-align:bottom;" | 80 | style="vertical-align:bottom;" | à | style="vertical-align:bottom;" | 81 |- | {{sc|Saxen}}, bij ''Brauneberg'' | style="vertical-align:bottom;" | 5 | style="vertical-align:bottom;" | {{lijn}} | style="vertical-align:bottom;" | 103 | style="vertical-align:bottom;" | à | style="vertical-align:bottom;" | 103¾ |- | {{sc|Fransche fondsen}} | 5 | {{lijn}} | 77¼ |- | {{sc|Certificaten}} van {{sc|dito}}, bij ''Ketwich en Voombergh, van Halmaal en Hagendoorn'', en ''Willem Borski'' | style="vertical-align:bottom;" | 5 | pCt. | style="vertical-align:bottom;" | 77¼ |} {{lijn|8em}} <section end="publiekefondsen"/> <section begin="zeetijdingen"/>{{c|{{larger|{{sp|ZE|0.8em}}E-{{sp|TIJDINGE|0.8em}}N.}}}} {{gap}}Den 2den van lentemaand, te Amsterdam gearriveerd ''Aris Hendriks'', de Zeevaart, van Bergen. <br>{{gap}}Den 5den, ''Jan Jansz. Duit'', de jonge Pieter, en ''Lourens Jansz''.; de Vr. Ida, beide van Hengstefordt, en ''Geert H. Klompien'', de Vr. Marta, van Leer. <br>{{gap}}De op den 3den, in Texel binnengekomen smakschip, waarvan gister gemeld, is ''Pieter Clercq'', de Francisca, van strand te Wijk aan Zee; uitgezeild den franschen kaper la Revange, kapitein ''van Vliem;'' de wind O. <br>{{gap}}Den 4den, binnengekomen den franschen kaper la Revange, kapitein ''van Vliem;'' de wind O. <br>{{gap}}Den 2 en 3den, in ’t Vlie niets gepasseerd; de wind O. Z. O. <br>{{gap}}Van den 28sten van sprokkelmaand tot den 2den van lentemaand, op Westerschelling niets gepasseerd; de wind O. Z. O. <br>{{gap}}Den 1 en 2den van lentemaand, te Helvoet niets gepasseerd; de wind W. Z. W. en N. O. <br>{{gap}}Den 1 en 2den, te Brielle niets gepasseerd. <br>{{gap}}De brik Jennij, kapitein ''Roneau'', van welke wij laatst gemeld hebben, dat bij het eiland Rhé voor anker lag, heeft zich op de rivier Marens in de modder doen verzeilen, om te vermijden van door den vijand, die hem vervolgde, te worden genomen. Zijne lading bestaat uit 144,000 ℔ suiker, 125,000 ℔ koffij, 10,000 ℔ katoen en 52 ℔ indigo guatimala. Dezelve zullen door ligters in de haven van la Rochelle worden binnengebragt. <br>{{gap}}Te Hengstefordt gearriveerd ''P. H. Weever'', de jonge Hendrik, en ''Rinske Anskes'', de Vr. Swaandina, beide naar Amsterdam; ''H. Anthony, Jan Baars, Govert Baars, Hendrik Klaassen, Sjerk Euwes, Harm Klaassen, Jan H. Scholten, H. Wybes, H. Wolters'', en ''Anth. Tjebbes'', alle van Antwerpen; de laatste heeft voor Stickhauzen een lek bekomen, en moest uit dien hoofde de lading wijnen met ligters naar Hengstefordt opzenden; uitgezeild ''H. Eikes'', naar Amsterdam; ''E. W. Brink, B. Abele, J. Zuidema'', en ''P. O. Bakker'', alle naar Rotterdam, en ''C. Boomgaardert'', naar Embden. <br>{{gap}}Van Hengstefordt wordt gemeld, dat, daar het Porto-Franco-regt te Embden nu vervallen is, de schepen van Delfzijl direct naar Hengstefordt konden varen, mits uitklarende aan het laatste kantoor der convooijen en licenten, zijnde te Detern, een uur van Hengstefordt gelegen. {{lijn|8em}} <section end="zeetijdingen"/> <section begin="geboorteensterfberigten"/>{{c|{{sc|{{sp|GEBOORTE EN STERFBERIGTE}}N.}}}} {{gap}}Het getal der in Dordrecht gedurende den jare 1808 overledenen, bedraagt 820; dat der geboornen 581; en dat der ondertrouwden 153 paar. Onder de overledenen telt men 4 menschen die verdronken zijn. In het jaar 1807 bedroeg het getal der overledenen 960, dat der geboornen 662 en dat der ondertrouwden 140 paar. {{gap}}Op den 12den van wijnmaand 1808; is te Philadelphia overleden, de heere ''J. H. C. Heincke'', agent van commercie van Z. M. den Koning van Holland, bij de Vereenigde Staten van Noord-Amerika. <section end="geboorteensterfberigten"/> <section begin="ad1"/>{{c|''MINISTERIE van MARINE en KOLONIEN''.}} {{gap}}⁂ De minister van marine en kolonien zal, ten gevolge der veil-conditie van de verkooping; gehouden den 5den van hooimaand anno 1808, op dingsdag den 14den van lentemaand, anno 1809, te Amsterdam, aan den meestbiedende, andermaal doen veilen, de nagenoemde thee, uit bovengemelde verkooping, liggende bij de kantoren Amsterdam en Rotterdam. {| | | | | style="text-align:center;" | liggende ten kantore Amsterdam. | style="text-align:center;" | liggende ten kantore Rotterdam. |- | style="text-align:right;" | 5291 ℔ | thee | congo | style="text-align:right;" |5291 |- | style="text-align:right;" | 891 ℔ | {{lijn}} | kempoei | style="text-align:right;" | 891 |- | style="text-align:right;" | 5784 ℔ | {{lijn}} | souchon | style="text-align:right;" | 3873 | style="text-align:right;" | 1911 |- | style="text-align:right;" | 7532 ℔ | {{lijn}} | hijssant schin | style="text-align:right;" | 6724 | style="text-align:right;" | 808 |- | style="text-align:right;" | 2183 ℔ | {{lijn}} | hijssant | style="text-align:right;" | 2183 |- | style="text-align:right;" | 494 ℔ | {{lijn}} | joosjes | style="text-align:right;" | 323 | style="text-align:right;" | 171 |} {{gap}}Amsterdam, den 17den van sprokkelmaand 1809. {{rechts|''De Minister voornoemd'',{{gap|4em}}<br>{{sc|{{sp|van der Hei}}m}}.|2em}} <section end="ad1"/> <section begin="ad2"/>{{gap}}⁂ De schout-bij-nacht ''Gerrit Verdooren'', kommandant en directeur van het Noorder-departement, zal, ingevolge autorisatie van Z. E. den minister van marine en kolonien, aan de gesupprimeerde ’s Konings werf, te Harlingen, op woensdag den 15den van lentemaand 1809 aanstaande, voormiddags ten 10 uren, publiek doen verkoopen: eenig brandthout, moth, teertonnen, defecte sloepen, oud ijzer, een oude stag en oud touwwerk. {| style="width:100%;" | style="text-align:center;" | Amsterdam, den<br>28sten van sprokkelmaand<br>1809. | {{alinea|2em|-2em|''Den schout-bij-nacht en kommandant-directeur voornoemd'',}}{{alinea|2em|4em|{{sc|{{sp|Gerrit Verdoore}}n}}.}} |} <section end="ad2"/> <section begin="ad3"/>{{c|''MINISTERIE van FINANTIEN''.}} {{gap}}⁂ Mr. ''T. van der Feen'', commissaris tot de verponding over de stad Amsterdam, adverteert de daarbij belanghebbenden, dat, gedurende deze week, zijnde rondgebragt de extracten uit het register van den aanslag in het middel der verponding, in wijk 27 en 58, die extracten, welke niet zijn kunnen geëxploiteerd worden, ten kantore van hem commissaris, in de Doele straat, zijn liggende tot den 20sten van lentemaand aanstaande, om binnen dien tijd te ligten, en, des verkiezende, de memorien van doleantie inteleveren, op de dagen daar toe bepaald; zullende, bij faute van dien, en na verloop van dien dag, de eigenaren van de percelen, welker extracten als restanten zijn liggende, geconsidereerd worden in den aanslag te berusten. <section end="ad3"/> <section begin="ad4"/>{{c|''MINISTERIE van BINNENLANDSCHE ZAKEN''.}} {{gap}}⁂ De minister van binnenlandsche zaken brengt, bij deze, ter kennisse van een iegelijk, dien zulks zoude mogen aangaan, dat, in den loop van lentemaand 1809, (de tijd en plaats nader te bepalen,) publiek zal worden geveild en verkocht, circa zeventien-honderd morgen drooggemaakte landen, in de nieuwkoopsche droogmakerij; mitsgaders het zoogenaamde huis Terschelling, gelegen op den Ringdyk der mijdrechtsche droogmakerij, aan den Amstel. <section end="ad4"/> <section begin="ad5"/>{{gap}}⁂ De commissie tot het examineeren der veeartsen adverteert, bij deze, aan alle de daarbij belanghebbenden, met erinnering tevens aan de meermalen te voren gedane advertentien, dat zij hare werkzaamheden nogmaals zal hervatten op den 20sten van lentemaand aanstaande; kunnende mitsdien die genen, welke begeeren geëxamineerd te zijn, zich adresseren aan den voorzitter der commissie, den staatsraad en hoogleeraar ''S. J. Brugmans'', te Leyden. {| style="width:100%;" | style="text-align:center;" | Leyden, den<br>23sten van sprokkelmaand<br>1809. | style="text-align:right;" | ''Uit naam der voorsz. commissie'',{{gap|4em}}<br>{{sc|D. {{sp|Heilbron}} Cz}}., ''fungerend secretaris'',{{gap}}<br>''woonachtig te Amsterdam''.{{gap|6em}} |} <section end="ad5"/> <section begin="ad6"/>{{c|''MINISTERIE van OORLOG''.}} {{gap}}⁂ Alzoo ''Hendrik Jasper'', zoon van ''Dirk'', en ''Elisabeth Beuker'', geboren te Delden, in Overijssel, oud 23 jaren, lang 5 voet, 5 duim, <section end="ad6"/><noinclude></noinclude> 9svxbkgoznv4ugkjoashvwbb1cb6wak Koninklijke Courant/1809/Nummer 54/Geschiedenis 0 80132 209568 2025-07-03T07:30:55Z Vincent Steenberg 280 nieuw 209568 wikitext text/x-wiki {{Koptekst | Titel = ‘Geschiedenis. Schets van het leven van Appollonius van Thyanes. (Vierde vervolg.)’ | Schrijver = |Override_schrijver = een anonieme schrijver | Vertaler = |Override_vertaler = | Sectie = | Vorige = | Volgende = | Jaar = | Opmerkingen = Afkomstig uit de ''Koninklijke Courant'', maandag 6 maart 1809, [p.&nbsp;2-3]. [[Wikisource:Publiek domein|Publiek domein]]. }} <pages index="Koninklijke Courant 1809 no 054.pdf" from=2 to=3 fromsection="geschiedenis" tosection="geschiedenis"/> [[Categorie:Koninklijke Courant, 1809]] 4qekbltht1v1j9zgwmrn0i2wpiu03a1 Koninklijke Courant/1809/Nummer 54/Petersburg den 8 van Sprokkelmaand 0 80133 209569 2025-07-03T07:34:53Z Vincent Steenberg 280 nieuw 209569 wikitext text/x-wiki {{Koptekst | Titel = ‘Petersburg den 8 van Sprokkelmaand [= 8 februari 1809]’ | Schrijver = |Override_schrijver = een anonieme schrijver | Vertaler = |Override_vertaler = | Sectie = | Vorige = | Volgende = | Jaar = | Opmerkingen = Afkomstig uit de ''Koninklijke Courant'', maandag 6 maart 1809, [p.&nbsp;2]. [[Wikisource:Publiek domein|Publiek domein]]. }} <pages index="Koninklijke Courant 1809 no 054.pdf" from=2 to=2 fromsection="petersburg" tosection="petersburg"/> [[Categorie:Koninklijke Courant, 1809]] hxjpx9zkx06f01hgxpvzszqt1io10y7 Koninklijke Courant/1809/Nummer 54/Straalsund den 21 van sprokkelmaand 0 80134 209570 2025-07-03T07:41:15Z Vincent Steenberg 280 nieuw 209570 wikitext text/x-wiki {{Koptekst | Titel = ‘Straalsund den 21 van sprokkelmaand [= 21 februari 1809]’ | Schrijver = |Override_schrijver = een anonieme schrijver | Vertaler = |Override_vertaler = | Sectie = | Vorige = | Volgende = | Jaar = | Opmerkingen = Afkomstig uit de ''Koninklijke Courant'', maandag 6 maart 1809, [p.&nbsp;2]. [[Wikisource:Publiek domein|Publiek domein]]. }} <pages index="Koninklijke Courant 1809 no 054.pdf" from=2 to=2 fromsection="straalsund" tosection="straalsund"/> [[Categorie:Koninklijke Courant, 1809]] 6ulxkfpe1qklbmaih34w6q6ct2lpvo0 Pagina:Hildebrand, Camera obscura (6e druk 1864).pdf/120 104 80135 209575 2025-07-03T09:02:08Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209575 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|112}}</noinclude>gehoord had, nademaal zy allerijsselijkst veel plaisir had met den tuinknecht, die haar met water gooide. Mijnheer {{asc|BRUIS}} had juist lang genoeg by den vuilnishoop uitgerust om een liefplan van verrassing te vormen. Zoo ras {{asc|JANSJEN}} hem dus opendeed en hem onderricht had dat dit dégelijk Veldzicht was, en dégelijk doctor {{asc|DELUWS}} tuin (want daarin scheen de stem uit het pothuis toch maar gelijk gehad te hebben, dat het een tuin was en geen buiten) zeide hy: "Goed, meidlief! wijs me dan den weg maar naar de koepel; ik ben een oud vriend van mijnheer; ik wou mijnheer maar verrassen." "Wil ik dan niet eerst zeggen dat mijnheer er is?" vroeg {{asc|JANSJEN}}. "Vooral niet, kind; ga maar vooruit, wilje?" De tuin was een lange smalle strook langs de vaart, aan welker oever de heer {{asc|BRUIS}} eenige oogenblikken te voren een weinig adem geschept had, zag allerschrikkelijkst groen, en had niet dan zeer smalle wandelpaadtjens, aan weerskanten met aardbeienplanten omzoomd. Die er in kwam stond billijk verbaasd hoe het mogelijk geweest was 200 veel appel- en peeren-boomen, aalbessen- en kruisbeiënstruiken in zoo'n klein bestek byeen te dringen; en was gedurig genoodzaakt te bukken voor de eersten en uit den weg te gaan voor de laatsten. In een woord, zy was wat de steelui met verrukking een "vruchtbaar lapjen" noemen, en waarvan zy onbegrijpelijk veel wil zouden hebben, indien de, buitenlui er niet dichter by woonden, vroeger opstonden, en eer wisten dan zy, wanneer ieder byzonder ooft geschikt zou wezen om geplukt te worden. Warm weertjen vandaag, menheer! zei {{asc|JANSJEN}}, toen zy een eindtjen voortgewandeld waren, en ze meelijden begon te krijgen met het hijgen en blazen van den gezetten heer achter haar. "Ja kind, schrikkelijk, schrikkelijk!" zei {{asc|BRUIS}}; "is er niemand in de tuin?" "De familie is op de koepel," was het andwoord, "behalve juffrouw {{asc|MIENTJEN}}, die daar zit te lezen." {{asc|JANSJEN}} en de heer {{asc|BRUIS}} het slingerende paadtjen volgende, kwamen op dit oogenblik aan den waterkant, en werkelijk zat daar onder een klein treurcypresjen, op een smal gazonnetjen, de oudste dochter van zijn vriend {{asc|DELUW}}, op eene groene tuinbank, met handschoentjens aan, een boek in de hand, en een hondtjen aan hare voeten, "''buitentjen''" te spelen; zich ergerende dat er in het laatste uur niemand aan den overkant voorby was gegaan, en dat er geen mensch in de trekschuit gezeten had. Zy liet haar hoofd zeer plechtig op haar borst vallen toen de heer {{asc|BRUIS}} haar groette; maar het hondtjen vloog op, en blafte radeloos tegen den amechtigen, die hem dolgraag een slag met zijn bamboes gegeven had; dan hy durfde niet omdat het een juffershondtjen was, en hy zijn vriend juist niet verrassen wilde door met een moord te beginnen. De zeegroene koepel deed zich nu weldra op. Zy scheen vrij ruim te<noinclude></noinclude> 5j0qytx5uucvyvyclwitjxx9d4zsrmw Pagina:Hildebrand, Camera obscura (6e druk 1864).pdf/121 104 80136 209576 2025-07-03T09:07:53Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209576 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|113}}</noinclude>zijn, en had nog een klein nevenkamertjen, met een schoorsteentjen en een vuurplaat om water op te koken, een tang, en een kastjen daar niets in was; alle deze wonderen begreep {{asc|BRUIS}} reeds op een afstand. De koepel zelf ging met een trapjen op. "Dankje, meisjen! " zei hy tot {{asc|JANSJEN}}, toen hy op tien passen van de koepel af was, en langzaam sloop hy er naar toe. Gelukkig waren de blinden voor de ramen aan den tuinkant dichtgelaten, en was de deur niet van glas, als anders aan die kijkkasten het geval wel wezen wil. De heer {{asc|BRUIS}} kon dus zijn plan van verrassing zeer wel uitvoeren. Welk een aandoenlijk genoegen stelde hy er zich van voor. Geheel zijn hartelijk en vriendschappelijk gemoed schoot vol! In geen zestien jaren had hy zijn goeden "zwarten {{asc|DAAN}}," zoo als {{asc|DELUW}} aan de academie genoemd werd, gezien; en hoe zou hy hem vinden? aan de zijde eener beminnelijke gade, omringd van bloeiende kinderen! Ja, met grijs hair in plaats van zwart, maar met hetzelfde hart in den boezem, open voor vriendschap, vreugde en gezelligheid! In de vreugd die hem deze gedachte verwekte, bemerkte hy de luide kreeten niet die uit de koepel opgingen. Hy sloop de trappen op en opende de deur, met den allervriendelijksten lach, die ooit op het geblakerd gelaat van een afgemat dik man gerust heeft. Welk een tafereel! Het was een kwade jongen van een jaar of zes, die geweldig schreeuwde en stampvoette; het was een vader rood van gramschap, die was opgestaan, zich aan de tafel vasthield met de eene hand, en met de andere geweldig dreigde; het was een moeder wit van angst, die den jongen tot bedaren zocht te brengen; het was een groote knaap van dertien jaar met een bleek gezicht en blaauwe kringen onder de oogen, die met de elbogen op de tafel en een boek vóór zich, om het tafereel zat te lachen; het was een klein meisjen van vijf jaar, dat zich aan mamaas japon schreiende vastklemde. Het was doctor {{asc|DELUW}}, zijne beminnelijke gade, en zijn bloeiend kroost. "Ik wil niet," gilde de jongen, den stoel omschoppende, die het dichtst by stond. "Oogenblikkelijk!" schreeuwde de vader, schor van woede, "of ik bega een ongeluk!" "Bedaar, {{asc|DELUW}}!" smeekte de moeder; "hy zal wel gaan." "Neem me niet kwalijk, mijnheer! " zei de doctor, moeite doende om zich redelijk in te houden; "die jongen maakt het me lastig. Ik zal u zoo dadelijk te woord staan;" en hy pakte den nietwiller by de kraag. "Och gut; scheur zijn goed niet, {{asc|DELUW}}!" vleide de moeder; "hy gaat immers al." "Laat my maar begaan," zei de doctor, en hy sleepte den snooden<noinclude></noinclude> 3uy4uvhnz8glvwn5bl96udzkvkc79te Pagina:Hildebrand, Camera obscura (6e druk 1864).pdf/122 104 80137 209577 2025-07-03T09:14:24Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209577 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|114}}</noinclude>zoon, die, ondanks het gunstig gevoelen door zijne moeder omtrent zijn gehoorzaamheid geuit, geen voet verzett'e, de koepel uit, in het nevenvertrekjen, waar hy hem in het turfhok opsloot. "Neem me niet kwalijk, mijnheer!" zei mevrouw {{asc|DELUW}} middelerwijl op hare beurt tot den binnengekomene; "ik ben zoo van me streek; ik ben mezelve niet." En om het te bewijzen viel zy op een stoel neder. "Ik geloof dat het best zal wezen als ik eens in de lucht ga," ging zy voort. "Gêneer u niet, mevrouw," zei de uit zijn koets gevallen academievriend van haar echtgenoot. En zy ging naar buiten, met het snikkende kind nog altijd hangende aan haar japon. De jonge heer {{asc|DELUW}}, met de bleeke wangen en de blaauwe kringen, bleef alleen met den heer {{asc|BRUIS}}, en keek hem met impertinente blikken aan. "Ik zal die burenplagers wel krijgen," zei doctor {{asc|DELUW}} weer binnenkomende; daar hy het noodig achtte voor den vreemdeling de misdaad te noemen van zijn zoon, opdat deze hem niet voor een onrechtvaardig en hardvochtig vader houden zou. "Mag ik vragen?".... "Buikjen!" riep de goedhartige dikkert, met een gullen lach op zijn purperen wangen. Nu, het woord buikjen, als diminutief van buik, is een zeer bekend woord; althands voor een geneesheer. Echter kwam het dezen geneesheer, uit den mond van een vreemdeling, in dit oogenblik vrij ongepast voor. Daarom zett'e de heer Dr. {{asc|DELUW}} groote oogen op. "Buikjen!" herhaalde de heer Mr. {{asc|BRUIS}}. De heer Dr. {{asc|DELUW}} dacht dat hy een krankzinnige voor zich zag, en daar hy pas zeer boos was geweest, stond hy op het punt om het weder te worden, daar het toch in ééne moeite door kon gaan, en hy het waarlijk anders zeer zeldzaam en met veel moeite werd. "Wat belieft u, mijnheer?" "Wel, hebje dan niet met Buikjen gegeten?" De heer Dr. {{asc|DELUW}} herinnerde zich geen ander eten dan met zijn mond. Hy trok de schouders op. "Hy is zeker in dien tijd nog vrij wat gezetter geworden. Zwarte Daan!" zei de dikke man opstaande van den stoel, waarop hy gezeten was. "{{asc|BRUIS}}! " riep eensklaps Dr. {{asc|DANIEL DELUW}} uit. Dat 's waar ook, ik heette Zwarte Daan, en jy heette Buikjen; ik zou je niet gekend hebben, man! Wat benje veranderd; samen gegeten; welzeker, welzeker; in de Plaisierige Sauskom;" maar den toon van vroegere gemeenzaamheid eensklaps latende varen; "wat mag ik u aanbieden, heer {{asc|BRUIS}}?" De uitdrukking "heer {{asc|BRUIS}}" was ongetwijfeld een middending tusschen kortweg "{{asc|BRUIS}}" als vroeger, en mijnheer als nooit. "Waar is mijn vrouw, weet u dat ook?" vroeg de doctor. "Ze is een weinig van haar streek," zei {{asc|BRUIS}}, "en daarom is ze eens in de lucht gegaan."<noinclude></noinclude> qr8qvjo4g5gj29tyi8jhkson6d2ky7y Pagina:Hildebrand, Camera obscura (6e druk 1864).pdf/123 104 80138 209578 2025-07-03T09:24:33Z Havang(nl) 4330 /* Proefgelezen */ 209578 proofread-page text/x-wiki <noinclude><pagequality level="3" user="Havang(nl)" />{{c|115}}</noinclude><nowiki /> "W{{asc| ILLEM}}, ga mama opzoeken! " zei Dr. {{asc|DELUW}}. W{{asc|ILLEM}} stond vadsig op, rekte zich uit, ging aan de deur van de koepel staan, en schreeuwde zoo luid hy kon: "Mama!" Daarop ging {{asc|WILLEM}} weer zitten, en keek over zijn boek heen. "Ik wil er uit;" gilde de jongen in de turfkast en trapte tegen de deur. "Wat zal ik je zeggen," zei Dr. {{asc|DELUW}}, "die knapen tergen je geduld wat; — u hebt geen kinderen, meen ik." "Geen een;" zei de dikke man, die intusschen van dorst versmachtte; "tot mijn spijt," voegde hy er met een zucht by; ofschoon het tafereel dat hy voor oogen had gehad die spijt juist niet had vermeerderd. Mama kwam binnen. "Dit is mijnheer {{asc|BRUIS}}, liefste! " zei de doctor, van wien ik u zoo dikwijls gesproken heb." Maar mevrouws gelaat drukte uit, dat zy er zich niets van herinnerde. Mevrouw {{asc|DELUW}} nu was eene zeer preutsche dame. "Zal ik mijnheer een kop thee presenteeren, sprak zy, en naar een kastjen gaande, dat van droogte nooit sloot, haalde zy er een gebloemden kop en schotel uit te voorschijn. De heer {{asc|BRUIS}} had alles willen geven voor een glas bier of een glas wijn en water. Maar het was hem opgelegd zoo moê en verhit als by was, in een brandendheete koepel thee te drinken. ― Ook brengt het vrouwelijk stelsel van een zalig behelpen niet meê dat men in een tuin van alles krijgen kan; en ook is het eigenaardig dat er in een theetuin niets anders ''is'' dan thee. De heer {{asc|BRUIS}} zette alzoo zijn heete lippen aan een heeter kop thee. "Mag ik u om nog een weinig melk verzoeken?" Dr. {{asc|DELUW}} merkte wel dat zijn academievriend liever iets kouds had gehad, en maakte duizend ontschuldigingen over de slechte ontfangst in een koepel, waar hy alleen maar van tijd tot tijd heenging om de kinderen genoegen te doen. — "Jammer dat hier geen kelder is," voegde hy er by. "Der is een turfhok!" schreeuwde de stoute jongen uit al zijn macht, uit de plaatszelve die hy noemde. "Die ondeugd," zei de moeder met een klein lachjen. "Heeft mijnheer nog meer relatiën te — ?" vroeg mevrorw {{asc|DELUW}} aan den heer {{asc|BRUIS}}, de stad noemende, die ik nog niet genoemd heb. "Verschoon my, mevrouw," zei de heer {{asc|BRUIS}}, "ik ken er niemand dan mijnheer uw man; — schoon onze kennis al wat verjaard is;" voegde hy er zuchtend by. "Dat gaat zoo," zei mevrouw {{asc|DELUW}}; "nog een kopjen thee?" "Dank u, dank u!" Mevrouw {{asc|DELUW}} stond op, neeg, en verklaarde "dat mijnbeer haar wel een oogenblik zou excuseeren," waarop zy vertrok. Het vijfjarige kind huilde niet meer, maar hong toch nog steeds aan haar japon en toog mede.<noinclude></noinclude> 9lmq4p536e74pti19bw1bi8bgtnnzzb